Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2025-2026 | 36817 nr. D |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2025-2026 | 36817 nr. D |
Ontvangen 12 december 2025
Inleiding
Het kabinet heeft met interesse kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van VVD en Volt.
Hierna wordt bij de beantwoording van de vragen zo veel mogelijk de volgorde van het verslag aangehouden, met dien verstande dat gelijkluidende of in elkaars verlengde liggende vragen tezamen zijn beantwoord.
Multilaterale geschilbeslechting
De leden van de fractie van de VVD vragen wanneer het internationale systeem voor geschilbeslechting operationeel is. Op dit moment wordt in het Inclusive Framework (IF), georganiseerd door de OESO, gewerkt aan de verdere uitwerking van een geschilbeslechtingsmechanisme rondom de wereldwijde minimumbelasting (Pijler 2). De discussies hierover richten zich momenteel op de mogelijke vormgeving van een dergelijk mechanisme. Het tijdspad is nog onduidelijk. Daarom kunnen nog geen uitspraken worden gedaan over de termijn waarop een dergelijk mechanisme in werking treedt.
Zeescheepvaart
De leden van de fractie van de VVD vragen welke mogelijkheden Nederland heeft om te zorgen dat de problematiek rondom ondernemingen in de zeescheepvaart prioriteit krijgen en welke tijdelijke oplossingsmogelijkheden de regering heeft op dit punt. Deze leden vragen hierbij in te gaan op het uitgesloten inkomen op basis van reële aanwezigheid.
Een van de onderwerpen waarover het IF mogelijke additionele administratieve richtsnoeren heeft aangekondigd, is de mogelijkheid van een industriespecifieke uitleg voor het uitgesloten inkomen op basis van reële aanwezigheid. Het uitgesloten inkomen op basis van reële aanwezigheid is het inkomen dat geen onderdeel is van de grondslag voor de bijheffing. Het uitgesloten inkomen op basis van reële aanwezigheid voor een groepsentiteit wordt bepaald aan de hand van de loonkosten van de werknemers die in de staat van de desbetreffende groepsentiteit activiteiten verrichten alsmede aan de hand van de materiële activa die in de staat van de desbetreffende groepsentiteit zijn gelegen. In dat kader heeft het vorige kabinet het belang van een sterke maritieme sector onderschreven en aangegeven bereid te zijn op te trekken met andere IF-lidstaten om te komen tot een billijke oplossing voor ondernemingen die gezien de aard van hun bedrijfsactiviteiten wereldwijd actief zijn.1 Nederland heeft daarom, samen met enkele andere landen die dit punt ook belangrijk vinden, recent binnen het IF opnieuw aandacht gevraagd voor het belang van een industriespecifieke uitleg voor het uitgesloten inkomen op basis van reële aanwezigheid en zal dat blijven doen daar waar mogelijk. Momenteel hebben andere onderwerpen binnen het IF echter prioriteit, maar mocht hier meer duidelijkheid over komen, dan zal uw Kamer hierover worden geïnformeerd.
Voorts wordt opgemerkt dat de OESO-modelregels mondiaal zijn vastgesteld en doeltreffend zijn wanneer deze in een zo groot mogelijk internationaal verband uniform worden geïnterpreteerd. Een eventuele aanpassing van de vrijstelling voor internationale scheepvaart in nationaal verband zou een averechts effect hebben op de werking van Pijler 2 en doet afbreuk aan het creëren van een gelijk speelveld. Daarnaast is ook voor de kwalificatie van de nationale regels over de minimumbelasting in het OESO peer review proces van belang dat de OESO-modelregels eenduidig zijn geïmplementeerd.
Voorts vragen de leden van de fractie van de VVD hoe wordt geborgd dat de zeescheepvaart niet onredelijk wordt geraakt door de toepassing van het wetsvoorstel Tweede wet aanpassing wet minimumbelasting 2024. De WMB 2024 is op 31 december 2023 in werking getreden en vindt – kort gezegd – voor het eerst toepassing met betrekking tot verslagjaren die aanvangen op of na 31 december 2023. Met deze wet is de EU-richtlijn minimumniveau van belastingheffing2 geïmplementeerd om te bewerkstelligen dat multinationale en binnenlandse groepen met een omzet van € 750 miljoen of meer ten minste effectief 15% aan belasting over hun winst betalen. Deze richtlijn is gebaseerd op de modelregels van de OESO zoals aangenomen door het IF op 14 december 20213 en komt daarmee in hoofdzaak overeen.
Na publicatie van deze modelregels is het IF in februari 20234, juli 20235, december 20236, juni 20247 en januari 20258 administratieve richtsnoeren overeengekomen.9 De administratieve richtsnoeren van juli en december 2023 zijn derhalve gepubliceerd nadat het wetsvoorstel Wet minimumbelasting 2024 op 30 mei 2023 naar de Tweede Kamer is verzonden.10 Dit wetsvoorstel is vervolgens bij nota van wijziging van 18 oktober 2023 aangevuld.11 Nadien zijn afgelopen jaar door middel van de Wet aanpassing Wet minimumbelasting 202412 de resterende onderwerpen van de administratieve richtsnoeren van februari en juli 2023 en enkele onderdelen uit de administratieve richtsnoeren van december 2023, waarvoor een wettelijke grondslag nodig is, opgenomen in de WMB 2024. In het onderhavige wetsvoorstel worden de resterende onderdelen uit de administratieve richtsnoeren van december 2023, juni 2024 en januari 2025 opgenomen in de WMB 2024.
De wijzigingen die uit deze richtsnoeren voortvloeien hebben op hoofdlijnen betrekking op de onderwerpen doorkijkentiteiten en hybride entiteiten, een ander verslagjaar van een niet-meegeconsolideerde groepsentiteit, andere boekwaarde dan op grond van de financiële verslaggeving, actieve belastinglatenties ontstaan vóór het overgangsjaar, en de tijdelijke kwalificerendlandenrapportveiligehavenregel. Deze wijzigingen zien op alle groepen in de wereld die onder de reikwijdte van de minimumbelasting vallen en niet louter op ondernemingen in de zeescheepvaart. Ondernemingen in de zeescheepvaart worden daarom met de voorgestelde wijzigingen in het onderhavige wetsvoorstel niet onredelijk geraakt.
Lopende onderhandelingen
De leden van de fractie van Volt vragen of de Verenigde Staten (VS) de minimumbelasting heeft ingevoerd of heeft aangegeven dat ze deze belasting (vooralsnog) niet in gaan voeren. Daarnaast vragen deze leden wanneer de VS deze minimumbelasting niet gaat invoeren, Nederland wel een binnenlandse bijheffing kan opleggen. Tot slot vragen de leden van de fractie van Volt welke druk vanuit de VS wordt verwacht bij een dergelijke bijheffing vanuit Nederland en of er maatregelen op EU-niveau worden overwogen. Begin dit jaar heeft de VS aangegeven dat toezeggingen die door de vorige regering van de VS zijn gedaan met betrekking tot de wereldwijde minimumbelasting niet meer van kracht zijn zolang (elementen uit) de wereldwijde minimumbelasting niet door het Congres zijn aangenomen.13 Dit omdat de VS een eigen vorm van een minimumbelasting kent.
Sindsdien wordt door de 147 staten van het IF opnieuw onderhandeld over de wereldwijde minimumbelasting en de verdere uitwerking van de G7-verklaring van 28 juni 2025.14 Een van de onderwerpen waarover wordt onderhandeld is een zogenaamd «Side-by-Side-systeem». De systematiek van Pijler 2 leidt er toe dat voor niet-implementerende landen in het geval dat – naar Pijler 2-maatstaven – onvoldoende belasting is betaald, er wordt bijgeheven door een andere staat die de Pijler 2-regels wel heeft geïmplementeerd. Een dergelijke bijheffing kan ook plaatsvinden in het geval een niet implementerende staat wel over een robuust stelsel beschikt dat een – met Pijler 2 vergelijkbare – minimumbelasting waarborgt. Om die reden wordt er momenteel in het IF onderhandeld met als doel om een stelsel dat een minimumniveau van belastingheffing waarborgt – onder voorwaarden – te erkennen als equivalent voor de toepassing van de Pijler 2-regels. Het kabinet acht het van belang om de effectiviteit en stabiliteit van het internationale belastingstelsel te waarborgen en om recht te doen aan de internationale afspraken over de wereldwijde minimumbelasting. Nederland houdt daarbij oog voor een gelijk speelveld en het EU-concurrentievermogen. Zo zet Nederland bijvoorbeeld in op onveranderde werking van de binnenlandse bijheffing in staten die Pijler 2 hebben geïmplementeerd. Ook hecht Nederland belang aan een toekomstige evaluatie van het Side-by-Side-systeem, zodat eventuele risico’s met betrekking tot het gelijke speelveld kunnen worden geïdentificeerd en geadresseerd. Nederland trekt samen op met andere (EU)-lidstaten die ook de wereldwijde minimumbelasting hebben geïmplementeerd en heeft hiervoor ook regelmatig contact met relevante stakeholders, zoals uit het bedrijfsleven. Het streven is dat het IF hierover voor het einde van het jaar overeenstemming bereiken. Zodra hier meer duidelijkheid over is wordt uw Kamer hier nader over geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Financiën, E.H.J. Heijnen
Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad van 14 december 2022, tot waarborging van een mondiaal minimumniveau van belastingheffing voor groepen van multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen in de Unie.
OECD (2021), Tax Challenges Arising from the Digitalisation of the Economy – Global Anti-Base Erosion Model Rules (Pillar Two): Inclusive Framework on BEPS, OECD Publishing, Paris.
OECD (2023), Tax Challenges Arising from the Digitalisation of the Economy – Administrative Guidance on the Global Anti-Base Erosion Model Rules (Pillar Two), February 2023, OECD/G20 Inclusive Framework on BEPS, OECD, Paris.
OECD (2023), Tax Challenges Arising from the Digitalisation of the Economy – Administrative Guidance on the Global Anti-Base Erosion Model Rules (Pillar Two), July 2023, OECD/G20 Inclusive Framework on BEPS, OECD, Paris.
OECD (2023), Tax Challenges Arising from the Digitalisation of the Economy – Administrative Guidance on the Global Anti-Base Erosion Model Rules (Pillar Two), December 2023, OECD/G20 Inclusive Framework on BEPS, OECD, Paris.
OECD (2024), Tax Challenges Arising from the Digitalisation of the Economy – Administrative Guidance on the Global Anti-Base Erosion Model Rules (Pillar Two), June 2024, OECD/G20 Inclusive Framework on BEPS, OECD, Paris.
OECD (2024), Tax Challenges Arising from the Digitalisation of the Economy – Administrative Guidance on the Global Anti-Base Erosion Model Rules (Pillar Two), January 2025, OECD/G20 Inclusive Framework on BEPS, OECD, Paris.
De administrative richtsnoeren tot en met januari 2025 zijn inmiddels verwerkt in een geconsolideerde versie van het commentaar op de OESO-modelregels, zie: OECD (2025), Tax Challenges Arising from the Digitalisation of the Economy – Consolidated Commentary to the Global Anti-Base Erosion Model Rules (2025): Inclusive Framework on BEPS, OECD/G20 Base Erosion and Profit Shifting Project, OECD Publishing, Paris.
Wet van 18 december 2024 tot wijziging van de Wet minimumbelasting 2024 in verband met een aantal technische wijzigingen, Stb. 2024, 438. Het betreffende wetsvoorstel was onderdeel van het pakket Belastingplan 2025.
Zie https://www.whitehouse.gov/presidential-actions/2025/01/the-organization-for-economic-co-operation-and-development-oecd-global-tax-deal-global-tax-deal/ waarin wordt verwezen naar de «OECD Global Tax Deal». De wereldwijde minimumbelasting is daar onderdeel van.
Zie https://www.canada.ca/en/department-finance/news/2025/06/g7-statement-on-global-minimum-taxes.html. De G7 bestaat uit Canada (tevens huidige voorzitter van de G7), de VS, het VK, Duitsland, Frankrijk, Italië en Japan.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36817-D.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.