CXLVI Parlementaire onderzoekscommissie effectiviteit antidiscriminatiewetgeving

AG BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 juli 2025

Op 16 mei 2023 vond een mondeling overleg plaats in de Eerste Kamer over de bouwstenen voor een kabinetsreactie1 op het rapport «Gelijk recht doen»2 van de parlementaire onderzoekscommissie (hierna POC) effectiviteit antidiscriminatiewetgeving.3 Tijdens dit debat werd voormalig Minister Bruins Slot door het lid Vos (VVD) bevraagd over haar coördinerende rol als Minister van BZK bij de kabinetsbrede aanpak van discriminatie en hoe zij die zelf opvat.4 Hij merkte op dat de Minister tijdens het debat vooral inging op onderwerpen die toezien op haar eigen beleidsterreinen. Het lid Vos (VVD) noemde als voorbeeld de Corporate Governance Code (CGC), waar de Minister van EZ beleidsmatig verantwoordelijk voor is. De CGC is in 2022 herzien en het lid Vos (VVD) heeft destijds in zijn bijdrage over de hervorming van de CGC de Monitoring Commissie Corporate Governance Code (hierna Commissie) opgeroepen om discriminatie als thema meer aan bod te laten komen. Dit is tot zijn spijt niet gebeurd. In zijn optiek valt het onderbrengen van het woord <<discriminatie>> in de CGC ook onder de coördinerende functie op de kabinetsbrede aanpak van discriminatie van de Minister van BZK. Het lid Vos (VVD) wilde daarom de Minister meegeven om hiernaar te kijken.5

In reactie hierop heeft de Minister geantwoord dat ondanks dat <<discriminatie>> als zodanig niet voorkomt in de CGC, er wel bewust aandacht besteed wordt aan diversiteit en inclusie.6 Diversiteit en inclusie fungeren als het ware als de tegenhanger van discriminatie. De Minister heeft vervolgens toegezegd om het Ministerie van EZ te vragen op dit punt hier nog wat verder de gedachten over te laten gaan en de Kamer daarover te berichten in de kabinetsreactie op het POC rapport.7 In de kabinetsreactie, die is uitgegaan op 7 juli 2023 is niet specifiek ingegaan op dit punt. In deze Kamerbrief wil ik nogmaals verduidelijken dat de vraag toeziet op de invulling van mijn coördinerende rol als Minister van BZK op de kabinetsbrede aanpak van discriminatie en niet zozeer over mijn mogelijke zeggenschap over de invulling van de CGC. Desondanks zal ik op beiden ingaan en zal ik middels deze Kamerbrief, mede namens de Minister van EZ, alsnog de toezegging aan uw Kamer gestand doen.

Invulling coördinerende rol van de Minister van BZK op kabinetsbrede aanpak van discriminatie

Als coördinerend Minister zie ik het als mijn taak en verantwoordelijkheid om vanuit het kabinet heldere kaders te stellen om discriminatie aan te pakken. Mijn eigen rol ziet vooral op het beheer van de Grondwet en de Algemene wet gelijke behandeling, de lokale aanpak van discriminatie, het aanpakken discriminatie in de digitale samenleving en het personeelsbeleid voor Rijksambtenaren. Mijn departement faciliteert de interdepartementale afstemming en coördineert departementsoverstijgende onderwerpen, zoals de interdepartementale aanpak van online discriminatie, racisme en hate speech.8 Daarnaast ben ik verantwoordelijk voor het instituut van de Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme (NCDR) en de Staatscommissie tegen Discriminatie en Racisme. De rijksbrede aanpak van discriminatie komt overzichtelijk samen in de Nationale Programma’s tegen Discriminatie en Racisme. De verantwoordelijkheid voor het opstellen van deze programma’s behoort toe aan mijn portefeuille, onder coördinatie van de NCDR en in samenwerking met diverse andere ministeries, waar andere thema’s die zien op de aanpak van discriminatie zijn belegd. Zo draagt het Ministerie van JenV de verantwoording voor de aanpak van antisemitisme en voor de Nationaal Coördinator tegen Antisemitisme. Het Ministerie van SZW is beleidsverantwoordelijk voor onder andere de aanpak van moslimdiscriminatie, het Ministerie van OCW is beleidsverantwoordelijk de aanpak van discriminatie van LHBTI-personen en het Ministerie van VWS pakt discriminatie van kinderen en jongeren en discriminatie in de zorg aan. Zo zijn alle verschillende vormen van discriminatie belegd binnen de verschillende departementen. Uw Kamer kan mij derhalve altijd aanspreken op de kabinetsbrede aanpak van discriminatie. Ik zal dan – wanneer dat nodig is – met mijn ambtscollega’s ingaan op vragen vanuit uw Kamer.

De inhoud van de CGC

De CGC wordt door de Nederlandse beursgenoteerden vennootschappen zelf opgesteld.9 Het is een instrument van zelfregulering voor de in Nederland gevestigde beursgenoteerde vennootschappen en bijdraagt aan de kwaliteit van ondernemingsbestuur en duurzame lange termijn waardecreatie. De onafhankelijke Commissie herziet CGC, ter bevordering van actualiteit en bruikbaarheid van de CGC.10 De Commissie doet ten minste een keer per jaar verslag van haar bevindingen van de monitoring op de naleving van de CGC door de beursgenoteerde vennootschappen aan de Ministers van Economische Zaken en Financiën en de Staatssecretaris voor Rechtsbescherming.11

Hoewel ik van mening ben dat in de CGC voldoende duidelijk beschreven is dat een onderneming procedures moet hebben om (het vermoeden van) misstanden en onregelmatigheden, waaronder – maar niet alleen – discriminatie te kunnen melden en daar opvolging aan te geven, begrijp ik de vraag over het ontbreken van het woord <<discriminatie>> in de CGC. Vanwege het autonome karakter van de Commissie heb ik – noch de Minister van EZ – evenwel zeggenschap over de herziening van de CGC. Derhalve valt het doen van (bindende) voorstellen ter invulling van de CGC niet onder mijn coördinerende rol op de kabinetsbrede aanpak van discriminatie. Desalniettemin worden «diversiteit en inclusie» wél expliciet genoemd en kunnen deze concepten als de tegenhanger gezien worden van het tegengaan van discriminatie. De CGC is dus wel degelijk bezig met deze onderwerpen en die zeer nauw raken aan het thema discriminatie.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.J.M. Uitermark


X Noot
1

Kamerstukken I 2022/23, CXLVI, AB.

X Noot
3

Kamerstukken I 2022/23, CXLVI, AA.

X Noot
4

Kamerstukken I 2022/23, CXLVI, AA, p. 15.

X Noot
5

Kamerstukken I 2022/23, CXLVI, AA, p. 15.

X Noot
6

Kamerstukken I 2022/23, CXLVI, AA, p. 18.

X Noot
7

Kamerstukken I 2022/23, CXLVI, AA, p. 18.

X Noot
8

Kamerstukken II 2022/23, 30 950, nr. 334: Kamerbrief 22 februari 2023 over de aanpak van online discriminatie, racisme en hate speech.

Naar boven