CLI Raming der voor de Eerste Kamer in 2023 benodigde uitgaven, evenals aanwijzing en raming van de ontvangsten

B VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT / ALGEMENE ZAKEN EN HUIS VAN DE KONING1

Vastgesteld 22 april 2022

1. Inleiding

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Huishoudelijke Commissie ter aanbieding van de raming van 2023. Zij waarderen de algemene strekking van de raming, maar hebben nog enkele vragen.

De leden van de Fractie-Otten hebben kennisgenomen van de brief van de Huishoudelijke Commissie ter aanbieding van de raming van 2023. Zij hebben hierover enkele vragen.

2. Aanvullende werkzaamheden

Terecht wordt in de raming een uitbreiding van de staf van de griffie voorzien, omdat de werkzaamheden van het primaire proces sterk zijn gegroeid, net als de taken voortvloeiend uit de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), de Wet open overheid (Woo) en de toegankelijkheid van de websites. Verder staat het volgende jaar de ondersteuning van de Tijdelijke commissie wijziging Reglement van Orde op de rol.

De Huishoudelijke Commissie merkt echter op: «Los van genoemde ontwikkelingen zal moeten blijken of de politiek aanvullend aan de reguliere commissie- en plenaire activiteiten werkzaamheden in gang wil zetten die extra ambtelijke capaciteit vergen (zie ook het rapport van de Werkgroep zelfevaluatie – CXLVII,A – en de kabinetsreactie op de motie-Huizinga – 35.788, V).».2

De leden van de PvdA-fractie vragen de Huishoudelijke Commissie of, indien besloten wordt tot dergelijke «aanvullende werkzaamheden», deze niet stuiten op een beperkte capaciteit van de griffie, maar zo nodig leiden tot de inzet van extra aanvullende middelen.

In de kabinetsreactie3 op de motie-Huizinga, waarnaar wordt verwezen, wordt gesteld dat het aan de Eerste Kamer zelf is een analyse te maken van benodigde versterkingen en deze te verwerken in begrotingsvoorstellen. Uit de geciteerde opmerking van de Huishoudelijke Commissie maken de leden van de PvdA-fractie op dat voor de «aanvullende werkzaamheden» nog geen analyse is gemaakt. Is deze veronderstelling juist? Zo nee, kan de Huishoudelijke Commissie deze analyse dan aan de commissie BiZa/AZ sturen? Zo ja, is de Huishoudelijke Commissie bereid een dergelijke analyse te (laten) maken, mede met het oog op de aanbevelingen van het rapport van de Werkgroep zelfevaluatie? Kan bij een dergelijke analyse ook worden geïnventariseerd of er in de Kamer behoefte bestaat aan activiteiten die een extra beroep op de ondersteuning door de griffie met zich brengen, zoals een extra parlementair onderzoek, extra fractieondersteuning, extra griffieondersteuning bij het in kaart brengen van rechtsstatelijke/grondrechtelijke- en uitvoeringsaspecten van wetgeving, et cetera?

Indien het komende jaar «de politiek» (dat wil zeggen: de Kamer) aanvullende werkzaamheden in gang wil zetten die extra ambtelijke capaciteit vergen, wanneer kan dan de begroting van de Kamer worden bijgesteld om daaraan tegemoet te komen? Kan dat bijvoorbeeld bij de behandeling van de Voorjaarsnota? En wat betekent dat voor het tijdpad om eerder genoemde analyse te maken?

Net als de Huishoudelijke Commissie constateren de leden van de Fractie-Otten dat de werkzaamheden van het primaire proces sterk zijn gegroeid en dat er nu te veel werk ligt voor de huidige bezetting. Echter, de werkbelasting voor de Eerste Kamerleden is ook aanzienlijk toegenomen maar dit wordt op geen enkele wijze gereflecteerd in het gealloceerde bedrag voor «Vergoedingen Voorzitter en Leden Eerste Kamer». Dit budget blijft zelfs nominaal constant tot 2027. In feite komt dit dus neer op een forse reële terugval voor méér werk van Eerste Kamerleden. Zoals bekend (onder andere kenbaar gemaakt in plenaire debatten) zijn de leden van de Fractie-Otten voorstander van betere beloning van politici in het algemeen om de kwaliteit van de volksvertegenwoordigers op peil te houden en de toegenomen werkdruk enigszins te compenseren. Ook is het afbreukrisico van politici (waaronder Eerste Kameleden) de laatste jaren aanzienlijk toegenomen waardoor de aantrekkelijkheid nog verder is verminderd. De leden van de Fractie-Otten adviseren dan ook om deze bedragen significant te verhogen (ook voor de Voorzitter) ook als het totaalbudget van de Eerste Kamer hiervoor verhoogd dient te worden.

3. Inflatie

Vele budgetten blijven in de huidige raming tot het jaar 2027 op een constant niveau. De leden van de Fractie-Otten vragen de Huishoudelijke Commissie hoe dit te rijmen is met de snel toenemende inflatie (circa 10%). Deze raming resulteert dan in reëel besteedbare bedragen gezien in een forse afname over de toekomstige jaren. De leden van de Fractie-Otten adviseren de bedragen per 1 januari van elk jaar met minimaal 10% te laten groeien in verband met inflatiecorrectie. Dit zal resulteren in een groter totaal budget voor de Eerste Kamer en dat totaal budget voor de Eerste Kamer dient dan ook naar boven te worden bijgesteld (de Eerste Kamer bepaalt zoals bekend haar eigen budget).

4. Fractieondersteuning

Zoals de leden van de Fractie-Otten meerdere malen kenbaar hebben gemaakt in onder andere het College van Senioren, zijn de leden van mening dat het huidige budget voor de ondersteuning van fracties in de Eerste Kamer bijzonder karig is en ook internationaal gezien uitermate laag. De aan het woord zijnde leden stellen voor om dit budget drastisch te verhogen, oplopend tot een verdubbeling van het huidige budget in het jaar 2027.

5. Parlementair onderzoek

De kosten van het Parlementair onderzoek Effectiviteit anti-discriminatiewetgeving zijn met € 750.000 in totaal wat de leden van de Fractie-Otten betreft exorbitant. Dat is aanzienlijk meer dan het gehele jaarbudget dat beschikbaar is voor fractieondersteuning voor alle Eerste Kamerleden. De leden zouden graag een specificatie ontvangen waaraan deze € 750.000 precies is uitgegeven.

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning ziet met belangstelling uit naar de memorie van antwoord naar aanleiding van het voorlopig verslag en ontvangt deze graag binnen vier weken na vaststelling van dit voorlopig verslag.

De voorzitter van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, Dittrich

De griffier van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning, Bergman


X Noot
1

Samenstelling:

Kox (SP), Ganzevoort (GL), De Boer (GL), Van Hattem (PVV), Pijlman (D66), Rombouts (CDA), Schalk (SGP), Koole (PvdA), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), Bezaan (VVD), Van den Berg (VVD), Crone (PvdA), Dittrich (D66) (voorzitter), Doornhof (CDA), Frentrop (Fractie-Frentrop), Meijer (VVD), Nicolaï (PvdD) (ondervoorzitter), Rietkerk (CDA), Rosenmöller (GL), De Vries (Fractie-Otten), Keunen (VVD), Van der Linden (Fractie-Nanninga), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Raven (OSF) en Talsma (CU).

X Noot
2

Kamerstukken I 2021/22, CLI, A, p. 5.

X Noot
3

Kamerstukken I 2021/22, 35 788, V

Naar boven