Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 november 2010
In de procedurevergadering van 13 oktober jl. heeft de Commissie voor Infrastructuur en Milieu verzocht om een reactie op
de brief van rederij EVT van 25 augustus 2010 aan de minister van Verkeer en Waterstaat. In deze brief beklaagt rederij EVT
zich over de tegenwerking die zij zegt te ondervinden bij het opzetten van een veerdienst naar Terschelling en Vlieland. Bij
deze brief zijn enkele interne e-mails van mijn medewerkers gevoegd.
Ik wil vooropstellen dat ik het ernstig betreur dat er interne e-mails van mijn medewerkers in bezit zijn gekomen van rederij
EVT. Ik wil daarnaast aangeven dat voor zover valt na te gaan, deze brief van EVT pas op 4 november j.l. door het ministerie
van Infrastructuur en Milieu is ontvangen. In eerste instantie heb ik van de Commissie voor Infrastructuur en Milieu van bedoelde
brief moeten vernemen.
Er is bij EVT een beeld van tegenwerking vanuit I&M ontstaan. Ik betreur dat dit beeld is ontstaan, maar ik herken mij hier
niet in. Ik wil daarover het volgende zeggen.
De uitvoering van de veerdiensten naar de Waddeneilanden en het gebruik van de aanleginrichtingen en haventerreinen wordt
gekenmerkt door een complex speelveld van veel belanghebbenden.
Het belang van het Rijk in deze is gedurende het hele jaar een continue en betrouwbare veerdienst te garanderen voor de eilandbewoners
en hun bezoekers. Daartoe is enkele jaren geleden een openbare-dienstcontract gesloten met rederij Doeksen en de gemeente
Terschelling. Om deze openbare-dienst goed uit te kunnen voeren heeft de dienstregeling van rederij Doeksen voorrang bij het
gebruik van de rijksaanleginrichtingen. Zo wordt de verbinding gegarandeerd.
Buiten de tijden dat de openbare-dienst gebruikmaakt van de rijksaanleginrichtingen, staan deze open voor (mede)gebruik door
derden zoals rederij EVT. De ruimte voor medegebruik is door bovenstaande beperkt. Het openbare-dienstcontract dat ik met
de gemeente Terschelling en rederij Doeksen heb gesloten vormt het kader voor de afweging die ik maak over verzoeken van derden
om gebruik te maken van de rijksaanleginrichtingen.
Ik maak daarin de afweging tussen het algemene belang van de continuïteit van de verbinding en de individuele belangen van
derden, die ook gebruik willen maken van de aanleginrichtingen. Dat spanningsveld is voelbaar in de mails. Als contractpartner
van het openbare-dienstcontract respecteer ik het contract dat ik heb gesloten met rederij Doeksen en de gemeente Terschelling.
Aan de andere kant zoek ik wel naar mogelijkheden om ruimte voor medegebruik te bieden. Dat die discussie intern gevoerd wordt,
blijkt uit de e-mails.
De commissie heeft mij ook gevraagd in te gaan op het feit dat interne e-mails van mijn ambtenaren in het bezit zijn gekomen
van de Eigen Veerdienst Terschelling en of ik bereid ben een intern onderzoek in te stellen naar deze kwestie. Bij de eerste
aanwijzing dat hiervan sprake zou kunnen zijn, is er direct een intern onderzoek gestart binnen mijn organisatie. Dat onderzoek
loopt nog steeds. In het belang van het onderzoek kan ik daarover geen inhoudelijke mededelingen doen. Ik kan u verzekeren
dat deze kwestie uiterst serieus wordt behandeld binnen mijn departement.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus