Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 november 2025
Middels deze brief wil ik u informeren over een gegrond verklaarde fraudemelding.
Conform de afspraak die tijdens de Begrotingsbehandeling 2021 is gemaakt, informeer
ik uw Kamer tussentijds middels een Kamerbrief op geanonimiseerde basis over gegrond
verklaarde fraudezaken met een (Nederlandse) financiële impact1 van minimaal EUR 100.000. Dit naast het jaarlijkse reguliere overzicht in een bijlage
bij het Jaarverslag Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp.
Fraudebeleid ten aanzien van contractpartners
Om in het kader van het BHO beleid correcte en efficiënte besteding van de Nederlandse
financiële middelen te borgen, zet het ministerie in op het voorkomen van fraude bij
BZ-gefinancierde activiteiten. Hiervoor beschikt het ministerie over preventie- en
controlemechanismen. Helaas kunnen gevallen van fraude zich desondanks voordoen. BZ
voert op het gebied van fraude een beleid van zero tolerance for inaction. Dit houdt in dat het ministerie verwacht dat ieder gefundeerd vermoeden van fraude
en/of corruptie wordt onderzocht, dat het ministerie hierover direct geïnformeerd
wordt en eventueel passende maatregelen worden genomen.
Gegrond verklaarde fraudemelding
Zoals hierboven vermeld informeer ik uw Kamer hierbij over de volgende gegrond verklaarde
fraudemelding.
25-001 – Rwanda
Op basis van een melding door een lokale uitvoeringsorganisatie bij een internationale
contractpartner van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, en een hierop volgend forensisch
accountantsonderzoek, is vastgesteld dat twee medewerkers van de uitvoeringsorganisatie
een totaal van EUR 107.751 ontvreemd hebben. Het tweetal is sindsdien spoorloos. De
internationale contractpartner dekt het schadebedrag uit diens eigen middelen en is,
samen met de uitvoeringsorganisatie, een juridisch traject gestart in een poging de
gelden te verhalen op de plegers van de fraude. De contractpartner heeft, ondanks
dit traject, besloten om de verdere samenwerking met de uitvoeringsorganisatie op
te schorten. Er loopt momenteel ook een strafrechtelijk onderzoek in Rwanda naar de
twee medewerkers. Er zal derhalve geen sprake zijn van financiële schade voor de BHO-begroting.
Eerdere ervaringen met de uitvoeringsorganisatie waren positief, maar er zijn aanwijzingen
dat de internationale contractpartner al in 2022 gewaarschuwd is door een andere internationale
organisatie, dat er sprake zou zijn van een ondermaatse financiële administratie bij
de uitvoeringsorganisatie. Ook heeft de contractpartner verzuimd om het Ministerie
van Buitenlandse Zaken (tijdig) te informeren over deze kwestie. Dat had wel gemoeten.
Het ministerie heeft zodoende besloten tot een sanctietraject en heeft een organisatie-audit
naar de contractpartner laten uitvoeren. BZ zal de contractpartner via de daartoe
geëigende (juridische) wegen houden aan implementatie van geleerde lessen die uit
de organisatie-audit naar voren zijn gekomen. Tevens zullen maatregelen worden genomen
om ervoor te zorgen dat, in geval van eventuele toekomstige verplichtingen van mijn
ministerie met deze contractpartner, collega’s goed op de hoogte zijn van de afspraken
die naar aanleiding van deze kwestie met de contractpartner zijn gemaakt.
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, A. de Vries