36 800 XII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2026

A VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 27 oktober 2025

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening heeft schriftelijk overleg gevoerd met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu in het kader van het rappel toezeggingen en moties. Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:

  • De uitgaande brief van 17 september 2025.

  • De antwoordbrief van 24 oktober 2025.

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Dragstra

BRIEF VAN DE WAARNEMEND VOORZITTER VAN DE EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL

Aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat

Den Haag, 17 september 2025

In het kader van het gebruikelijke toezeggingen- en motierappel van de Eerste Kamer ontvangt u hierbij digitale overzichten van respectievelijk openstaande en deels voldane toezeggingen en van de niet of gedeeltelijk uitgevoerde moties op het beleidsterrein van uw departement waarvan de termijn volgens onze informatie op 1 juli 2025 is verstreken. Deze overzichten zijn te raadplegen via de hierna opgenomen links:

De Kamer verneemt graag vóór vrijdag 31 oktober 2025 wat de stand van zaken is met betrekking tot de nakoming dan wel uitvoering van de in de overzichten opgenomen toezeggingen en moties.

Is een toezegging naar uw oordeel al voldaan, dan verneemt de Kamer graag op welke wijze. Is een toezegging nog niet (geheel) nagekomen, dan ontvangt de Kamer graag een prognose op welke termijn dit alsnog zal gebeuren. Hetzelfde geldt voor de moties op uw beleidsterrein die op dit moment geregistreerd staan als niet of gedeeltelijk uitgevoerd.

De Eerste Kamer tracht de registratie van toezeggingen en moties zo actueel mogelijk te houden. Hiervoor is van belang dat bewindslieden brieven, nota’s en andere stukken die samenhangen met toezeggingen of moties die betrekking hebben op de Eerste Kamer (ook) rechtstreeks aan deze Kamer aanbieden onder vermelding van de relevante registratienummers van de toezeggingen dan wel de Kamerstuknummers van de moties.

Tot slot informeer ik u over het feit dat de Eerste Kamer voornemens is het toezeggingen- en motierappel voortaan jaarlijks in plaats van halfjaarlijks uit te sturen, vlak voor het zomerreces, zodat in het najaar de beantwoording kan worden besproken in de commissies. Eerdere rappels bevatten ook een overzicht van de openstaande of deels voldane toezeggingen waarvan de termijn binnenkort zou verlopen. Deze vooruitblik, die louter ter informatie bedoeld was, komt te vervallen.

Waarnemend Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal M.L. Vos

BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT – OPENBAAR VERVOER EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 oktober 2025

Op 17 september jl. ontvingen wij uw brief met daarin een overzicht van de bij de Eerste Kamer openstaande toezeggingen en een motie op het terrein van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

Hieronder treft u de reactie aan die wij op deze openstaande zaken kunnen geven.

Motie van het lid Holterhues c.s.

Met de motie van het lid Holterhues c.s. is de regering verzocht om in 2024 te onderzoeken of er een oplossing gevonden kan worden voor het onevenredig hoog belasten van elektrische auto's, door de wijziging van de belastingvoordelen, zodat eigenaren van elektrische auto's maximaal hetzelfde betalen als eigenaren van benzineauto's (Kamerstukken I, 2023–2024, 36 410-XII, G).

Het kabinet heeft de opties voor de belasting op elektrische auto’s (specifiek de verhoging van de MRB-correctie voor elektrische auto’s) onderzocht, hierover besloten bij Voorjaarsnota 2025 (Kamerstukken II, 36 725, nr. 1) en dit verankert in het Belastingplan zoals dat met Prinsjesdag 2025 door de Minister van Financiën aan de Staten-Generaal aangeboden is. Verwezen wordt naar het wetsvoorstel Belastingplan 2026, in het bijzonder de onderdelen 5.14 en 5.16 van de memorie van toelichting van dit wetsvoorstel (Kamerstukken II, 2025–2025, 36 812, nr. 3). Hiermee is de motie van het lid Holterhues afgehandeld.

Toezeggingen

Met betrekking tot de openstaande toezeggingen kunnen wij u als volgt berichten:

T02873

De Minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Janssen (SP), toe bij de doorlichting van het milieurecht te bezien waar de bewijslast betreffende best beschikbare technieken (BBT) ligt bij het aanpassen van vergunningen.

De Eerste Kamer is op 5 oktober 2023 geïnformeerd over de acties die ondernomen zijn n.a.v. de toezegging (Kamerstukken I, 2023–2024, 36 200-XII, D). Er is bij het ministerie niet bekend welke aanvullende informatie nog gewenst is. We geven u in overweging de toezegging als «voldaan» aan te merken.

T02877

De Minister voor Milieu en Wonen zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Nooren (PvdA), Kluit (GroenLinks), Janssen (SP), Klip-Martin (VVD) en Rietkerk (CDA), toe de uitvoeringsagenda VTH aan de Kamer aan te bieden vóór de zomer van 2020, waarbij tevens financiële aspecten aan de orde komen.

Over de invulling van deze toezegging is de Eerste Kamer via diverse brieven geïnformeerd, als laatste in het schriftelijk overleg van september 2024 (Kamerstukken I, 2023–2024, 34 986, AM).

In de vergadering van de commissie I&W/VRO van 10 september 2024 is door de commissie besloten verdere actie aan de leden over te laten, met de suggestie om het onderwerp te betrekken bij de begrotingsbehandeling 2025. Er zijn sindsdien geen nieuwe vragen gesteld. We geven in overweging de toezegging daarom als «voldaan» aan te merken.

Hierbij wordt ook opgemerkt dat de versterking van het VTH-stelsel de aandacht van het kabinet heeft. Op dit moment is een wetsvoorstel in voorbereiding dat erop gericht is de uitvoering van het stelsel te versterken. De internetconsultatie van dit wetsvoorstel loopt tot medio januari 2026.

T03206

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Pijlman (D66), toe dat te zijner tijd de keuze rondom de BKE ook wordt voorgehangen bij de beide Kamers.

In 2022 is aan de Tweede Kamer bericht (Kamerstukken II, 32 813, nr. 1171) dat de regering, in navolging van de afspraken uit het Klimaatakkoord, bij de implementatie van de herziene richtlijn hernieuwbare energie (RED-III) zou overstappen op CO2-ketenemissiesturing.

Het wetsvoorstel dat hierop ziet is op 2 oktober jl. door de Tweede Kamer aanvaard (Kamerstukken 36 766) en op dit moment in behandeling bij de Eerste Kamer. Daarmee wordt voldaan aan de toezegging aan het lid Pijlman om deze keuze voor te leggen aan beide Kamers.

T03276

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Kluit (GroenLinks), toe om in beginsel vanaf het moment dat de Omgevingswet ingaat, jaarlijks de verplichte en niet verplichte milieueffectrapportages op de omgevingsvisies te zullen monitoren om in een later stadium terug te schakelen naar een tweejaarlijkse frequentie. Mogelijkerwijs zal deze monitoring op een eerder moment starten, waarover de Minister van I&W de Kamer nog bij brief zal informeren.

Op 1 oktober jl. heeft de vaste commissie IWO/VRO bij brief met kenmerk 178287 enkele aanvullende vragen gesteld over toezeggingen m.b.t. de milieueffectrapportage, waaronder toezegging T03276. De Kamer wordt via de beantwoording van die vragen geïnformeerd over deze toezegging.

T03845

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Langen-Visbeek (BBB), toe om kleinere en middelgrote gemeenten te betrekken bij het overleg dat plaatsvindt over de plek van het voertuig op de weg, in het bijzonder over welke voertuigen naar verwachting van het fietspad naar de weg gaan.

Zoals aangegeven in de bijlage van de Kamerbrief van 16 december 2024 (Kamerstukken I, 36 600-XII, E), hangt deze toezegging nauw samen met de motie van het Tweede Kamerlid Koerhuis (Kamerstukken II, 29 398, nr. 1064). In deze motie is de regering verzocht om «te onderzoeken hoe in het LEV-kader gemeenten toe te staan om lokaal maatwerk en een lokaal verbod voor lichte elektrische voertuigen, waaronder e-steps, in te voeren».

In het najaar van 2025 en het voorjaar van 2026 wordt een aantal pilots rond dit maatwerk uitgevoerd. Hierbij zijn diverse gemeenten betrokken, waaronder ook kleinere en middelgrote. Naar aanleiding van de brief van 16 december 2024 is door het lid Van Langen-Visbeek gevraagd om ook de P10 en G40-gemeenten te betrekken. In reactie hierop kan worden aangegeven dat deze gemeenten via het Gemeentelijk Netwerk voor Mobiliteit en Infrastructuur (GNMI-netwerk) zijn opgeroepen om mee te doen met het ontwikkelen van de pilots.

T03857

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Thijssen (GroenLinks-PvdA), toe om in het toekomstbeeld OV 2040 ook een doorkijk te geven naar 2050 en daarbij tevens naar de scenario's van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen 2050 te kijken.

De Staatssecretaris zal de Kamer voor het eind van het jaar informeren over de vervolgopdracht waar het programma Toekomstbeeld OV de komende periode mee aan de slag gaat. In die brief zal ook worden ingegaan op de toezegging om een doorkijk te geven naar 2050. Om die reden wordt verzocht om de termijn voor deze toezegging te verlengen tot 31 december 2025.

T03858

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Hartog (Volt), toe om met de Fransen en de Britten te gaan praten over (zee- en lucht)verbindingen tussen de Bovenwindse Eilanden.

Conform toezegging is gesproken met beide landen. Met Frankrijk is gesproken over een luchtverbinding tussen de Caribische eilanden. M.b.t. het Brits Gemenebest geldt dat de bestaande veerdienst al aansluiting heeft op St. Kitts (Brits Gemenebest). Voor deze veerdienst is in 2025 subsidie verleend door het Ministerie van BZK. Het kabinet verkent de mogelijkheden om de subsidie in 2026 voort te zetten, in lijn met het verzoek hiertoe van de Tweede Kamer (aangehouden motie met nr. Kamerstukken II, 36 600-IV, 60). De Staatssecretaris van BZK is voornemens de Tweede Kamer hierover voor het einde van 2025 te informeren.

T03861

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Kemperman (BBB), toe dat de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat de eerder gestelde vragen over cumulatie van straling en geo-engineering voor het meireces 2024 van de Kamer zal beantwoorden. Hierbij worden de recente wetenschappelijke rapporten over gezondheidseffecten en de recente wetgeving in Amerika meegenomen.

Zoals toegezegd heeft de Eerste Kamer de antwoorden op de in de toezegging genoemde vragen vóór 1 mei 2024 ontvangen (Kamerstukken I, 2023–2024, 30 175, AA). De nadere vragen van een aantal fracties zijn in april 2025 eveneens beantwoord (Kamerstukken I, 2024–2025, 30 175, AB). Deze zijn door de Kamer voor kennisgeving aangenomen. Wij geven u daarom in overweging de toezegging als «voldaan» aan te merken.

T03862

De Minister van Infrastructuur en Water zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Thijssen (GroenLinks-PvdA), toe aan de Staatssecretaris de suggestie over te brengen om winkelleegstand te betrekken bij het oplossen van de extra ruimtevraag die de transitie naar een circulaire economie met zich meebrengt. Dit in verband met de initiatieven die de Minister van EZK ontplooit in het kader van ruimte voor bedrijvigheid.

Naar aanleiding van het debat in de Eerste Kamer over de begroting IenW is aan de Minister van Economische Zaken conform toezegging de suggestie doorgegeven dat de leegstand van winkels mogelijk kan worden verminderd door circulaire activiteiten (zoals reparatiewerkzaamheden) in deze panden te huisvesten. Aan het ministerie is ook gesuggereerd deze mogelijkheden mee te nemen in de initiatieven die de Minister van Economische Zaken ontwikkelt in het kader van «ruimte voor bedrijvigheid».

T03864

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Thijssen (GroenLinks-PvdA) en Koffeman (PvdD), toe om de Kamer te informeren over de uitkomsten van het overleg met het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) over de kosten van milieuvervuiling en brede welvaart.

Een actuele inschatting van de milieukosten van vervuilende emissies is belangrijk. Het stelt overheden in staat om de kosten van maatregelen gericht op het terugdringen van emissies en het bevorderen van een gezonde leefomgeving af te kunnen zetten tegen de maatschappelijke baten en zo gezondheid volwaardig mee te wegen in het beleid. Inzicht in milieukosten is noodzakelijk voor het steeds verder integreren van het beginsel «de vervuiler betaalt» in beleid en wetgeving. Zo worden burgers en bedrijven gestimuleerd om steeds meer te kiezen voor minder vervuilende processen en producten en blijven we op koers richting een gezonde en schone leefomgeving.

Naar aanleiding van deze toezegging is daarom navraag gedaan bij het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) over de mogelijkheid om het rapport uit 2018 over de monetaire milieuschade in Nederland te actualiseren.

Het PBL heeft laten weten dat hieraan werd gewerkt, aan de hand van de nieuwe Milieuprijzen die het bureau CE Delft in 2023 heeft gepubliceerd. Inmiddels heeft dit geleid tot een nieuw rapport, dat in juni is uitgekomen.

Het is de bedoeling van het PBL om telkens als de milieuprijzen door het bureau CE Delft herzien worden een dergelijke actualisering uit te voeren.

T03867

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Thijssen (GroenLinks-PvdA), toe tegen het eind van 2024 de aangescherpte hoogwaterbeschermingsopgave en de daarvoor benodigde financiering met haar te delen.

De toegezegde informatie is opgenomen in de Kamerbrief van 15 januari 2025 (Kamerstukken I, 2024–2025, 31 710, H). Per abuis is in die brief niet opgenomen dat met de daarin opgenomen informatie ook de toezegging aan het lid Thijssen ingevuld werd. Aan de Kamer wordt in overweging gegeven om, gelet op die brief, de toezegging als «voldaan» aan te merken.

T03990

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Rietkerk (CDA), toe om de Kamer per brief te informeren over of het juridisch is toegestaan voor een waterschap om intern te verevenen en te investeren in andere watergerelateerde zaken. En indien deze verevening op dit moment niet mogelijk is, schriftelijk in te gaan op de opties om dit alsnog mogelijk te maken.

De Kamer is zoals toegezegd per brief geïnformeerd (Kamerstukken I, 2024–2025, 36 412, H). Naar aanleiding van die brief zijn enkele aanvullende vragen gesteld door leden van de Eerste Kamer (brief met nr. 178044).

De antwoorden op deze vragen zijn op 8 oktober jl. aan de Kamer verzonden (Kamerstuknummer nog niet bekend, ons kenmerk IENW/BSK-2025/251126). Vanwege nog lopend onderzoek wordt de Kamer verzocht de termijn voor deze toezegging te verlengen tot 1 december 2026.

T03991

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Thijssen (GroenLinks-PvdA), toe om de Kamer voor deze zomer per brief een totaaloverzicht te sturen van de verhoudingen van belastingbedragen en -gebruiken per sector en om dit af te zetten tegen het aandeel gebruik en vervuiling. Daarnaast zegt de Minister de Kamer toe om haar ook te informeren over de kostenverdeling over de categorieën huishoudens, bedrijven en de landbouwsector en daarbij (bij benadering) aan te geven welk profijt deze categorieën genieten.

De nu beschikbare, toegezegde informatie is opgenomen in de brief van 1 juli 2025 (Kamerstukken I, 2024–2025, 36 412, H). Naar aanleiding van die brief zijn enkele aanvullende vragen gesteld door leden van de Eerste Kamer (brief met nr. 178044).

De antwoorden op deze vragen zijn op 8 oktober jl. aan de Kamer verzonden (Kamerstuknummer nog niet bekend, ons kenmerk IENW/BSK-2025/251126). Vanwege nog lopend onderzoek wordt de Kamer verzocht de termijn voor deze toezegging te verlengen tot 1 december 2026.

T03992

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Van Langen-Visbeek (BBB), Thijssen (GroenLinks-PvdA) en Klip-Martin (VVD), toe de Kamer per brief te informeren over de wijze waarop de monitoring wordt vormgegeven, waarbij onder meer wordt gekeken naar de kostentoedelingsverordeningen, de wijze waarop de bestuurlijke ruimte wordt toegepast en de wijze waarop de tarieven zich zullen ontwikkelen in de tariefdifferentiatie gebouwd.

De kostentoedelingsverordeningen worden door de waterschappen zelf vastgesteld, in het najaar van 2025. Na vaststelling worden deze door het ministerie beoordeeld op de wijze waarop de bestuurlijke ruimte is toegepast. De Kamer kan hier dan in het voorjaar 2026 over geïnformeerd worden. Om die reden wordt de Kamer verzocht de termijn van deze toezegging te verlengen tot 1 juni 2026.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, R. Tieman

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu, A.A. Aartsen

Naar boven