LXXXVII Raming der voor de Eerste Kamer in 2011 benodigde uitgaven, evenals aanwijzing en raming van de ontvangsten

C MEMORIE VAN ANTWOORD VAN DE HUISHOUDELIJKE COMMISSIE

Vastgesteld 1 juni 2010

De Huishoudelijke Commissie van de Eerste Kamer dankt devaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Hoge College van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin voor de in het kader van het voorbereidend onderzoek gemaakte opmerkingen en gestelde vragen. In het navolgende wordt op de onderscheiden in het voorlopig verslag genoemde onderwerpen ingegaan.

Ondersteuning fracties

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Hoge College van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin heeft de vraag gesteld of de Huishoudelijke Commissie een nadere toelichting kan geven op de onder punt 5 (Fractieondersteuning) beschreven voornemens waar het gaat om de fractieondersteuning.

In antwoord hierop kan worden opgemerkt dat uit de Eindrapportage Werkbelasting en arbeidsvoorwaarden (BMC, mei 2009) is gebleken dat fracties de middelen voor fractieondersteuning onvoldoende achten. Sommige fracties geven aan meer ondersteuning te wensen bij de afhandeling van post en e-mail. De wijze waarop ondersteunende krachten worden ingehuurd, verschilt per fractie. Uit het onderzoek is gebleken dat er behoefte is aan verruiming van het budget.

De HC is tegemoet willen komen aan de wens tot verruiming van de middelen. De extra middelen zullen naar rato van de fractieomvang aan de fracties worden toebedeeld. Uitgangspunt blijft dat de middelen voor fractieondersteuning ter vrije beschikking van de fracties staan. De fracties krijgen vroeg in het jaar een voorschot. De afrekening vindt plaats aan de hand van overgelegde facturen. Verruiming van de post voor fractieondersteuning betekent dat de fracties navenant over een ruimer budget voor 2011 beschikken.

Huisvestingskosten

De commissie heeft de vraag gesteld waarom de huisvestingskosten geen deel uitmaken van de Raming van de Eerste Kamer. Voorts is gevraagd of zeker is gesteld dat voor het op korte termijn realiseren van de door de Huishoudelijke Commissie gewenste huisvestingsvoorzieningen, zoals omschreven op p. 4 van de Raming onder punt 7, voldoende financiële middelen beschikbaar zijn.

Dienaangaande wordt het volgende opgemerkt. De kosten voor huisvesting van de Eerste Kamer (het gebouw) maken traditioneel geen deel uit van de Raming van de Eerste Kamer, en bijgevolg ook niet van de begrotingsstaat van de Staten-Generaal (begrotingshoofdstuk IIa) die onder verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij de Tweede Kamer wordt ingediend. De reden hiervan is dat het gebouw de Eerste Kamer «om niet» door het Rijk ter beschikking wordt gesteld. De huisvestingskosten vallen onder begrotingshoofdstuk XVIII (Wonen, Wijken en Integratie). Daar staat (Begroting 2010, p. 99) vermeld: «De Minister voor WWI is verantwoordelijk voor de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het ministerie van Algemene Zaken.» De post voor onderhoud en investeringen is niet verbijzonderd naar de onderscheiden Hoge College van Staat. De Rijksgebouwendienst draagt zorg voor het normale onderhoud. Realisering van de wensen van de Eerste Kamer in het kader van normaal onderhoud en een bescheiden uitbreiding van beschikbare ruimte (de dienstwoning die gereed gemaakt is voor gebruik door de Eerste Kamer) heeft in de afgelopen jaren geen problemen opgeleverd.

In de zomer van 2009 werd de Huishoudelijke Commissie er plotseling mee geconfronteerd dat in de post investeringen drastisch zou worden gesneden, waardoor met de voor de Mauritstoren en het gebouw van de Raad van State voorziene grote renovatie in 2009–2010 geen aanvang kon worden genomen. De Huishoudelijke Commissie heeft hierin aanleiding gezien de toenmalige minister voor Wonen, Wijken en Integratie onder wiens verantwoordelijkheid de Rijksgebouwendienst valt, voor overleg uit te nodigen. De minister heeft vervolgens overleg gevoerd met andere bewoners van het Binnenhof. Op initiatief van de huidige minister voor WWI vindt thans onder leiding van oud-minister Van der Laan overleg plaats over (onder meer) realisering van de – in de Raming beschreven – huisvestingswensen van de Eerste Kamer voor het einde van de lopende zittingsperiode van de Kamer. Evident is dat de begrotingspost «Huisvesten Hoge Colleges van Staat» op de begroting voor WWI ruimte moet bieden om de verplaatsing van thans op de eerste verdieping van het gebouw van de Raad van State gehuisvest personeel van de Raad van State naar elders mogelijk te maken en om noodzakelijke renovatiewerkzaamheden te kunnen uitvoeren. De Huishoudelijke Commissie zal bij de verdere voorbereiding van de begroting voor WWI zeer alert op dit punt blijven. De vraag rijst of het voor de toekomst niet de voorkeur verdient dat voor de Hoge Colleges van Staat, evenals dat voor de ministeries het geval is, de huisvestingskosten gewoon deel uitmaken van hun begroting. De Huishoudelijke Commissie zal hierover nader overleg voeren met de andere Hoge Colleges van Staat en de minister voor WWI.

De commissie stelde ook de vraag of op het punt van de openbaarheid van vergaderingen van commissies het reglement van orde van de Eerste Kamer een actualisatie behoeft. De Huishoudelijke Commissie beantwoordt deze vraag bevestigend.

Herhaaldelijk hebben in het College van Senioren de fractievoorzitters het uitgangspunt onderschreven dat de vergaderingen van de Kamercommissies openbaar moeten zijn. Het Reglement van Orde gaat er tot dusver niet expliciet van uit dat de vergaderingen van de commissies openbaar zijn.

Het Reglement van Orde kent (sinds 5 juli 2004) slechts de volgende bepaling:

«Naast hetgeen in een officieel schriftelijk of mondeling uitgebracht verslag wordt geopenbaard, wordt hetgeen in de vergadering van de commissies is besloten in beknopte vorm openbaar gemaakt.»

Dat commissievergaderingen tot dusver niet openbaar kunnen zijn, heeft te maken met praktische problemen: de beperkte ruimte in de vergaderzalen; het gebrek aan zitplaatsen voor pers en publiek, beveiligingsvragen e.d.

In het door het College van Senioren goedgekeurde Werkplan 2010 is er in voorzien dat (in het huidige gebouw van de Raad van State) een commissiezaal gerealiseerd zal worden waar op dinsdagen voor het publiek toegankelijke commissievergaderingen kunnen worden belegd. De plaatsing van camera’s in een van de thans beschikbare commissiezalen (planning eind 2010) voor een facultatieve doorgifte van beeld en geluid via Internet biedt een oplossing voor het probleem van de ontoegankelijkheid van de huidige commissiezalen.

De Huishoudelijke Commissie zal een wijziging van het Reglement van Orde voorbereiden waarin tot uitdrukking komt dat openbaarheid van commissievergaderingen uitgangspunt is, en waarin de gang van zaken wordt geregeld, indien op praktische gronden grenzen moeten worden gesteld aan de toegankelijkheid van de vergaderingen.

Vergoeding Voorzitter en leden Eerste Kamer

De commissie vraagt zich af waarom de vergoedingen voor Voorzitter en leden Eerste Kamer voor interparlementaire werkzaamheden (LXXXVII, A, p. 8) niet in de Raming zijn opgenomen, gezien de toezegging van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de desbetreffende wetgeving spoedig aanhangig te zullen maken. De commissie verneemt ook graag van de Huishoudelijke Commissie of zij informatie heeft wanneer het toegezegde wetsvoorstel verwacht kan worden.

De voormalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de Kamer bij brief van 4 december 20091, toegezegd het punt van de vergoeding voor deelname door leden van de Kamer aan een internationale parlementaire assemblee mee te nemen in een separaat wetsvoorstel (veegwet). Daarin zou tevens de wens van de Tweede Kamer met betrekking tot het nabestaandenpensioen worden meegenomen. Zij verwachtt beide Kamers in het voorjaar van 2010 hierover nader te informeren.

Tijdens het debat over de wetsvoorstellen Harmonisatie uitkeringsrechten Tweede Kamerleden en openbaarmaking nevenfuncties en inkomsten uit nevenfuncties voor leden van de Staten-Generaal en Europarlementariërs (30.693), Harmonisatie uitkeringsrechten politieke ambtsdragers (30.424) in de Eerste Kamer op 2 maart 2010 heeft de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bevestigd dat zij de toezegging van de vorige minister gestand doet. Zij heeft aangegeven dat een aantal zaken (reparatie van nabestaandenpensioenen voor gewezen APPA-deelnemers; het schrappen van de korting op de nabestaandenpensioenen bij leeftijdsverschil; reparatie pensioenaanspraken; kosten van de uitkeringen van waarnemend burgemeesters) in één wetsvoorstel wordt geregeld. Het wetsvoorstel is vergaand in voorbereiding. «In de normale situatie kan het dit jaar in ieder geval ingediend worden», aldus de Staatssecretaris2. Van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is inmiddels vernomen dat het de bedoeling is dat het wetsvoorstel «Wetsvoorstel tot wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers en enkele andere wetten in verband met aanpassingen in het nabestaandenpensioen, vergoedingen leden Eerste Kamer en enkele technische wijzigingen» voor de aanvang van het zomerreces in de Ministerraad aan de orde komt.

De Huishoudelijke Commissie heeft het niet juist geacht de kosten van uitvoering van het wetsvoorstel, vooruitlopend op de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel, reeds in de raming op te nemen. Wel is desgevraagd aan het ministerie van BZK informatie verschaft over het aantal dagen dat leden van de Eerste Kamer in 2009 aan werkzaamheden voor interparlementaire assemblees hebben besteed. Daarbij zijn ook meegenomen de dagen die besteed zijn aan andere interparlementaire verplichtingen die voor Senaten uit Europese/internationale verdragen of geformaliseerde samenwerkingsafspraken voortvloeien. Het ministerie is verzocht in de uitwerking van het wetsvoorstel ook een vergoeding voor laatstbedoelde werkzaamheden mee te nemen.

Vertegenwoordiging in Brussel

Naar aanleiding van de opmerking op p. 3 van de Raming dat de vraag of het wenselijk is dat de Eerste Kamer een eigen vertegenwoordiging in Brussel krijgt, in 2010 nader aan de orde zal komen, vraagt de vaste commissie een toelichting op wat de Huishoudelijke Commissie precies bedoelt met een «eigen vertegenwoordiging» in Brussel, en op het tijdpad dat haar voor ogen staat bij besluitvorming hieromtrent.

In antwoord hierop merkt de Huishoudelijke Commissie op dat de Eerste Kamer tot dusver nimmer een eigen medewerker gestationeerd heeft gehad in Brussel. De Tweede Kamer kent wel een vertegenwoordiger in Brussel. Deze houdt, evenals de andere permanente vertegenwoordigers van nationale parlementen, kantoor in het gebouw van het Europees parlement. Met de Tweede Kamer bestaat de afspraak dat de staf van de Eerste Kamer zich direct tot deze medewerker kan wenden met vragen over de voortgang van dossiers en met aandachtspunten voor afstemmingsoverleg van parlementaire vertegenwoordigers. Ook verleent deze medewerker ondersteuning bij de voorbereiding van werkbezoeken van delegaties van de Eerste Kamer (zoals leden van de commissie ESO en stafmedewerkers van de Eerste Kamer) aan Brussel. Naast de permanente vertegenwoordiger is vanuit de Tweede Kamer tegenwoordig doorgaans ook een medewerker uit de vaste Haagse staf tijdelijk in Brussel gedetacheerd. Aldus wordt de kennis over en ervaring met Europese processen uitgebreid. Vanuit de staf van de Eerste Kamer brengen medewerkers die zich in het bijzonder met Europese dossiers bezighouden, eenmaal per jaar een werkbezoek aan Brussel om contacten aan te knopen en te onderhouden met medewerkers van de Europese instellingen en de permanente vertegenwoordiging van het Koninkrijk in Brussel.

Het Verdrag van Lissabon heeft meegebracht dat de Eerste en Tweede Kamer gelijkwaardige taken vervullen bij de voorbereiding van Europese wets- en beleidsvoorstellen. Na de inwerkingtreding van het Verdrag is in diverse vergaderingen op Europees niveau het belang onderstreept van een intensivering van de interparlementaire contacten tussen de nationale parlementen. Instrumenteel daarbij zijn primair het digitale samenwerkingsverband (en de uitgebreide website) IPEX, maar daarnaast ook het netwerk van ambtelijke parlementaire vertegenwoordigers in Brussel. In de conclusies van de EU Speakers conference die op 14–15 mei in Stockholm plaatsvond is onder meer vermeld: «The Speakers acknowledge the important work of the Brussels representatives and their valuable contribution to the informal exchange of information including subsidiarity.» Van de EU-lid-staten met een bicameraal parlementair stelsel hebben de Senaten van Duitsland, Spanje, Oostenrijk, Slovenië en Nederland thans nog geen eigen permanent vertegenwoordiger in Brussel. Het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Italië, Tsjechië, Roemenië, Polen en België hebben dat wel.

De HC heeft de commissie ESO gevraagd naar haar ervaringen met de samenwerking die met de Tweede Kamer bestaat inzake dienstverlening door de permanent vertegenwoordiger van de Tweede Kamer in Brussel. Gevraagd is of zij deze samenwerking wil intensiveren dan wel wil aansturen op een eigen permanent vertegenwoordiger van de Eerste Kamer in Brussel. Mede op basis van de opvattingen van de commissie ESO wil de HC zich nader beraden over de vraag of de tijd rijp is een «eigen – ambtelijk – vertegenwoordiger» van de Eerste Kamer in Brussel te stationeren. Een tussenstap zou kunnen zijn dat een van de stafmedewerkers van de Eerste Kamer op tijdelijke basis in Brussel wordt gedetacheerd, opdat, in samenwerking met de vertegenwoordiging van de Tweede Kamer, nadere ervaring kan worden opgedaan in het circuit van vertegenwoordigers van nationale parlementen in Brussel.

De commissie vroeg voorts of de indruk juist is dat uitgaven die met een eigen vertegenwoordiging gepaard gaan, nog niet in de Raming voor 2011 zijn verwerkt. Inderdaad zijn alle kosten die gepaard gaan met het onderbrengen van een vaste vertegenwoordiger in Brussel nog niet begroot.

Diverse posten

De commissie heeft de vraag gesteld of de ramingen bij de posten betreffende de Diensten van derden/uitbestede werkzaamheden, de Representatiekosten en het Parlementaire drukwerk reëel zijn ten opzichte van de realisatie 2009. Dienaangaande wordt door de Huishoudelijk Commissie het volgende opgemerkt.

De kosten van diensten van derden, waaronder de uitbesteding van beveiliging middels een dienstverleningsovereenkomst met de Tweede Kamer, zijn lager begroot dan in 2009. In het boekjaar 2009 zijn de kosten die gemaakt zijn in 2008 verdisconteerd. Dit geldt eveneens voor de post uitbesteding advisering/opdrachtverlening. Voor wat betreft de representatiekosten valt op te merken, dat enerzijds, mede in verband met de interparlementaire samenwerking in EU-verband, de bezoeken aan het buitenland zullen toenemen en er anderzijds sprake zal zijn van een toename van het ontvangen van buitenlandse delegaties. Voor het parlementaire drukwerk geldt dat de realisatie van 2009 hoger is dan de raming 2010. De reden hiervan is dat de Eerste Kamer in 2009 een voorschot heeft betaald en er ook nog kosten over het jaar 2008 in 2009 zijn betaald. Dit alles heeft te maken met het zogenaamde kasstelsel.

De Huishoudelijke Commissie,

Van der Linden,

Voorzitter

Dupuis

De Vries

Hamilton,

Griffier


XNoot
1

Eerste Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 30 693, B.

XNoot
2

Handelingen I 2009–2010, nr. 20 – blz. 850

Naar boven