Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 april 2020
Naar aanleiding van uw verzoek van 24 maart jl. aan de Minister-President om gemotiveerd
aan te geven welke voorstellen van wet bij de Eerste Kamer aanhangig zijn waarvan
vertraging in de parlementaire behandeling aanzienlijke schadelijke gevolgen zou kunnen
hebben, zenden wij u hierbij het overzicht2 van die aanhangige wetsvoorstellen waarvan het kabinet oordeelt dat zij spoedeisend
zijn en het daarom wenselijk acht dat deze door uw Kamer voor de zomer van 2020 (plenair)
worden behandeld.
In het overzicht is onderscheid gemaakt tussen voorstellen waarvan het wenselijk is
dat deze binnen twee maanden plenair worden behandeld door uw Kamer dan wel voor de
zomer door uw Kamer worden behandeld. Daarnaast treft u een apart overzicht aan met
implementatievoorstellen3 (Implementatielijst). Het is van belang dat uw Kamer bij het besluit omtrent agendering
ook rekening kan houden met dit overzicht vanwege tijdige implementatie. U treft in
beide overzichten een korte uitleg aan voor de spoedeisendheid.
Vanzelfsprekend gaat uw Kamer zelf over de agendering en eventuele prioritering van
de werkzaamheden. Dit geldt ook voor de Tweede Kamer. Op het overzicht ontbreken daarom
die voorstellen die nog niet bij uw Kamer aanhangig zijn, maar die in de ogen van
het kabinet met voorrang ter hand moeten worden genomen omdat vertraging in de parlementaire
behandeling, gelet op de ernstige financiële en/of organisatorische consequenties
daarvan, onwenselijk zou zijn. Ik verwijs u onder meer naar onze brief van 27 maart
jl. waarbij ik u een afschrift van de brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer
met als bijlagen een overzicht van spoedeisende wetsvoorstellen TK en implementatievoorstellen
TK zond. Afhankelijk van de wijze en tempo van behandelen kunnen deze voorstellen
ook uw Kamer de komende tijd bereiken.
We willen daarnaast uw bijzondere aandacht vragen voor wetsvoorstellen die nodig zijn
om de aanhoudende gevolgen van de aanpak van het coronavirus het hoofd te bieden.
Het betreft het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel tijdelijke maatregelen Covid-19
van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het al ingediende voorstel Tijdelijke
wet verlenging tijdelijke huurovereenkomsten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties. Ook op andere beleidsterreinen kan wetgeving nodig zijn die
met enige voortvarendheid moet worden behandeld.
Vanzelfsprekend zijn de ministers in alle bovengenoemde gevallen bereid om in overleg
met de commissievoorzitters te treden, teneinde een snelle en tegelijkertijd zorgvuldige
behandeling te verzekeren.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus
De Minister voor Rechtsbescherming,
S. Dekker