LXXXIV
Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften

A
VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT1  VAN B. N. TE A.2 BETREFFENDE AANGIFTEN INKOMSTENBELASTING/PREMIE VOLKSVERZEKERINGEN EN OMZETBELASTING

Vastgesteld 29 september 2009

Klacht

Verzoeker klaagt erover dat de Belastingdienst een onderhandse lening om in zijn levensonderhoud te voorzien niet aannemelijk acht zodat hem een naheffing omzetbelasting en een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekering zijn opgelegd. Subsidiair verzoekt hij kwijtschelding van belasting.

Feiten

Verzoeker is een ambulante markthandelaar. Hij voldoet niet aan de voorwaarden die aan een onderneming als bron van inkomen worden gesteld. Zijn inkomsten worden aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. De Belastingdienst heeft een boekenonderzoek gedaan naar de fiscale aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en omzetbelasting over de jaren 2004 tot en met 2007. De Belastingdienst heeft correcties aangebracht in de inkomsten over het jaar 2006 omdat hij de door verzoeker gestelde lening die een landgenoot hem zou hebben verstrekt, niet aannemelijk acht. De aanslag over het jaar 2006 is in 2009 opgelegd. Tegen de naheffingsaanslag omzetbelasting en inkomstenbelasting/premie volksverzekering 2006 heeft verzoeker geen bezwaar ingediend. Omdat de belastingaanslagen niet op tijd betaald zijn, heeft de ontvanger van de Belastingdienst een aanmaning gestuurd en daarna een dwangbevel uitgevaardigd. De aanmaningskosten en de kosten van betekening van het dwangbevel zijn verzoeker in rekening gebracht. Hiertegen heeft verzoeker bezwaar ingediend.

Overwegingen

Verzoeker voert aan dat er over het jaar 2006 geen verzwegen inkomsten waren maar dat hij een onderhandse lening op islamitische basis heeft verkregen om in zijn levensonderhoud te voorzien. Omdat de Belastingdienst deze lening niet aannemelijk acht, zijn aan hem te hoge belastingaanslagen opgelegd.

De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat hij geen mogelijkheden heeft anders met de aannemelijkheid van het bestaan van de onderhandse lening om te gaan dan de Belastingdienst. Verzoeker heeft ook geen bezwaar tegen de belastingaanslagen ingediend.

Verzoeker heeft geen controleerbare administratie volgens de bestaande wet- en regelgeving gevoerd; de kasadministratie is geen betrouwbare basis voor de winstberekening. Aan verzoeker is daarom op grond van artikel 20 Algemene wet inzake rijksbelastingen een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd.

Oordeel van de commissie1

De commissie is van oordeel dat de Belastingdienst niet onbehoorlijk of onzorgvuldig heeft gehandeld door de kasadministratie onvoldoende basis te achten voor de winstberekening en een naheffingsaanslag omzetbelasting op te leggen gezien de wettelijke informatieverplichting van de belastingplichtige ingevolge de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Voorts is de commissie van oordeel dat er wel aanleiding is om verzoeker de kosten van aanmaning en betekening van het dwangbevel kwijt te schelden.

Voorstel aan de Kamer

De commissie stelt de Kamer voor de staatssecretaris van Financiën uit te nodigen de Ontvanger van de Belastingdienst te verzoeken de kosten van aanmaning en betekening van het uitgevaardigde dwangbevel kwijt te schelden.

De voorzitter van de commissie,

Quik-Schuijt

De griffier van de commissie,

De Gier


XNoot
1

Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.

XNoot
2

Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.

XNoot
1

De commissie bestaat uit de leden: Huijbregts-Schiedon (VVD), Janse de Jonge (CDA), Quik-Schuijt (SP) (voorzitter), Rehwinkel (PvdA), Rosenthal (VVD), Sylvester (PvdA) en Vedder-Wubben (CDA).

Naar boven