36 803 Verzoek tot het in overweging nemen van een onderzoek naar een aanklacht

Nr. 2 BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Den Haag, 4 september 2025

Geachte mevrouw Bergkamp,

Op 4 september 2025 heb ik een brief ontvangen van de leden Markuszower, Deen, Emiel van Dijk, Aardema en Van Meetelen (Kamerstuk 36 803, nr. 1). Genoemde leden hebben in deze brief, op grond van artikel 7 van de Wet ministeriële verantwoordelijkheid en ambtsdelicten leden Staten-Generaal, Ministers en Staatssecretarissen, een aanklacht tegen u ingediend en zij verzoeken de Kamer in overweging te nemen om deze aanklacht te onderzoeken. Conform artikel 8, tweede lid, van eerder genoemde wet stel ik u in de gelegenheid schriftelijk of mondeling een zienswijze naar voren te brengen.

Ten aanzien van de verdere procedure geldt dat de Tweede Kamer binnen drie maanden na de indiening van de aanklacht een eindbeslissing moet hebben genomen over de aanklacht, tenzij de Kamer besluit tot verlenging van de termijn met maximaal twee maanden.

Ik verzoek u dan ook uw eventuele zienswijze uiterlijk 18 september 2025 aan de Kamer te doen toekomen.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Martin Bosma

Naar boven