Vragen van het lid Lodders (VVD) aan de Staatssecretaris van Financiën over Kamerstuk
34 323, nr. 22 en het bericht «Verandering fiscale regels dochterbedrijf gaat jaren kosten» (ingezonden
1 maart 2018).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Verandering fiscale regels dochterbedrijf gaat jaren
duren»?1
Vraag 2
Hoeveel bedrijven worden direct of indirect getroffen door de uitspraak van het Hof
over de fiscale eenheid? Herkent u het eerder genoemde getal van 100.000?2
Vraag 3
Wat is de gemiddelde omvang van de hogere lasten door de spoedwetgeving? Hoeveel gaat
een gemiddelde mkb’er en een gemiddeld grootbedrijf meer betalen totdat u een nieuw,
toekomstbestendig stelsel klaar heeft?
Vraag 4
Wat is de omvang van de totale meeropbrengsten dankzij de spoedwetgeving?
Vraag 5
Als de omvang van de lasten en de meeropbrengsten nog niet bekend zijn, bent u dan
bereid dit met spoed te laten uitzoeken?
Vraag 6
Hoe wordt ervoor gezorgd dat de hogere opbrengsten waar mogelijk terecht komen bij
degenen die dit opgebracht hebben, zeker daar een hogere beleidsmatige opbrengst niet
het doel is van uw spoedwetgeving? Hoe wordt met andere woorden voorkomen dat het
bedrijfsleven «de rekening betaalt» en banen daarmee in het gedrang komen?
Vraag 7
Welke maatregelen neemt het kabinet om de lasten voor ondernemers te verlagen, naast
de reeds in het Regeerakkoord afgesproken maatregelen?
Vraag 8
Welke handreiking doet u naar het bedrijfsleven, dat slechts beperkt de tijd heeft
gehad om zich voor te bereiden op deze aanpassing?
Vraag 9
Welke stappen zet u om het vestigingsklimaat aantrekkelijk te houden en bent u bereid
hier een aparte, uitgebreide, brief over te sturen?
Vraag 10
Wanneer komt de volgende versie van de Monitor Vestigingsklimaat naar de Kamer?
Vraag 11
Waarom komt de spoedwetgeving pas in het tweede kwartaal naar de Kamer? Waarom is
het ministerie niet eerder begonnen met het opstellen van de wetgeving, zeker daar
een negatief uitvallende uitspraak al breder verwacht werd? Waarom is niet vast begonnen
met het uitwerken van de door de Staatssecretaris genoemde spoedwetgevingsopties?
Vraag 12
Deelt u de mening dat een snellere parlementaire behandeling van de spoedwetgeving
duidelijkheid kan scheppen wat precies van het bedrijfsleven verwacht wordt in plaats
van slechts de enkele Kamerbrief?3
Vraag 13
Kan u toezeggen dat u de, door de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) genoemde,
«wetgeving per persbericht» tot het absolute minimum zal beperken?
Vraag 14
Welke stappen zet u nu om na de spoedwetgeving zo snel mogelijk over te stappen op
een nieuw en duurzaam fiscaal concernregime? Deelt u de mening dat het in het belang
van het vestigingsklimaat is om dit zo snel mogelijk te doen?
Vraag 15
Waarom moet het opstellen van het nieuwe regime jaren duren?
Vraag 16
Is al eerder in overleg getreden met het bedrijfsleven of andere relevante partijen
om te komen tot een nieuw regime? Zo nee, waarom niet en betreurt u dit? Zo ja, wat
is er uit deze gesprekken gekomen?
Vraag 17
Waarom is de termijn van «enkele jaren», zoals u heeft gemeld aan het Financieele
Dagblad, niet genoemd in uw Kamerbrief, waar u het houdt op «binnen afzienbare termijn»?
Deelt u de mening dat dit ook voor de Kamer relevante informatie was?
Vraag 18
Vindt u «enkele jaren» een juiste uiting van uw melding aan de Kamer dat «binnen afzienbare
termijn» een nieuw concernregime in werking zal moeten treden?
Vraag 19
Deelt u de mening dat, zeker nu er nog geen nieuw regime is, noch de spoedwetgeving
naar de Kamer is gestuurd, het niet verstandig is om mogelijke denkrichtingen nu al
af te wijzen, zoals u lijkt te doen in het voorgenoemde krantenartikel?
Vraag 20
Deelt u de mening dat een toekomstig regime net zo zeer voordelen zou moeten bieden
aan het mkb als aan het grotere bedrijfsleven?
Vraag 21
Kunnen deze vragen uiterlijk voor het aangevraagde plenaire debat over deze kwestie
beantwoord worden?