Klacht
Verzoeker, een uitgeverij, beklaagt zich over de afwijzing van een verzoek om een
betalingsregeling voor het aflossen van achterstallige loon- en omzetbelasting door
de directeur van de Belastingdienst.
Naar aanleiding van deze klacht heeft de Staatssecretaris van Financiën inlichtingen
verstrekt aan de commissie.
Feiten
Het bedrijf heeft al een paar jaar moeite met het tijdig afdragen van verschuldigde
loonheffing en omzetbelasting. In oktober 2015 bedroeg de openstaande belastingschuld
circa € 85.000; de oudste nog openstaande naheffingsaanslag omzetbelasting dateert
van november 2013. Het bedrijf was al enkele keren in een betalingsregeling betrokken,
maar omdat het zich niet aan de voorwaarden hield zijn deze steeds ingetrokken. Een
hernieuwd verzoek om een betalingsregeling werd in april 2015 gemotiveerd afgewezen.
Ook een beroepschrift tegen deze beslissing mocht niet baten. Na verzoeker gehoord
te hebben heeft de directeur van de Belastingdienst overwogen dat de door het bedrijf
geboden zekerheid niet acceptabel is; ook zou met hernieuwd uitstel de maximale betalingstermijn
van 12 maanden worden overschreden; verder stelde hij vast dat ook de lopende verplichtingen
door het bedrijf structureel niet worden nagekomen.
Overwegingen
Verzoeker bestrijdt dat de betalingsproblemen structureel zouden zijn; volgens hem
is gebleken dat de Belastingdienst niet naar de feiten en omstandigheden heeft gekeken;
hij meent dat de gebruikte argumenten voor het afwijzen van een hernieuwde betalingsregeling
pertinent onjuist zijn.
De Staatssecretaris antwoordt dat er alle aanleiding is te veronderstellen dat de
betalingsproblemen van het bedrijf van meer dan tijdelijke aard zijn, zeker nu de
betalingsachterstand verder is opgelopen. Het verzoek om uitstel is getoetst aan de
algemene uitgangspunten van het uitstelbeleid en het uitstelbeleid voor ondernemers
in het bijzonder en is op grond hiervan negatief beoordeeld. De Staatssecretaris ziet
geen aanleiding om de Belastingsdienst te verzoeken op die beslissing terug te komen.
Oordeel van de commissie3
De commissie is van oordeel dat de afweging van de Staatssecretaris kan worden gevolgd.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie, Van Strien
De griffier van de commissie, Roovers