Vragen van het lid Ouwehand (PvdD) aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over onnodige dierproeven voor toxicologisch onderzoek (ingezonden 10 januari 2011).

Vraag 1

Kunt u bevestigen dat in proefdieronderzoeken naar de effecten van chemische stoffen op twee generaties nakomelingen, de testresultaten in de tweede generatie eigenlijk nooit afweken van de resultaten in de eerste generatie?1

Vraag 2

Onderschrijft u de conclusie van professor dr. Aldert Piersma dat deze studies naar de tweede generatie daarmee kunnen worden afgeschaft, omdat zij wel veel proefdieren het leven kosten maar geen extra kennis opleveren over de effecten van chemische stoffen op vruchtbaarheid en reproductie?

Vraag 3

Kunt u aangeven hoeveel meer-generatiestudies er jaarlijks in Nederland worden uitgevoerd op proefdieren? Welke soorten stoffen worden er op deze dieren getest en om hoeveel dieren gaat het per generatie? Welk aandeel van deze proeven wordt uitgevoerd in het kader van REACH?

Vraag 4

Kunt u bevestigen dat de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) inmiddels aan de Europese Unie (EU) heeft voorgesteld om deze generatietesten te vervangen door een nieuwe methode waarbij geen of veel minder proefdieren worden gebruikt en die bovendien betere kennis oplevert? Wat behelst deze methode precies?

Vraag 5

Kunt u bevestigen dat Nederland samen met Frankrijk voorstander is van de voorgestelde beleidswijziging door de EU? Zo ja, kunt u uiteenzetten wat uw inzet precies is om de besluitvorming te versnellen? Zo nee, hoe zit het dan?

Vraag 6

Wanneer is de inventarisatie naar knelpunten bij de acceptatie en implementatie van alternatieven voor dierproeven gereed die uw voorganger in 2009 heeft toegezegd?


XNoot
1

Skipr.nl, «Misschien miljoenen proefdieren minder nodig», 23 december 2010.

Naar boven