Vragen van het lid Wörsdörfer (VVD) aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de Verwijsindex Risicojongeren (ingezonden 30 maart 2021).

Vraag 1

Klopt het dat het in het algemeen overleg Huiselijk geweld/Kindermishandeling van 17 februari 2021 voor het begin van het tweede kwartaal van dit jaar toegezegde onderzoek naar de toepassing van de Verwijsindex Risicojongeren (VIR) nog in volle gang is?1

Vraag 2

Ligt het in de planning dat in dit onderzoek ook het perspectief van ouder en kind wordt meegenomen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, bent u bereid dit alsnog mee te nemen?

Vraag 3

Wat is inmiddels de planning van dit onderzoek en wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?

Vraag 4

Welke toetsing vindt er plaats met betrekking tot het correct toepassen van het afwegingskader om opgenomen te worden in de VIR en is dit onderdeel van het onderzoek? Zo nee, waarom niet?

Vraag 5

Deelt u de mening dat het risico van stigmatisering en vooroordelen op de loer ligt nu de brede invalshoek lijkt geworden dat eenieder die een (simpele) hulpvraag heeft, opgenomen wordt in de VIR? Op welke wijze kan dit risico worden teruggedrongen?

Vraag 6

Bij wie berust de verantwoordelijkheid om te toetsen of gemeenten de VIR correct toepassen?

Vraag 7

Wordt in het onderzoek inzichtelijk gemaakt hoeveel gemeenten de VIR vanuit de oorspronkelijke basisbehoefte en invulling toepassen?

Vraag 8

Is het inzichtelijk hoeveel zogenoemde matches vanuit de VIR hebben geleid tot succesvolle ondersteuning van ouder en kind? Zo nee, deelt u de mening dat dergelijke kwalitatieve informatie relevant is voor het lerend vermogen van onder meer de jeugdinstellingen, Veilig Thuis en de Jeugdbescherming?

Vraag 9

Hoe is de informatievoorziening naar ouder en kind bij een opname in de VIR en hoe kunnen ouder en kind laagdrempelig inzicht krijgen of zij opgenomen zijn in de VIR?

Vraag 10

Hoe gaat u ervoor zorgen dat bij het maken van de keuze tussen enerzijds het verbeteren en anderzijds het afschalen en vervangen van de VIR, gekomen wordt tot een instrument dat beperkt blijft tot het specifieke doel (adequate hulpverlening) en dat voorkomen wordt dat de VIR generiek gebruikt en gevuld wordt, hetgeen betrokken ouder en kind lang kan achtervolgen met alle (on)bewuste gevolgen van dien?


X Noot
1

Kamerstuk 28 345, nr. 250

Naar boven