XCVII Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften

C VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT1 VAN G.S. TE G.2 BETREFFENDE KWIJTSCHELDING VAN EEN BELASTINGSCHULD

Vastgesteld 6 maart 2012

Klacht

De indiener, een bedrijf, klaagt erover dat de belastingdienst, ook na beroep, geen kwijtschelding heeft verleend van een belastingschuld.

Naar aanleiding van deze klacht heeft de staatssecretaris van Financiën inlichtingen verstrekt aan de commissie.

Feiten

De belastingschuld bestaat voor het grootste deel uit een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over de jaren 2006 tot en met 2008. Deze aanslag is opgelegd inclusief een vergrijpboete. De belastingdienst heeft het verzoek om kwijtschelding, in eerste instantie op 20 september 2010 en in beroep op 15 april 2011, om deze reden afgewezen, maar ook omdat er geen schuldeisersakkoord was, waarin de preferente positie van de belastingdienst als crediteur tot uiting had kunnen komen. Bovendien is de belastingdienst zeer terughoudend met het verlenen van kwijtschelding van belastingschulden die verband houden met het uitoefenen van een bedrijf, omdat dat concurrentieverstorend zou kunnen uitwerken.

Overwegingen

Indiener voert aan dat de belastingdienst ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de omstandigheden die tot de genoemde naheffingsaanslag hebben geleid. Als die omstandigheden echter zodanig waren dat indiener geen verwijt treft, had hij dat in de bezwaar- en beroepsfase tegen de naheffingsaanslag kunnen aanvoeren.

Indiener voert voorts aan dat de belastingdienst er ten onrechte geen rekening mee heeft gehouden dat de bedrijfsperspectieven thans gunstiger zijn. Echter, niet alleen komt indiener nieuw opgekomen belastingverplichtingen niet na, maar het feit alleen dat het perspectief is verbeterd kan geen reden zijn om kwijtschelding te verlenen van een belastingschuld die verwijtbaar ontstaan is.

Oordeel van de commissie3

De belastingdienst heeft de Invorderingswet en de bijbehorende Uitvoeringsregeling correct toegepast. Er is geen sprake van uitzonderlijke omstandigheden die afwijking van vast beleid rechtvaardigen.

Voorstel aan de Kamer

Er is geen reden om de Kamer een voorstel te doen.

De voorzitter van de commissie, Van Strien

De griffier van de commissie, Van Dijk


X Noot
1

Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.

X Noot
2

Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.

X Noot
3

De commissie bestaat uit de leden: R.R. Ganzevoort (GL), W.H. Huijbregts-Schiedon (VVD), A.C. Quik-Schuijt (SP), J.M. Schouwenaar (VVD), G.A. van Strien (PVV) (voorzitter), J.G. Vlietstra (PvdA) en G. de Vries-Leggedoor (CDA).

Naar boven