CVII Europees semester 2014

L VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 7 november 2014

De vaste commissie voor Financiën1 heeft op 23 september 2014 het Nederlandse Ontwerpbegrotingsplan 2015 (CVII, J) ontvangen.

Naar aanleiding van bespreking in de commissie op 7 oktober 2014 is inbreng geleverd door de leden van SP-fractie. Bij brief van 17 oktober 2014 zijn vragen gesteld aan de Minister van Financiën over drie tabellen.

De Minister heeft op 6 november 2014 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIEN

Aan de Minister van Financiën

Den Haag, 17 oktober 2014

De vaste commissie voor Financiën van de Eerste Kamer zegt u dank voor de toezending van het Nederlandse Ontwerpbegrotingsplan 2015 (CVII, J), dat u de Kamer op 23 september 2014 heeft aangeboden. Naar aanleiding van bespreking in de commissie is op 7 oktober jl. inbreng geleverd door de leden van SP-fractie. Deze leden hebben kennisgenomen van het Ontwerpbegrotingsplan 2015 en hebben daarover een aantal vragen. De vragen hebben betrekking op de volgende drie tabellen.

Tabel 1.d. Sectorale saldi

De leden van de SP-fractie vernemen graag waarin de discrepantie zit tussen enerzijds de optelsom van de rijen 2 en 3 en anderzijds rij 1 (de statistische verschillen – rij 4 – zijn kennelijk nihil).

Tabel 3. Projecties van overheidsuitgaven en -inkomsten in een scenario van ongewijzigd beleid, uitgesplitst naar belangrijkste onderdelen.

De leden van de SP-fractie vragen allereerst of het in deze tabel gaat om de «centrale overheid» of de «totale overheid».

Ten tweede vragen zij of het correct is dat de vermogensheffingen in Nederland nul zijn (regel 1.3).

Tevens vragen zij of de regering kan toelichten waaruit de post «Andere» (regel 1.6) bestaat.

Voor 2014 tellen de posten 1.1 t/m 1.6 op tot 45,2% bbp. Bestaat de discrepantie met regel 1 (44,6%) uitsluitend uit afrondingsverschillen?

Voor onder andere 2014 is bij de berekening van de belastingdruk een post onder ESA-code D.995 (waarschijnlijk 6,5% bbp) in aftrek gebracht. Deze post is echter in het begrotingsplan niet terug te vinden. Waarom niet en waaruit bestaat deze post?

Ten slotte vragen de leden van de SP-fractie of de belastingdruk uit de regel «p.m.» overeenkomt met de belastingdruk zoals de OECD die publiceert (op basis van de «total tax revenue» – laatste cijfer Nederland 2011, 38,6%)?2 Zo nee, waaruit bestaat het verschil?

Tabel 3 en Tabel 4.a Doelstellingen inzake overheidsuitgaven en -inkomsten, uitgesplitst naar belangrijkste onderdelen

Tabel 4.a is identiek aan Tabel 3, zo constateren de leden van de SP-fractie. Wat is het door de Europese Commissie bedoelde verschil tussen beide tabellen?

De commissie ziet uw antwoord met belangstelling tegemoet en verzoekt u dit ruim vóór de Algemene Financiële Beschouwingen op 18 november 2014 aan de Eerste Kamer te doen toekomen.

Voorzitter van de vaste commissie voor Financiën P.H.J. Essers

BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 november 2014

Op 17 oktober 2014 hebben de leden van de SP-fractie in de Eerste Kamer vragen gesteld over het Nederlandse Ontwerpbegrotingsplan dat op 1 oktober aan de Europese Commissie is verzonden. In deze brief vindt u mijn antwoorden op deze vragen.

Tabel 1.d. Sectorale saldi

De leden van de SP-fractie vernemen graag waarin de discrepantie zit tussen enerzijds de optelsom van de rijen 2 en 3 en anderzijds rij 1 (de statistische verschillen – rij 4 – zijn kennelijk nihil).

Bij de berekening van de raming hanteert het Centraal Planbureau verschillende modellen. Het macro-economische model bevat een net lending / borrowing van de overheid dat om technische redenen licht verschilt van het EMU-saldo dat in het budgettaire model wordt berekend. Uiteraard heeft dit geen invloed op de gepubliceerde budgettaire en macro-economische ramingen.

Tabel 3. Projecties van overheidsuitgaven en -inkomsten in een scenario van ongewijzigd beleid, uitgesplitst naar belangrijkste onderdelen.

De leden van de SP-fractie vragen allereerst of het in deze tabel gaat om de «centrale overheid» of de «totale overheid».

In tabel 3 worden de uitgaven en ontvangsten van de totale overheid weergegeven.

Ten tweede vragen zij of het correct is dat de vermogensheffingen in Nederland nul zijn (regel 1.3).

De forfaitaire vermogensrendementsheffing (box 3) is meegenomen in de regel belastingen op inkomen en vermogen (1.2), omdat deze heffing deel uitmaakt van de inkomstenbelasting. In 2013 bedroegen de door de overheid ontvangen vermogensheffingen (niet-periodieke belastingen op vermogen, waarin box 3 niet is opgenomen) volgens het CBS 1,7 miljard euro.

Tevens vragen zij of de regering kan toelichten waaruit de post «Andere» (regel 1.6) bestaat.

De post «Andere» bestaat uit: materiële verkopen overheid, investeringen in eigen beheer, inkomen uit vermogen overheid exclusief gasbaten en ontvangen kapitaaloverdrachten.

Voor 2014 tellen de posten 1.1 t/m 1.6 op tot 45,2% bbp. Bestaat de discrepantie met regel 1 (44,6%) uitsluitend uit afrondingsverschillen?

Voor Andere inkomsten (1.6) zijn per abuis niet de correcte cijfers opgenomen; voor zowel 2014 als 2015 moet dat 5,3% bbp zijn. Dit verklaart de discrepantie volledig, op 0,1% bbp afrondingsverschil na dat resteert in 2014.

Voor onder andere 2014 is bij de berekening van de belastingdruk een post onder ESA-code D.995 (waarschijnlijk 6,5% bbp) in aftrek gebracht. Deze post is echter in het begrotingsplan niet terug te vinden. Waarom niet en waaruit bestaat deze post?

De belastingdruk (tax burden) in tabel 3 bestaat uit: D.2+D.5+D.61+D.91-D995. D995 (taxes and social contributions assessed but unlikely to be collected) zijn 0 voor Nederland. De bedragen voor de overige vier posten in de optelling tot de belastingdruk staan in tabel 3.

Ten slotte vragen de leden van de SP-fractie of de belastingdruk uit de regel «p.m.» overeenkomt met de belastingdruk zoals de OECD die publiceert (op basis van de «total tax revenue» – laatste cijfer Nederland 2011, 38,6%)?1 Zo nee, waaruit bestaat het verschil?

Verschillen met het OESO-cijfer komen door de revisie Nationale rekeningen en doordat in de tabel meer recente jaren zijn opgenomen.

Tabel 3 en Tabel 4.a Doelstellingen inzake overheidsuitgaven en -inkomsten, uitgesplitst naar belangrijkste onderdelen

Tabel 4.a is identiek aan Tabel 3, zo constateren de leden van de SP-fractie. Wat is het door de Europese Commissie bedoelde verschil tussen beide tabellen?

In tabel 3 van het Draft Budgetary Plan dienen lidstaten de verwachte overheidsuitgaven en -ontvangsten conform de no policy change veronderstelling in te vullen. Tabel 4a geeft de meest recente verwachting van de overheidsuitgaven en -ontvangsten weer.

De Commissie hanteert de lijn dat maatregelen die reeds duidelijk gespecificeerd zijn en waaraan regeringen zich gecommitteerd hebben, mogen worden meegenomen in het no policy change scenario (tabel 3). In tabel 4a dienen lidstaten het meeste actuele budgettaire beeld te geven, dus inclusief de financiële effecten van alle nieuwe voorgenomen maatregelen.

Dit jaar heeft Nederland in zijn DBP geen onderscheid gemaakt tussen tabel 3 en 4a. Beide tabellen geven de budgettaire stand conform de Miljoenennota weer. Aangezien Nederland de afgelopen jaren reeds veel maatregelen concreet heeft aangekondigd en geïmplementeerd of gecommitteerd via de Miljoenennota, zijn alle maatregelen deze keer meegenomen in het no policy change scenario. Vorig jaar is gekozen om het aanvullend consolidatiepakket ter grootte van 6 miljard euro als nieuw aangekondigd beleid op te nemen en onderscheid te maken tussen tabel 3 en 4a.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), Essers (CDA) (voorzitter), Sylvester (PvdA), Terpstra (CDA), Nagel (50PLUS), Elzinga (SP), Koffeman (PvdD), Reuten (SP), Knip (VVD), Backer (D66), De Boer (GL), Van Boxtel (D66), Bröcker (VVD), Ester (CU), De Grave (VVD) (vicevoorzitter), Hoekstra (CDA), De Lange (OSF), Postema (PvdA), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Vos (GL), Van Beek (PVV), Kok (PVV), Bruijn (VVD), Van Zandbrink (PvdA)

X Noot
2

http://stats.oecd.org/Index.aspx?DataSetCode=REV. De Nederlandse data in dit bestand lopen achter bij de meeste andere OECD-landen waarvan cijfers over 2012 vermeld worden. Loopt de Nederlandse verslaggeving naar de OECD achter bij die van andere landen? Zo ja, waarom?

Naar boven