CLXV Verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften

B BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 december 2024

De Eerste Kamer heeft op 5 november 2024 ingestemd met het verslag van de commissie voor de Verzoekschriften van de Eerste Kamer (hierna: de commissie) over het verzoekschrift van C.v.R. (hierna: verzoeker) inzake de afhandeling van een klacht bij de Belastingdienst. In de brief van 6 november 2024 wijst de voorzitter van de commissie de Minister van Financiën op het voorstel dat de commissie aan de Eerste Kamer heeft gedaan op pagina 4 van het verslag. Met deze brief reageer ik namens de Minister van Financiën op het voorstel van de commissie.

In het voorstel verzoekt u de Minister om fiscaal en strafrechtelijk onderzoek voldoende gescheiden te houden en in het bijzonder om in de situatie van verzoeker na te gaan of dat voldoende is gebeurd.

Daarnaast verzoekt u de Minister te reageren op de gestelde niet passende bejegening door de Belastingdienst, en wat de Minister eraan zal doen om zulke bejegening van burgers in het vervolg te voorkomen.

Onderstaand treft u mijn reactie op de verzoeken van de commissie.

In de voorgelegde situatie van verzoeker loopt momenteel een fiscale procedure, waarvan de door verzoeker gestelde dubbelrol van de inspecteur in het fiscale en het strafrechtelijk onderzoek onderdeel is.1 Op grond van deze procedure heb ik niet de ruimte om inhoudelijk op de casus van verzoeker en de gestelde dubbelrol in te gaan.

Belastingdienstmedewerkers kunnen in strafrechtelijke onderzoeken desgevraagd een bijdrage leveren door de inbreng van fiscale/financiële kennis en expertise. De informatie waarmee die Belastingdienstmedewerkers tijdens het strafrechtelijk onderzoek in aanraking komen, mag de Belastingdienst pas gebruiken nadat de verantwoordelijke officier van justitie deze informatie vrijgeeft voor fiscale doeleinden. Dat is ook de ingebouwde waarborg, zodat deze informatie niet gebruikt kan worden voor andere dan opsporingsdoeleinden.

Het is mogelijk dat dezelfde Belastingdienstmedewerkers bijstand verlenen aan een strafrechtelijk onderzoek én binnen hetzelfde feitencomplex betrokken zijn bij de aanslagoplegging of de behandeling in bezwaar en/of beroep. Dit kan bij belastingplichtigen de schijn van vooringenomenheid en beïnvloeding wekken.

De Belastingdienst heeft ondertussen zijn werkwijze aangepast om de schijn van vooringenomenheid of beïnvloeding tegen te gaan. Daartoe is een striktere personele scheiding aangebracht tussen enerzijds Belastingdienstmedewerkers die met fiscale/financiële kennis en expertise bijstand verlenen aan een strafrechtelijk onderzoek en anderzijds Belastingdienstmedewerkers die binnen hetzelfde feitencomplex fiscaal onderzoek doen.

De commissie constateert dat de bejegening door de Belastingdienst richting de verzoeker anders kan en dat de «tone of voice» vaak aanmatigend is en van meer respect dient te getuigen. Het streven van de Belastingdienst is om burgers zo goed mogelijk te woord te staan (inhoudelijk en communicatief). Ik betreur het dan ook dat verzoeker en kennelijk ook de commissie de bejegening door de Belastingdienst als aanmatigend heeft ervaren. Ik heb het signaal doorgegeven aan de Belastingdienst.

De Staatssecretaris van Financiën, T. van Oostenbruggen


X Noot
1

De zaak ligt bij de Hoge Raad.

Naar boven