2011D01269

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 januari 2011

Uw commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft onlangs van het Cito een brief ontvangen, met als bijlage het rapport «Balans van het geschiedenisonderwijs aan het einde van de basisschool». U vraagt mij om een reactie op die brief.

Het Cito voert in het kader van de Wet SLOA al sinds 1986 periodiek evaluaties uit van de verschillende vakgebieden in het basisonderwijs. Het stuurt de commissie ook altijd een exemplaar van zo’n rapport toe. Het Cito-onderzoek laat een aantal positieve uitkomsten zien. Leraren zien geschiedenis als een apart en daarmee belangrijk vak. De nieuwe tijdvakindeling vindt haar weg in onderwijsmethoden en onderwijspraktijk. Verder stelt het Cito vast dat de prestaties van leerlingen in de periode 2000–2010 stabiel zijn gebleven en dat de achterstandsleerlingen nu betere scores hebben behaald. Tot slot: tijdens het begrotingsdebat is afgesproken dat geschiedenis op de PABO zal worden getoetst. Natuurlijk betrek ik het rapport bij de beleidsontwikkeling, als dat op een bepaald moment aan de orde is.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Naar boven