36 715 Staat van de Europese Unie 2025

F VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 21 juli 2025

De vaste commissie voor Europese Zaken1 heeft schriftelijk overleg gevoerd met de Minister van Buitenlandse Zaken over de Staat van de Unie 2025. Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:

  • De uitgaande brief van 11 juni 2025.

  • De antwoordbrief van 8 juli 2025.

De griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken, Van den Driessche

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR EUROPESE ZAKEN

Aan de Minister van Buitenlandse Zaken

Den Haag, 11 juni 2025

De leden van de vaste commissie voor Europese Zaken hebben kennisgenomen van de Staat van de Unie 2025, die tevens een appreciatie van het Commissiewerkprogramma voor 2025 bevat.2 De commissie heeft besloten in schriftelijk overleg te treden, voorafgaand aan de Algemene Europese Beschouwingen.

De leden van de fracties van BoerBurgerBeweging (BBB), D66, Partij voor de Dieren (PvdD), Forum voor Democratie (FVD) en Volt en de leden van de fracties van OPNL, CDA en ChristenUnie gezamenlijk wensen u een aantal vragen te stellen en aandachtspunten mee te geven. De leden van de fractie van Volt sluiten zich aan bij de vragen van de leden van de fractie van D66 en de vragen van de fracties van OPNL, CDA en ChristenUnie gezamenlijk.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie merken op dat de Europese Commissie het belang benadrukt van voedselzekerheid, toegang tot kritieke grondstoffen en het versterken van strategische autonomie. De leden van de BBB-fractie vragen welke waarborgen de Commissie biedt aan de Nederlandse regering dat de Clean Industrial Deal en de Europese duurzaamheidsambities niet leiden tot extra lasten, regeldruk of concurrentievervalsing voor Nederlands bedrijfsleven, en hoe wordt voorkomen dat (voedsel)productie naar buiten de EU verschuift, met mogelijk lagere normen?

Tevens vragen deze leden hoe volgens de regering, de Europese Commissie ervoor gaat zorgen, in het licht van de aanbevelingen uit het Draghi-rapport, dat innovatiebeleid en investeringsprogramma’s daadwerkelijk toegankelijk zijn voor het Nederlandse MKB en familiebedrijven zonder dat zij worden overvraagd door complexe Europese regels en rapportageverplichtingen.

Zij vragen ook welke structurele maatregelen de Commissie aan de Nederlandse regering voorstelt om de energieprijzen voor Europese producenten structureel te verlagen, zodat de concurrentiepositie van de bedrijven behouden blijft en voedselzekerheid binnen de EU niet in gevaar komt door verplaatsing van productie naar buiten Europa.

De leden van de fractie van BBB constateren dat de Commissie stevig inzet op een Europese defensie-unie en versterking van de interne veiligheid, met nieuwe strategieën en programma’s op het gebied van defensie, crisisbeheersing en migratie. Zij vragen hoe de regering ziet dat binnen deze Europese plannen gegarandeerd wordt dat lidstaten zoals Nederland zeggenschap houden over hun eigen defensie-inzet, migratiebeleid en grensbewaking. Ook vragen deze leden op welke manier wordt voorkomen dat nationale bevoegdheden verder worden overgedragen aan Brussel.

De leden van de BBB-fractie zien dat de Commissie arbeidsmobiliteit wil bevorderen en aan modernisering van de coördinatie van sociale zekerheidsstelsels werkt. Deze leden vragen welke concrete maatregelen de Commissie neemt, volgens de regering, om te waarborgen dat arbeidsmigratie binnen de EU niet leidt tot uitbuiting, sociale dumping of het ondermijnen van Nederlandse arbeidsvoorwaarden. Ook vragen deze leden hoe ervoor gezorgd wordt dat de lasten van arbeidsmigratie niet onevenredig op nationale samenlevingen terechtkomen.

De Commissie ziet uitbreiding van de EU als strategisch belangrijk. De leden van de BBB-fractie zijn kritisch over verdere uitbreiding zonder waarborgen voor naleving van Europese normen. De leden van de BBB-fractie vragen welke garanties de Commissie aan Nederland biedt dat nieuwe lidstaten daadwerkelijk voldoen aan de bestaande Europese rechtsstatelijke en economische normen vóór toetreding, en dat ook na toetreding deze normen worden nageleefd.

De leden van de BBB-fractie merken op dat digitalisering van de economie en het gebruik van kunstmatige intelligentie speerpunten zijn van de Commissie. Deze leden vragen de regering hoe bij de uitrol van Europese digitaliserings- en AI-strategieën geborgd wordt dat de privacy van Nederlandse burgers maximaal wordt beschermd. Krijgen lidstaten voldoende ruimte om strengere nationale privacyregels te hanteren als zij dat wensen, vragen deze leden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie danken de regering voor de uitgebreide weergave van haar inzet ten aanzien van de zeven strategische prioriteiten van de Europese Commissie. Zij onderschrijven het uitgangspunt dat Europa zich moet versterken als geopolitieke en geo-economische speler in een wereldorde die in hoog tempo verandert. Daarbij zijn investeringen in klimaatneutraliteit, technologische autonomie en brede maatschappelijke weerbaarheid volgens de leden van de D66-fractie essentieel. De leden van de D66-fractie hebben naar aanleiding van het chapeau enkele vragen.

De regering stelt dat de EU haar eigen belangen moet nastreven en haar normen en waarden moet beschermen.3 Deze leden vragen hoe de regering waarborgt dat mensenrechten, democratische beginselen en de rechtsstaat daarbij leidend blijven, en niet ondergeschikt raken aan geopolitieke overwegingen.

In het chapeau benadrukt de regering de nationale druk op huisvesting, zorg en onderwijs als reden voor Europese inperking van migratie.4 De leden van de D66-fractie vragen of de regering erkent dat deze knelpunten in belangrijke mate het gevolg zijn van binnenlands beleid en structurele keuzes, zoals het woningbouwbeleid, investeringen in publieke sectoren en de organisatie van opvang en integratie. Zo nee, op welke gronden wijkt de regering hiervan af?

De regering benadrukt het belang van Europese eenheid. Deze leden vragen hoe de regering dit belang prioriteert wanneer lidstaten fundamentele Europese waarden, zoals democratie, rechtsstatelijkheid en gelijkheid ongeacht seksuele oriëntatie, niet naleven. En hoe geeft de regering invulling aan het handhaven van deze waarden, bijvoorbeeld in situaties zoals in Hongarije, waar de rechtsstaat en LHBTIQ+-rechten onder druk staan, of in gevallen waarin het internationaal recht wordt geschonden?

De regering stelt dat een gezonde en innovatieve economie noodzakelijk is om veiligheid te kunnen realiseren en financieren. Tegelijk noemt de regering het afbouwen van publieke schulden als randvoorwaarde. De leden van de D66-fractie vragen hoe de regering voorkomt dat dit streven de noodzakelijke investeringen in bijvoorbeeld klimaat en defensie belemmert, en zo het Europese concurrentievermogen – zoals benadrukt in het rapport van Draghi5 – juist verzwakt.

De nadruk op «een weerbaardere Unie» wordt vooral in militaire en economische termen besproken, maar digitale en sociale weerbaarheid blijven onderbelicht. Tegelijkertijd laten landen als Finland het belang van een integrale benadering van weerbaarheid zien. Een samenleving met sociale cohesie en gedeelde waarden is weerbaarder tegen het zaaien van angst en exploiteren van interne verdeeldheden door onze vijanden. Digitaal vaardige burgers zijn minder vatbaar voor desinformatie en misinformatie, aldus deze leden. Zij vragen in hoeverre deze dimensies volgens de regering voldoende worden geborgd in Europese plannen, zoals de paraatheidsstrategie.

In het chapeau spreekt de regering de ambitie uit om Europa innovatiever en economisch veerkrachtiger te maken. De leden van de D66-fractie vragen welke rol de regering ziet voor Nederland in het realiseren van deze innovaties, bijvoorbeeld binnen het kader van de Clean Industrial Deal en genoemde AI-ecosystemen. Hoe verhoudt deze inzet zich tot voorgenomen bezuinigingen op onderwijs en wetenschap, terwijl juist hoogwaardige kennis en vaardigheden onmisbaar zijn voor economische, technologische weerbaarheid?

De regering stelt dat de EU moet investeren in strategische industrieën en productieketens. Is de regering het met deze leden eens dat deze investeringsagenda nadrukkelijk duurzaam moet zijn, en dat subsidies niet mogen vloeien naar fossiele infrastructuur of vervuilende sectoren?

Vragen en opmerkingen van de leden van de FVD-fractie

De leden van de FVD-fractie merken op dat de regering in het chapeau benadrukt dat economische samenwerking alleen werkt als alle lidstaten een solide financieel-economisch beleid voeren, inclusief de afbouw van hoge publieke schulden.6 Ook is de regering tegenstander van gemeenschappelijke schuld voor nieuwe budgetinstrumenten en pleit zij voor herprioritering binnen de EU-begroting in plaats van vergroting.7

De leden van de FVD-fractie vragen hoe de uiteenlopende economische situaties en financiële beleidsvoorkeuren van de lidstaten, en de meningsverschillen over de omvang en financiering van de EU-begroting het vermogen van de EU beïnvloeden om uniform en effectief beleid te voeren dat concrete, positieve economische resultaten voor de Nederlandse burgers oplevert.

Deze leden vragen of daar tot nu toe überhaupt sprake van is, of dat deze harmonisatie alleen maar negatief ten opzichte van onze welvaart is.

In het chapeau wordt expliciet gesteld dat de groeiende bevolking in Nederland, deels beïnvloed door migratie, druk legt op de woningmarkt, de zorg en het onderwijs, wat weer de sociale samenhang beïnvloedt.8 Nederland streeft, volgens het Hoofdlijnenakkoord, naar een ambitieuze Europese agenda om «grip te krijgen op migratie», het omlaag brengen van de aantallen asielaanvragen en het verbeteren van terugkeer.

De leden van de FVD-fractie vragen in hoeverre de Europese migratie- en asielstrategieën en het nagestreefde strikte EU-asielbeleid effectief zijn in het mitigeren van deze concrete, negatieve impact op de nationale infrastructuur en het welzijn van de huidige burgers.

Vragen en opmerkingen van de PvdD-fractie

De leden van de PvdD-fractie hebben over verschillende onderwerpen vragen bij de Staat van de Unie en bij de kabinetsappreciatie van het nieuwe Werkprogramma van de Europese Commissie voor 2025.

Over het beleid ten aanzien van economie versus duurzaamheid en dierenwelzijn vragen de leden van de PvdD-fractie hoe de regering de verhouding ziet tussen de ambities van de EU op het gebied van defensie, landbouw en industriepolitiek aan de ene kant en klimaat, circulariteit, nulverontreiniging, waterkwaliteit en -kwantiteit, biodiversiteit en dierenwelzijn aan de andere kant. Deze leden maken zich zorgen over de vraag of de EU de doelen op het gebied van duurzaamheid en dierenwelzijn zal halen gezien de nieuwe koers van de EU. Dit terwijl schoon water, een schone lucht, een schone bodem, een hoge biodiversiteit, dierenwelzijn en een stabiel klimaat basisvoorwaarde zijn voor een gezond leven van mens en dier. Zij vragen welke keuzes de regering maakt in de afweging tussen deze Europese beleidsdoelen.

De leden van de PvdD-fractie vragen wat de verwachtingen zijn van de regering van de Europese Commissaris ten aanzien van dierenwelzijn.

Deze leden vragen welke EU dossiers op het gebied van dierenwelzijn de regering prioriteert en welke initiatieven zij gaat nemen om deze te realiseren.

De leden van de PvdD-fractie hebben ten aanzien van landbouw de volgende vragen.

Zij vragen wat de inzet van de regering is bij de onderhandelingen over het post-2027 Europese landbouwbudget (CAP). Welke prioriteiten heeft zij hierbij op het gebied van duurzaamheid in dierenwelzijn?

De leden van de PvdD-fractie maken zich zorgen over de keuze van de regering om voor een nieuwe derogatie voor mest vanaf 2026 te pleiten. Leidt dit niet tot een voortzetting van intensieve landbouw en veehouderij waardoor de transitie naar diervriendelijke en duurzame landbouw wordt uitgesteld?

Deze leden vragen of het pleiten voor het schrappen van de 170kg stikstof/ha norm niet haaks staat op de noodzaak om onze stikstofuitstoot te verminderen.

Verder wordt er gepleit voor het toestaan van RENURE. De leden van de PvdD-fractie vragen of dit er niet toe leidt dat intensieve landbouw en veehouderij verder zijn gang kan gaan in plaats van voor een duurzame lange-termijn oplossing te kiezen.

De leden van de PvdD-fractie hebben ten aanzien van het onderwerp AI de volgende vragen.

Binnen het actieplan voor het AI-continent wordt er voorgesteld om het AI-ecosysteem te versterken. Deze leden vragen hoe er voor wordt gezorgd dat binnen het stimuleren van een AI-ecosysteem voldoende geluisterd wordt naar de zorgen van gebruikers (consumenten).

Zij vragen daarbij hoe de privacy van gebruikers wordt gewaarborgd. Hoe wordt er bovendien voor gezorgd dat de AI-algoritmes transparant zijn? Hoe wordt ervoor gezorgd dat er geen vormen van onrechtvaardigheid en discriminatie voorkomen bij intensiever gebruik van AI-systemen?

Verder wordt er verkend om een AI-fabriek in Nederland te bouwen. De leden van de PvdD-fractie vragen wat de ecologische voetafdruk van zo’n AI-fabriek zou zijn. Is het mogelijk om een AI-fabriek op volledig duurzame wijze te laten opereren?

Binnen de EU-strategie voor de bio-economie wordt er voorgesteld om actief de bio-economie te stimuleren. Deze leden vragen hoe er voor wordt gezorgd dat de bio-economie en biotechnologie op een diervriendelijke en duurzame wijze worden vormgegeven.

Ten aanzien van de Gerichte herziening van de Reach-verordening wordt in de kabinetsappreciatie van het Werkprogramma van de Commissie 2025 benoemd dat een beoordeling van het kabinet over de doelen van de Commissie om de regelgeving van de chemische industrie te vereenvoudigen zal afhangen van de vraag of deze bijdraagt aan veiligere producten voor burgers en bescherming van het milieu. De leden van de PvdD-fractie vragen welke richtlijnen voor deze beoordelingen van veiligheid en duurzaamheid worden gebruikt.

Deze leden vragen hoe het gebruik van dierproeven in deze veiligheidsbeoordelingen wordt vermeden, gezien de Roadmap Towards Phasing Out Animal Testing for Chemical Safety Assessments in voorbereiding bij de Europese Commissie.9

Ten aanzien van het Witboek over de toekomst van de Europese defensie hebben de leden van de PvdD-fractie de volgende vraag. Binnen het streven naar een sterkere defensie-unie wordt een nieuwe balans voorgesteld, bijvoorbeeld op het gebied van ruimtelijke ordeningsvraagstukken die de krijgsmacht zouden hinderen. De leden van de PvdD-fractie vragen hoe duurzaamheidsdoelen worden opgenomen in het zoeken naar deze «nieuwe balans».

Ten aanzien van Innovatie, Landbouw en de Visserijsector vragen de leden van de PvdD-fractie het volgende. Vanuit de regering wordt steun geuit voor EU-innovatie in de landbouw- en de visserijsector. Deze leden vragen welke duurzaamheid- en dierenwelzijnseisen er worden gesteld aan zulke innovaties.

Er wordt tot slot gepleit voor innovaties op het gebied van boomkorvisserij en het vermijden van een verbreding van het EU-verbod op pulsvisserij. De leden van de PvdD-fractie vragen hoe dit te rijmen valt met de doelen van duurzaamheid en diervriendelijkheid.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie

De leden van de Volt-fractie constateren dat de Staat van de Unie in het geheel niet refereert aan de door de Europese Raad vastgestelde Strategische Agenda. Zij vragen in hoeverre deze agenda volgens u nog relevant is. Vloeien uit deze agenda ook operationele consequenties?

De leden van de Volt-fractie zijn het ermee eens dat de EU geopolitiek en geo-economisch volwassen moet worden. Welke concrete stappen denkt u hierin zelf te zetten? Welke concrete oproepen doet u aan de EU? In hoeverre kan de benodigde volwassenheid worden bereikt zonder de EU-verdragen te wijzigen?

De leden van de Volt-fractie merken op dat de regering oproept tot een actief defensie-industriebeleid van de Europese Unie. Hierbij geeft zij volgens de leden van de Volt-fractie terecht aan dat dit samen met partners als het VK, Noorwegen en Turkije moet gebeuren.

Hoe ziet de regering de industriële samenwerking met het VK als dat zich economisch nadrukkelijk buiten de Europese Unie wenst te plaatsen?

Welke herijking van de samenwerking van de inlichtingendiensten heeft zij voor ogen nu de traditionele partners zich meer op zichzelf en minder op het NAVO collectief richten?

Ziet u kwetsbaarheden in het feit dat het buitenlands- en defensiebeleid van de EU institutioneel losgekoppeld is van elkaar, zo vragen deze leden.

De leden van de Volt-fractie lezen dat de regering in het kader van het asiel- en migratiebeleid wijst op gezamenlijke Europese inspanningen. Welke prioriteiten ziet u daarin? Mogen de leden van de Volt-fractie vaststellen dat het idee van een Nederlandse opt-out op dit gebied nu definitief van tafel is? Zo niet, hoe is het aan andere lidstaten uit te leggen dat Nederland de samenwerking wil intensiveren, maar wel een opt-out wenst, vragen deze leden.

De regering noemt nog steeds de wens van een nieuwe derogatie voor mest vanaf 2026. Dit lijkt deze leden op dit moment onrealistisch. Welke stappen zijn hier concreet op gezet en welke stappen worden nog verder gezet?

In het Chapeau wordt verwezen naar de ondervertegenwoordiging van Nederlanders bij de instellingen van de Europese Unie.10 Heeft u een analyse gedaan waar dat aan kan liggen? Welke stappen denkt u concreet te nemen om de vertegenwoordiging te vergroten? Op welke wijze neemt de Nederlandse regering contact met niet-Nederlandse ambtenaren om begrip te kweken voor Nederlandse standpunten, zo vragen de leden van de Volt-fractie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van OPNL, CDA en ChristenUnie gezamenlijk

De leden van de fracties van OPNL, CDA en ChristenUnie gezamenlijk lezen dat het Chapeau van de Staat van de Unie de volgende passage bevat: «De komende tijd zal de Commissie op verschillende beleidsterreinen voorstellen doen om wetgeving te versimpelen, zoals op het gebied van duurzaamheid, cyberveiligheid, landbouw en mogelijk defensie. Het kabinet staat hier positief tegenover en kan zich voorstellen dat vereenvoudiging ook revisie van wetgeving vereist. Bij deze mogelijke herzieningen zal Nederland aandacht blijven vragen voor de Nederlandse opgaven op het gebied van ruimtelijke ordening, waaronder de vergunningverlening voor defensie, (energie-) infrastructuur, woningbouw en landbouw, waar stapeling van wet- en regelgeving mogelijk impact op heeft.»11 Naast de door de Europese Commissie en de regering genoemde voorbeelden, geldt ook voor de regionale EU-fondsen, zoals voor het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (hierna: EFRO), dat de regeldruk aanzienlijk is.

De leden van deze fracties vragen of u bereid bent om aandacht te vragen voor de stapeling van wetgeving op het gebied van het EFRO. Deze leden vragen hierop een toelichting.

Uit Annex II bij het Werkprogramma 2025 van de Commissie12 blijkt dat dit kwartaal (2e kwartaal 2025) het EFRO 2021–2027 tussentijds geëvalueerd wordt. Deze leden vragen of u actief betrokken wordt bij de tussentijdse evaluatie van het EFRO 2021–2027 en of er specifiek wordt ingezet op het verminderen van administratieve lasten voor regionale overheden en bedrijven.

EU-fondsen als het Europees Sociaal Fonds Plus (hierna: ESF+) en EFRO (waaronder Interreg) vloeien vanaf 2028 mogelijk niet langer rechtstreeks naar de regio’s maar lopen vanaf dan via de nationale lidstaten. Zoals Binnenlands Bestuur opmerkt, duiden de aanbevelingen in het 9th Report on Economic Social and Territorial Cohesion op sterke centralisatie van het cohesiebeleid in de toekomst.13

De leden van deze fracties ontvangen graag een toelichting van de regering met de stand van zaken betreft de centralisatie van de EU-fondsen ESF+ en EFRO.

Deze leden ontvangen tevens graag een toelichting over de toekomst van netwerken als Vanguard, Havensteden, Slimme Steden, Euregio’s, en hun toegang tot cohesie-middelen.

Zij verzoeken de regering ook om een appreciatie van de centralisatie van EU-fondsen als ESF+ en EFRO. Daarbij wordt de regering verzocht specifiek in te gaan op de wijze waarop de autonomie van regio’s wordt gewaarborgd en hoe wordt voorkomen dat deze centralisatie leidt tot een afname van de inspraak van regionale overheden.

Eén van de hoofddoelstellingen van het EFRO is het investeren in groei en banen, om de arbeidsmarkt en de regionale economieën te versterken, aldus de leden van deze fracties. Nu zijn er plannen om dit cohesiebeleid te centraliseren, wat de toegang van regionale overheden en bedrijven juist belemmert. Deze leden vragen tot slot of de regering kan toelichten hoe deze hoofddoelstelling van het EFRO zich verhoudt tot het belemmeren van de toegang van regionale overheden en bedrijven.

De leden van de vaste commissie voor Europese Zaken zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk vier weken na dagtekening van deze brief.

Voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, E.B. van Apeldoorn

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 juli 2025

Met verwijzing naar de schriftelijke inbreng van de Eerste Kamer met betrekking tot Staat van de Unie, gaat uw Kamer hierbij de antwoorden toe van de zijde van het kabinet.

De Minister van Buitenlandse Zaken, C.C.J. Veldkamp

Schriftelijk overleg Staat van de Unie 2025

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie merken op dat de Europese Commissie het belang benadrukt van voedselzekerheid, toegang tot kritieke grondstoffen en het versterken van strategische autonomie. De leden van de BBB-fractie vragen welke waarborgen de Commissie biedt aan de Nederlandse regering dat de Clean Industrial Deal en de Europese duurzaamheidsambities niet leiden tot extra lasten, regeldruk of concurrentievervalsing voor Nederlands bedrijfsleven, en hoe wordt voorkomen dat (voedsel)productie naar buiten de EU verschuift, met mogelijk lagere normen?

1. Antwoord van het kabinet:

De Europese Commissie heeft het verminderen van regeldruk en administratieve lasten tot prioriteit bestempeld. Op 12 februari jl. publiceerde de Commissie een mededeling waarin maatregelen zijn aangekondigd om bestaande regelgeving te versimpelen en regeldruk te verminderen.14 Sindsdien zijn meerdere omnibus-voorstellen gepubliceerd, onder andere voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.15 Het kabinet steunt deze inzet van de Commissie en draagt actief voorstellen aan die kunnen bijdragen aan het verminderen van regeldruk en administratieve lasten, zonder de daarmee verband houdende beleidsdoelstellingen te ondermijnen.

De Clean Industrial Deal en duurzaamheidsambities gaan hand in hand met economische groei en het verminderen van regeldruk. Veel voorstellen in de Clean Industrial Deal moeten juist tot een betere uitgangspositie voor ondernemers leiden. Bij de uitwerking van de voorstellen die zullen volgen uit de Clean Industrial Deal blijft het kabinet inzetten op het terugdringen van regeldruk voor burgers, bedrijven en overheidsinstanties. Ook zet het kabinet in op het waarborgen van een gelijk speelveld voor ondernemers binnen de EU. Zo voorkomen we extra lasten voor ondernemers en verbeteren we het ondernemersklimaat binnen de EU.

Daarnaast produceert de EU meer voedsel dan ze verbruikt en is de EU daarmee netto-exporteur. Dankzij het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de EU blijft de EU-landbouwsector concurrerend en goed ondersteund. Bovendien laat de Commissie met de recent gepubliceerde visie op landbouw en voedsel zien dat ze prioriteit geeft aan voedselzekerheid en een concurrerende landbouwsector.16

Tevens vragen deze leden hoe volgens de regering, de Europese Commissie ervoor gaat zorgen, in het licht van de aanbevelingen uit het Draghi-rapport, dat innovatiebeleid en investeringsprogramma’s daadwerkelijk toegankelijk zijn voor het Nederlandse MKB en familiebedrijven zonder dat zij worden overvraagd door complexe Europese regels en rapportageverplichtingen.

2. Antwoord van het kabinet:

De positie van het Nederlandse MKB en familiebedrijven krijgt bijzondere aandacht van het kabinet binnen de inzet voor betere regelgeving. De Commissie heeft de ambitie om administratieve lasten voor het bedrijfsleven met 25%, en voor het MKB met 35% te verminderen.

Daarnaast blijken investeringsprogramma’s goed toegankelijk voor het Nederlandse MKB. Zo ontvangt het Nederlandse MKB veel geld uit Horizon Europe, het Europese investeringsprogramma voor onderzoek en innovatie. Van de inmiddels ruim EUR 4,3 miljard (9%) die sinds de start van Horizon Europe aan Nederlandse deelnemers is toegekend, ging EUR 1,1 miljard naar Nederlandse bedrijven, waarvan EUR 921,9 miljoen naar het MKB. Hiermee ontvangt Nederland, na Duitsland, Frankrijk en Spanje, de meeste middelen uit Horizon Europe.

Zij vragen ook welke structurele maatregelen de Commissie aan de Nederlandse regering voorstelt om de energieprijzen voor Europese producenten structureel te verlagen, zodat de concurrentiepositie van de bedrijven behouden blijft en voedselzekerheid binnen de EU niet in gevaar komt door verplaatsing van productie naar buiten Europa.

3. Antwoord van het kabinet:

Op 26 februari jl. heeft de Commissie het Actieplan voor betaalbare energieprijzen gezamenlijk met de Clean Industrial Deal (CID) gepubliceerd. Dit actieplan is specifiek gericht op het verlagen van de energieprijzen voor alle afnemers van energie in de EU en kondigt verschillende initiatieven en wetgevingsvoorstellen aan om energieprijzen te verlagen. Deze voorstellen zullen in de komende maanden en jaren gepubliceerd worden. Het actieplan kondigt zowel maatregelen aan die de energierekening op korte termijn moeten verlagen, als structurele hervormingen en verbeteringen van het energiesysteem en de interne markt voor energie. De maatregelen worden aangekondigd via acht verschillende acties en richten zich op vier pilaren: ten eerste het verlagen van de elektriciteitsrekening, ten tweede het voltooien van de Energie Unie, ten derde het aantrekken van investeringen en de uitvoering van de energietransitie, en ten vierde het goed voorbereiden op toekomstige crises.17

De leden van de fractie van BBB constateren dat de Commissie stevig inzet op een Europese defensie-unie en versterking van de interne veiligheid, met nieuwe strategieën en programma’s op het gebied van defensie, crisisbeheersing en migratie. Zij vragen hoe de regering ziet dat binnen deze Europese plannen gegarandeerd wordt dat lidstaten zoals Nederland zeggenschap houden over hun eigen defensie-inzet, migratiebeleid en grensbewaking. Ook vragen deze leden op welke manier wordt voorkomen dat nationale bevoegdheden verder worden overgedragen aan Brussel.

4. Antwoord van het kabinet:

De EU kan alleen optreden op terreinen waarvoor aan de EU bevoegdheden zijn toegekend. Voor overdracht van aanvullende bevoegdheden is verdragswijziging nodig. De EU heeft bevoegdheden op gebied van migratie en grensbewaking. De EU gaat niet over de inzet van nationale defensie, maar de EU kan bijvoorbeeld wel bijdragen aan de versterking van de defensie-industrie. Juist op thema’s als migratie, grenzen en defensie en veiligheid ziet het kabinet meerwaarde in samenwerking met EU-lidstaten. Nederland is lid van de Raad en oefent daarmee invloed uit op de vormgeving van Europees beleid en de maatregelen op genoemde terreinen.

De leden van de BBB-fractie zien dat de Commissie arbeidsmobiliteit wil bevorderen en aan modernisering van de coördinatie van sociale zekerheidsstelsels werkt. Deze leden vragen welke concrete maatregelen de Commissie neemt, volgens de regering, om te waarborgen dat arbeidsmigratie binnen de EU niet leidt tot uitbuiting, sociale dumping of het ondermijnen van Nederlandse arbeidsvoorwaarden. Ook vragen deze leden hoe ervoor gezorgd wordt dat de lasten van arbeidsmigratie niet onevenredig op nationale samenlevingen terechtkomen.

5. Antwoord van het kabinet:

Het vrij verkeer van werknemers en diensten levert lidstaten, burgers en bedrijven veel voordelen op. EU-arbeidsmigranten leveren een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse en Europese economieën. Tegelijkertijd kent arbeidsmigratie schaduwzijden, zoals misstanden en uitbuiting, druk op ruimte, publieke voorzieningen en sociale cohesie, en het risico op brain drain in landen van herkomst.

Om te voorkomen dat de lasten van arbeidsmigratie onevenredig op bepaalde lidstaten of regio’s terechtkomen, pleit het kabinet voor een Europese aanpak van de uitdagingen rondom arbeidsmigratie, onder andere op basis van de aanbevelingen uit het rapport van Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten (Commissie Roemer). Ook werkt het kabinet actief samen met landen van herkomst op het gebied van informatievoorziening, het tegengaan van postbusconstructies, en grensoverschrijdende handhaving.

In Europees verband zet het kabinet ook in op het aanpakken van onrechtmatige detachering van derdelanderwerknemers door het verduidelijken van het juridisch kader. Nederland heeft hiertoe het initiatief genomen voor een gezamenlijk position paper on the posting of third country nationals.18

De Commissie ziet uitbreiding van de EU als strategisch belangrijk. De leden van de BBB-fractie zijn kritisch over verdere uitbreiding zonder waarborgen voor naleving van Europese normen. De leden van de BBB-fractie vragen welke garanties de Commissie aan Nederland biedt dat nieuwe lidstaten daadwerkelijk voldoen aan de bestaande Europese rechtsstatelijke en economische normen vóór toetreding, en dat ook na toetreding deze normen worden nageleefd.

6. Antwoord van het kabinet:

EU-toetreding is een lang en complex proces, waarbij het overnemen van het acquis en voldoen aan alle vereisten, inclusief de Kopenhagencriteria, centraal staat. Dit is een veeleisend proces voor de landen die willen toetreden. De Commissie voert continu gesprekken met de kandidaat-lidstaten, en wint onder andere informatie in bij internationale organisaties en het maatschappelijk middenveld over de situatie en doorgevoerde hervormingen in de kandidaat-lidstaten. Op basis daarvan publiceert de Commissie uitgebreide en grondige voortgangsrapportages. Het kabinet ziet erop toe dat de Commissie de voortgang in het toetredingsproces strikt monitort. Uiteindelijke toetreding is pas aan de orde wanneer aan alle gestelde vereisten en normen is voldaan. De stemming daarover vindt plaats op basis van unanimiteit.

Respecteren van Europeesrechtelijke normen is niet alleen een verplichting die op de kandidaat-lidstaten rust om tot de Unie te kunnen toetreden. Het is een verplichting die ook voor alle EU-lidstaten geldt. Wanneer een lidstaat zich niet aan het Unierecht houdt, is het primair aan de Europese Commissie, als hoedster van de Verdragen, om hiertegen in actie te komen. Het is voor het kabinet van belang dat de Commissie snel en effectief optreedt om terugval van lidstaten op rechtsstatelijk vlak te voorkomen en aan te pakken. Daarbij moet gebruik worden gemaakt van al het beschikbare EU-rechtsstaatinstrumentarium.

De leden van de BBB-fractie merken op dat digitalisering van de economie en het gebruik van kunstmatige intelligentie speerpunten zijn van de Commissie. Deze leden vragen de regering hoe bij de uitrol van Europese digitaliserings- en AI-strategieën geborgd wordt dat de privacy van Nederlandse burgers maximaal wordt beschermd. Krijgen lidstaten voldoende ruimte om strengere nationale privacyregels te hanteren als zij dat wensen, vragen deze leden.

7. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is van mening dat Europese digitaliserings- en AI-strategieën op een gedegen en efficiënte manier moeten worden uitgerold ten behoeve van de Europese en Nederlandse economie en samenleving(en). Europese privacywetgeving, zoals die in de vorm van de AVG ook in Nederland leidend is, blijft onverkort van toepassing. Alle initiatieven dienen dan ook in overeenstemming met deze regels te zijn en binnen de kaders daarvan te blijven. In lijn met dit doel is het kabinet waakzaam dat de privacy van Nederlandse burgers niet wordt verzwakt. Voor strengere nationale privacyregels ziet het kabinet dan ook op dit moment geen noodzaak. Ook is van belang dat nieuwe initiatieven zoveel mogelijk in samenhang worden bekeken met de kabinetspositie t.a.v. nationale koppen en het belang van het Europese concurrentievermogen, rechtsbescherming met inbegrip van gegevensbescherming, het verlagen van regeldruk, en het waarborgen van veiligheid in het digitale domein.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie danken de regering voor de uitgebreide weergave van haar inzet ten aanzien van de zeven strategische prioriteiten van de Europese Commissie. Zij onderschrijven het uitgangspunt dat Europa zich moet versterken als geopolitieke en geo-economische speler in een wereldorde die in hoog tempo verandert. Daarbij zijn investeringen in klimaatneutraliteit, technologische autonomie en brede maatschappelijke weerbaarheid volgens de leden van de D66-fractie essentieel. De leden van de D66-fractie hebben naar aanleiding van het chapeau enkele vragen.

De regering stelt dat de EU haar eigen belangen moet nastreven en haar normen en waarden moet beschermen.19 Deze leden vragen hoe de regering waarborgt dat mensenrechten, democratische beginselen en de rechtsstaat daarbij leidend blijven, en niet ondergeschikt raken aan geopolitieke overwegingen.

8. Antwoord van het kabinet:

Eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid en rechtsstaat, en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren, zijn de waarden waarop de Unie is gestoeld (artikel 2 van het EU-Verdrag). De EU heeft verschillende instrumenten om te waarborgen dat deze waarden worden nageleefd, waaronder de procedure van artikel 7 van het EU-Verdrag, rechtsstaatconditionaliteiten in de Europese meerjarenbegroting (MFK) en het Handvest van de grondrechten van de EU. De EU zet in op versterking van de bescherming van EU-waarden, bijvoorbeeld door middel van toetreding van de EU tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), versterking van rechtsstaatconditionaliteiten in het volgende MFK en een European Democracy Shield ter bescherming tegen interne dreigingen en ongewenste inmenging van buitenaf. Het kabinet steunt de Commissie in haar toezicht op de naleving van het Unierecht door de lidstaten en in haar versterking van de waarden waarop de EU is gestoeld.

In het chapeau benadrukt de regering de nationale druk op huisvesting, zorg en onderwijs als reden voor Europese inperking van migratie.20 De leden van de D66-fractie vragen of de regering erkent dat deze knelpunten in belangrijke mate het gevolg zijn van binnenlands beleid en structurele keuzes, zoals het woningbouwbeleid, investeringen in publieke sectoren en de organisatie van opvang en integratie. Zo nee, op welke gronden wijkt de regering hiervan af?

9. Antwoord van het kabinet:

De nationale druk op huisvesting, zorg en onderwijs is het gevolg van verscheidene factoren; het is niet mogelijk om hiervoor één enkele oorzaak aan te duiden. Eén van deze factoren is de groei van de Nederlandse bevolking als gevolg van migratie. Mede daarom is streng EU-migratiebeleid van belang om instroom van migratie te beperken. Het kabinet zet zich hier in Europees verband voor in.

De regering benadrukt het belang van Europese eenheid. Deze leden vragen hoe de regering dit belang prioriteert wanneer lidstaten fundamentele Europese waarden, zoals democratie, rechtsstatelijkheid en gelijkheid ongeacht seksuele oriëntatie, niet naleven. En hoe geeft de regering invulling aan het handhaven van deze waarden, bijvoorbeeld in situaties zoals in Hongarije, waar de rechtsstaat en LHBTIQ+-rechten onder druk staan, of in gevallen waarin het internationaal recht wordt geschonden?

10. Antwoord van het kabinet:

Het is primair aan de Commissie om, in haar rol als hoedster van de EU-verdragen te beoordelen of lidstaten het Unierecht schenden en hier, indien nodig, tegen op te treden. De Commissie heeft hiervoor meerdere instrumenten tot haar beschikking (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2426). Het kabinet steunt de Commissie in haar toezicht op de naleving van het Unierecht door EU-lidstaten. Ook spreekt het kabinet zich samen met gelijkgezinde lidstaten uit bij ernstige zorgen over schendingen van de waarden van de Unie, waaronder recentelijk over de anti-lhbtiq-wetswijzigingen van Hongarije tijdens de Raad Algemene Zaken van 27 mei jl.21 Nederland neemt samen met gelijkgezinde lidstaten deel aan EU-Hofzaken op het terrein van de rechtsstaat. Zo heeft Nederland met andere lidstaten aan de zijde van de Commissie geïntervenieerd in de EU-Hofzaken over Hongaarse anti-lhbtiq-wet en Hongaarse Soevereiniteitswet.22

De regering stelt dat een gezonde en innovatieve economie noodzakelijk is om veiligheid te kunnen realiseren en financieren. Tegelijk noemt de regering het afbouwen van publieke schulden als randvoorwaarde. De leden van de D66-fractie vragen hoe de regering voorkomt dat dit streven de noodzakelijke investeringen in bijvoorbeeld klimaat en defensie belemmert, en zo het Europese concurrentievermogen – zoals benadrukt in het rapport van Draghi23 – juist verzwakt.

11. Antwoord van het kabinet:

De afbouw van schulden hoeft niet ten koste te gaan van noodzakelijke investeringen in bijvoorbeeld klimaat en defensie. De afbouw van schulden kan gerealiseerd worden door lagere uitgaven in andere begrotingscategorieën of door structurele hervormingen door te voeren die zorgen voor duurzame economische groei.

De nadruk op «een weerbaardere Unie» wordt vooral in militaire en economische termen besproken, maar digitale en sociale weerbaarheid blijven onderbelicht. Tegelijkertijd laten landen als Finland het belang van een integrale benadering van weerbaarheid zien. Een samenleving met sociale cohesie en gedeelde waarden is weerbaarder tegen het zaaien van angst en exploiteren van interne verdeeldheden door onze vijanden. Digitaal vaardige burgers zijn minder vatbaar voor desinformatie en misinformatie, aldus deze leden. Zij vragen in hoeverre deze dimensies volgens de regering voldoende worden geborgd in Europese plannen, zoals de paraatheidsstrategie.

12. Antwoord van het kabinet:

De op 26 maart jl. gepresenteerde strategie voor een Paraatheidsunie van de Commissie kiest voor een geïntegreerde benadering van alle soorten dreigingen, waaronder hybride dreigingen zoals desinformatie. Een belangrijke prioriteit in deze strategie is het vergroten van de weerbaarheid van de samenleving. Het bijbehorende actieplan bevat een aantal acties die gericht zijn op het vergroten van de weerbaarheid van de samenleving, zoals richtsnoeren voor 72 uur zelfredzaamheid, Europese samenwerking tegen desinformatie en digitale inmenging, en aandacht voor democratisch burgerschap, onderwijs en media. Het kabinet kijkt in dat kader uit naar het Commissievoorstel voor een European Democracy Shield dat dit najaar wordt verwacht. Het kabinet waardeert deze brede aanpak waarin de maatschappelijke en digitale weerbaarheid voldoende wordt geborgd.

Daarnaast is op initiatief van Nederland een Europese weerbaarheidscoalitie in het leven geroepen. Het doel van de ministeriële coalitie van gelijkgestemde EU-lidstaten is om de civiele paraatheid en weerbaarheid te versterken, zowel op nationaal als op EU-niveau, en bij te dragen aan een effectieve uitvoering van de strategie voor een Paraatheidsunie.

De bredere kabinetsinzet op het thema EU weerbaarheid is terug te vinden in de kabinetsappreciatie het Niinistö-rapport24, de BNC-fiches over de Paraatheidsuniestrategie25 en de EU-Interne Veiligheidsstrategie.26

In het chapeau spreekt de regering de ambitie uit om Europa innovatiever en economisch veerkrachtiger te maken. De leden van de D66-fractie vragen welke rol de regering ziet voor Nederland in het realiseren van deze innovaties, bijvoorbeeld binnen het kader van de Clean Industrial Deal en genoemde AI-ecosystemen. Hoe verhoudt deze inzet zich tot voorgenomen bezuinigingen op onderwijs en wetenschap, terwijl juist hoogwaardige kennis en vaardigheden onmisbaar zijn voor economische, technologische weerbaarheid?

13. Antwoord van het kabinet:

Investeringen in onderzoek en innovatie, kennis, talent en vaardigheden blijven cruciaal voor de Europese en Nederlandse productiviteit en concurrentievermogen. Bezuinigingen versterken de noodzaak voor het maken van scherpe keuzes. Zowel publieke als private inspanningen zijn nodig. Het kabinet werkt aan een actieplan met handelingsperspectieven om private investeringen aan te jagen. Het actieplan wordt uiterlijk in september 2025 met de Kamers gedeeld. Verder werkt het kabinet aan gerichte investeringen, o.a. via project Beethoven27. Het kabinet zet zich bovendien onverminderd in voor het opleiden van studenten voor maatschappelijke sectoren en de arbeidsmarkt van morgen. Verder zet het kabinet zich in om de verbinding tussen maatschappij en onderzoek te versterken en de economische en maatschappelijke impact van onderzoek en wetenschap te vergroten. Tot slot zet het kabinet in op het aantrekken, ontwikkelen en behouden van onderzoekstalent dat van groot belang is voor het behouden en versterken van de toppositie van de Nederlandse wetenschap.

De regering stelt dat de EU moet investeren in strategische industrieën en productieketens. Is de regering het met deze leden eens dat deze investeringsagenda nadrukkelijk duurzaam moet zijn, en dat subsidies niet mogen vloeien naar fossiele infrastructuur of vervuilende sectoren?

14. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet onderschrijft dat de investeringsagenda van de EU nadrukkelijk duurzaam en toekomstgericht moet zijn, in lijn met de klimaatdoelstellingen. Het kabinet zet daarnaast ook in op het terugdringen van het gebruik van fossiele brandstoffen, door vervuiling te beprijzen en in Europees verband in te zetten op het afbouwen van fossiele subsidies voor de energievoorziening.

Vragen en opmerkingen van de leden van de FVD-fractie

De leden van de FVD-fractie merken op dat de regering in het chapeau benadrukt dat economische samenwerking alleen werkt als alle lidstaten een solide financieel-economisch beleid voeren, inclusief de afbouw van hoge publieke schulden.28 Ook is de regering tegenstander van gemeenschappelijke schuld voor nieuwe budgetinstrumenten en pleit zij voor herprioritering binnen de EU-begroting in plaats van vergroting.29

De leden van de FVD-fractie vragen hoe de uiteenlopende economische situaties en financiële beleidsvoorkeuren van de lidstaten, en de meningsverschillen over de omvang en financiering van de EU-begroting het vermogen van de EU beïnvloeden om uniform en effectief beleid te voeren dat concrete, positieve economische resultaten voor de Nederlandse burgers oplevert.

Deze leden vragen of daar tot nu toe überhaupt sprake van is, of dat deze harmonisatie alleen maar negatief ten opzichte van onze welvaart is.

15. Antwoord van het kabinet:

De EU interne markt draagt bij aan het verdienvermogen van Nederlandse bedrijven en de bredere economie. Daarnaast draagt het MFK bij aan de economische groei en het concurrentievermogen van Nederland en de EU. De meerwaarde voor de Nederlandse economie is zowel direct als indirect, en speelt een belangrijke rol in de economische groei, werkgelegenheid, en de stabiliteit van Nederland. Zo liet een studie van het CPB uit 2022 zien dat het Nederlandse bruto binnenlands product (bbp) structureel 3,1% hoger ligt door de handelsvoordelen van de EU waarmee Nederland één van de landen is die het meest baat hebben van de toegenomen handel door de EU. Zodoende houdt het MFK Nederland als open economie goed gepositioneerd in de Europese en mondiale economie.

In het chapeau wordt expliciet gesteld dat de groeiende bevolking in Nederland, deels beïnvloed door migratie, druk legt op de woningmarkt, de zorg en het onderwijs, wat weer de sociale samenhang beïnvloedt.30 Nederland streeft, volgens het Hoofdlijnenakkoord, naar een ambitieuze Europese agenda om «grip te krijgen op migratie», het omlaag brengen van de aantallen asielaanvragen en het verbeteren van terugkeer.

De leden van de FVD-fractie vragen in hoeverre de Europese migratie- en asielstrategieën en het nagestreefde strikte EU-asielbeleid effectief zijn in het mitigeren van deze concrete, negatieve impact op de nationale infrastructuur en het welzijn van de huidige burgers.

16. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet streeft een streng EU-migratiebeleid na om de omvang van migratie naar Nederland te beperken. Hierin zijn voor het kabinet een aantal belangrijke prioriteiten te onderscheiden, waaronder de implementatie van het Asiel- en Migratiepact (hierna: Pact), naleving van de Dublinverordening, een ambitieuze inzet op terugkeer, het versterken van grenzen, de ontwikkeling en bestendiging van brede partnerschappen, de inzet van innovatie oplossingen, en het inzetten op een EU-gecoördineerde aanpak ten aanzien van de opvang en terugkeer van ontheemden uit Oekraïne.

Adequate implementatie van het Pact kan de migratiedruk op Nederland sterk verlichten. Daarom is het van belang dat dit snel gebeurt. Ook op terugkeer en innovatieve oplossingen zijn er belangrijke stappen gezet met de publicatie van het voorstel voor een Terugkeerverordening en het voorstel voor een veilig derde landen concept. Daarnaast zijn er op EU-niveau verschillende migratiepartnerschappen afgesloten. Er is momenteel sprake van een daling van het aantal irreguliere grensoverschrijdingen, zowel op Europees niveau als op nationaal niveau.

Vragen en opmerkingen van de PvdD-fractie

De leden van de PvdD-fractie hebben over verschillende onderwerpen vragen bij de Staat van de Unie en bij de kabinetsappreciatie van het nieuwe Werkprogramma van de Europese Commissie voor 2025.

Over het beleid ten aanzien van economie versus duurzaamheid en dierenwelzijn vragen de leden van de PvdD-fractie hoe de regering de verhouding ziet tussen de ambities van de EU op het gebied van defensie, landbouw en industriepolitiek aan de ene kant en klimaat, circulariteit, nulverontreiniging, waterkwaliteit en -kwantiteit, biodiversiteit en dierenwelzijn aan de andere kant. Deze leden maken zich zorgen over de vraag of de EU de doelen op het gebied van duurzaamheid en dierenwelzijn zal halen gezien de nieuwe koers van de EU. Dit terwijl schoon water, een schone lucht, een schone bodem, een hoge biodiversiteit, dierenwelzijn en een stabiel klimaat basisvoorwaarde zijn voor een gezond leven van mens en dier. Zij vragen welke keuzes de regering maakt in de afweging tussen deze Europese beleidsdoelen.

17. Antwoord van het kabinet:

Dit kabinet is gecommitteerd aan het volledig naleven van internationale en Europese verplichtingen op het gebied van milieu, klimaat en dierenwelzijn. Tegelijkertijd ziet dit kabinet ook het belang in van de ambities van deze Commissie op het gebied van de Clean Industrial Deal, landbouw en defensie. Daarom pleit Nederland al langer, bijvoorbeeld met een non paper over betere regelgeving, om ervoor te zorgen dat verschillende ambitieuze plannen beter op elkaar aansluiten.31 Dit kan onder andere door goede impact assessments van de Commissie bij nieuwe wetgeving, waarbij ook gekeken moet worden naar integratie van bestaande wet- en regelgeving in nieuwe voorstellen. Dit bevordert een integrale benadering en zorgt ervoor dat de juiste discussies worden gevoerd tijdens onderhandelingen.

De leden van de PvdD-fractie vragen wat de verwachtingen zijn van de regering van de Europese Commissaris ten aanzien van dierenwelzijn.

Deze leden vragen welke EU dossiers op het gebied van dierenwelzijn de regering prioriteert en welke initiatieven zij gaat nemen om deze te realiseren.

18. Antwoord van het kabinet:

De verwachting is momenteel dat de Eurocommissaris voor Gezondheid en Dierenwelzijn in het vierde kwartaal van 2026 met wetgevingsvoorstellen inzake dierenwelzijn zal komen, met daarin gemoderniseerde, soortspecifieke voorschriften inzake de houderij van landbouwhuisdieren.

Nederland heeft tijdens de Landbouw- en Visserijraad van december 2024 een oproep aan de Commissie gedaan om zo snel mogelijk verdere herzieningsvoorstellen voor de dierenwelzijnsregels te presenteren. Verder wordt op dit moment in de EU onderhandeld over een Verordening inzake het welzijn en de traceerbaarheid van honden en katten en een Verordening inzake het Transport van levende dieren, en zet het kabinet zich in om de Nederlandse inzet zoals geformuleerd in de betreffende BNC-fiches te realiseren.32

De leden van de PvdD-fractie hebben ten aanzien van landbouw de volgende vragen.

Zij vragen wat de inzet van de regering is bij de onderhandelingen over het post-2027 Europese landbouwbudget (CAP). Welke prioriteiten heeft zij hierbij op het gebied van duurzaamheid in dierenwelzijn?

Na het verschijnen van de voorstellen voor het Meerjarig Financieel Kader 2028–2034 zal de inzet van het kabinet met de Kamers gedeeld worden. Naar verwachting lopen de voorstellen voor het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) hiermee gelijk op. Het kabinet heeft de Tweede Kamer in het kader van de Visie voor Landbouw en Voedsel reeds geïnformeerd over een aantal standpunten ten aanzien van het GLB post-202733. Evenwel zal de Nederlandse inzet bepaald worden zodra de inhoud van het MFK en de GLB deze zomer bekend is.

De leden van de PvdD-fractie maken zich zorgen over de keuze van de regering om voor een nieuwe derogatie voor mest vanaf 2026 te pleiten. Leidt dit niet tot een voortzetting van intensieve landbouw en veehouderij waardoor de transitie naar diervriendelijke en duurzame landbouw wordt uitgesteld?

Geologische en klimatologische omstandigheden, zoals een hoog neerslagoverschot en lang groeiseizoen, maken Nederland bij uitstek één van de EU-lidstaten waar productie van gewassen efficiënt kan plaatsvinden, ook binnen de ecologische parameters van de Nitraatrichtlijn. Zowel de waterkwaliteit en de positieve bijdrage die een derogatie daaraan kan leveren als de EU-brede wens voor meer strategische autonomie zijn belangrijke redenen om een derogatie mogelijk te maken. Daarnaast maakt het kabinet serieus werk van het waarborgen van een goede waterkwaliteit in bijvoorbeeld het achtste actieprogramma voor de Nitraatrichtlijn.

Deze leden vragen of het pleiten voor het schrappen van de 170kg stikstof/ha norm niet haaks staat op de noodzaak om onze stikstofuitstoot te verminderen.

Dit kabinet zet in op het schrappen van de huidige generieke norm voor dierlijke mest in de Nitraatrichtlijn, met in plaats daarvan het vaststellen van gewas- en grondsoortgerichte stikstofgebruiksnormen. Deze aanpassing van de Nitraatrichtlijn is een van de prioriteiten van het kabinet binnen het landbouwdossier. Zonder deze generieke norm kunnen boeren in plaats van kunstmest meer dierlijke mest gebruiken. In de visie van het kabinet zou dit het milieu, het klimaat en de open strategische autonomie ten goede komen, aangezien de landbouwsector daarmee minder afhankelijk zou worden van buiten de EU geïmporteerde kunstmest. Bovendien zou meer gebruik van dierlijke mest de circulariteit van de landbouw ten goede komen. Via o.a. mestbewerking en emissiearme aanwendingstechnieken kan de stikstofemissie uit dierlijke mest hierbij worden beperkt.

Verder wordt er gepleit voor het toestaan van RENURE. De leden van de PvdD-fractie vragen of dit er niet toe leidt dat intensieve landbouw en veehouderij verder zijn gang kan gaan in plaats van voor een duurzame lange-termijn oplossing te kiezen.

19. Antwoord van het kabinet:

RENURE is een belangrijk middel om verlichting voor de mestmarkt te bieden. Bovendien is RENURE, als product uit dierlijke mest, een duurzaam en milieuvriendelijk alternatief voor kunstmest. Ook draagt RENURE bij aan de open strategische autonomie van de EU en aan het betaalbaar houden van landbouwproducten. Hiermee zet het kabinet juist in op een duurzame lange termijn oplossing. Het voorstel van de Commissie om RENURE toe te staan is echter nog niet in het Nitraatcomité in stemming gebracht.

De leden van de PvdD-fractie hebben ten aanzien van het onderwerp AI de volgende vragen.

Binnen het actieplan voor het AI-continent wordt er voorgesteld om het AI-ecosysteem te versterken. Deze leden vragen hoe er voor wordt gezorgd dat binnen het stimuleren van een AI-ecosysteem voldoende geluisterd wordt naar de zorgen van gebruikers (consumenten).

Zij vragen daarbij hoe de privacy van gebruikers wordt gewaarborgd. Hoe wordt er bovendien voor gezorgd dat de AI-algoritmes transparant zijn? Hoe wordt ervoor gezorgd dat er geen vormen van onrechtvaardigheid en discriminatie voorkomen bij intensiever gebruik van AI-systemen?

20. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is van mening dat Europese digitaliserings- en AI-strategieën op een gedegen en efficiënte manier moeten worden uitgerold ten behoeve van de Europese en Nederlandse economie en samenleving(en).

De kern van het Nederlandse AI-beleid is het verzilveren van de maatschappelijke en economische kansen van AI en algoritmen, terwijl publieke belangen en waarden worden gewaarborgd en daarin ook de zorgen van gebruikers worden meegenomen. Het kabinet zet in op het versterken van het AI-ecosysteem, zoals in de Strategie Digitale Economie is uitgewerkt. Het AI Continent Actieplan heeft tot doel om van de EU een leidend AI-continent te maken, zodat Europa door een leidende positie zowel zijn democratische waarden kan bevorderen alsook fundamentele rechten en maatschappelijke principes kan beschermen. Zie voor wat betreft privacy beantwoording vraag 7.

De nieuwe Europese AI-verordening verplicht maatregelen te treffen voor transparantie en het voorkomen van discriminatie. Daarnaast is er een klachtrecht opgenomen voor burgers indien zij het vermoeden hebben dat een AI-systeem niet aan de eisen van de verordening voldoet. Er zullen toezichthouders worden aangewezen die gaan toezien op de naleving van de AI-verordening, inclusief de bepalingen die grondrechten beschermen en de transparantieverplichtingen. Het kabinet zet ook actief in op nationale initiatieven die hier verdere aandacht aan schenken, zoals het nationale algoritmeregister, het Algoritmekader en het onderzoeken van aanvullende regulering in de Algemene wet bestuursrecht met betrekking tot algoritmische besluitvorming. Als laatste wordt op sommige onderwerpen gekeken hoe het betrekken van inwoners en/of het organiseren van bijvoorbeeld ethiektafels waar belanghebbenden aan deelnemen kunnen helpen bij het vergroten van de effectiviteit en legitimiteit in de praktijk van lagere regelgeving en de vertaling van wetgeving naar AI beleid.

Verder wordt er verkend om een AI-fabriek in Nederland te bouwen. De leden van de PvdD-fractie vragen wat de ecologische voetafdruk van zo’n AI-fabriek zou zijn. Is het mogelijk om een AI-fabriek op volledig duurzame wijze te laten opereren?

21. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet zet momenteel in op de realisatie van een EuroHPC AI-fabriek in Nederland, om betrouwbare en geavanceerde AI te kunnen ontwikkelen en benutten. Het kabinet volgt daarnaast met interesse het initiatief voor AI-gigafabrieken en de nadere uitwerking hiervan. Voor beide initiatieven houdt het kabinet rekening met duurzaamheid. Wat AI-infrastructuur en datacenters betreft, wordt via het Actieplan Duurzame Digitalisering onderzoek gedaan naar het energieverbruik van AI en de monitoring daarvan.

Binnen de EU-strategie voor de bio-economie wordt er voorgesteld om actief de bio-economie te stimuleren. Deze leden vragen hoe er voor wordt gezorgd dat de bio-economie en biotechnologie op een diervriendelijke en duurzame wijze worden vormgegeven.

De bio-economie is een van de prioriteiten van de Commissie. De Commissie zal in het vierde kwartaal van dit jaar een nieuwe bio-strategie publiceren. Dit kabinet beschouwt een sterke bio-economie als essentieel voor een gezonde, klimaatneutrale en circulaire EU. Het toekomstbestendig maken van de bio-economie is daarbij een randvoorwaarde. Duurzaamheid en dierenwelzijn zijn daarin ook vanzelfsprekende onderdelen.

Ten aanzien van de Gerichte herziening van de Reach-verordening wordt in de kabinetsappreciatie van het Werkprogramma van de Commissie 2025 benoemd dat een beoordeling van het kabinet over de doelen van de Commissie om de regelgeving van de chemische industrie te vereenvoudigen zal afhangen van de vraag of deze bijdraagt aan veiligere producten voor burgers en bescherming van het milieu. De leden van de PvdD-fractie vragen welke richtlijnen voor deze beoordelingen van veiligheid en duurzaamheid worden gebruikt.

De Commissie zal bij haar voorstel een evaluatie opnemen van de verwachte effecten. Die evaluatie vormt de basis om te beoordelen in hoeverre het voorstel de veiligheid en duurzaamheid behoudt of verbetert. De huidige REACH-procedures zijn bewerkelijk en vergen soms veel inspanning en tijd voordat de benodigde risicobeheersmaatregelen kunnen worden genomen. De Commissie wil de procedures vereenvoudigen zodat de REACH-procedures sneller verlopen. Snellere procedures vergroten de veiligheid omdat je sneller maatregelen kan nemen om eventueel risico weg te nemen. Die veiligheid kan nog verder verbeteren als stoffen vaker in groepen worden beoordeeld. Daardoor worden meer stoffen tegelijk bekeken. Zo verkleint de kans dat een schadelijke stof wordt vervangen door een alternatief dat net zo riskant blijkt te zijn.

Deze leden vragen hoe het gebruik van dierproeven in deze veiligheidsbeoordelingen wordt vermeden, gezien de Roadmap Towards Phasing Out Animal Testing for Chemical Safety Assessments in voorbereiding bij de Europese Commissie.34

22. Antwoord van het kabinet:

Het bestaande wettelijke kader stuurt al op het vermijden van dierproeven. Een dierproef is alleen toegestaan als er geen gevalideerd en geaccepteerd alternatief is. Daarom zet het kabinet in op het verkrijgen van meer gevalideerde en geaccepteerde alternatieven, zodat er steeds minder dierproeven nodig zijn. De door de leden genoemde Roadmap van de Commissie zet in op het uitfaseren van dierproeven in chemische testen.

Ten aanzien van het Witboek over de toekomst van de Europese defensie hebben de leden van de PvdD-fractie de volgende vraag. Binnen het streven naar een sterkere defensie-unie wordt een nieuwe balans voorgesteld, bijvoorbeeld op het gebied van ruimtelijke ordeningsvraagstukken die de krijgsmacht zouden hinderen. De leden van de PvdD-fractie vragen hoe duurzaamheidsdoelen worden opgenomen in het zoeken naar deze «nieuwe balans».

23. Antwoord van het kabinet:

Defensie voldoet bij de uitvoering van haar taken aan de geldende natuurregelgeving en duurzaamheidsdoelstellingen van de EU. De staat van de natuur is op terreinen in beheer van defensie vaak beter dan elders en de stikstofuitstoot is beperkt35.

Het kabinet verwelkomt het streven naar een nieuwe balans tussen natuurdoelstellingen en de noodzaak van defensiegereedheid. Bij het vinden van die balans blijft defensie streven naar het behalen van de gestelde doelen. De afweging tussen beide doelen wordt per geval bezien.

Ten aanzien van Innovatie, Landbouw en de Visserijsector vragen de leden van de PvdD-fractie het volgende. Vanuit de regering wordt steun geuit voor EU-innovatie in de landbouw- en de visserijsector. Deze leden vragen welke duurzaamheid- en dierenwelzijnseisen er worden gesteld aan zulke innovaties.

Er zijn diverse duurzaamheids- en dierenwelzijnseisen waaraan innovaties binnen de EU moeten voldoen, en waaraan Nederland zich als EU-lidstaat moet houden. Deze eisen komen voort uit EU-wetgeving en -beleid en zijn van toepassing op diverse sectoren, waaronder landbouw, voeding en technologie. De Taxonomieverordening bepaalt bijvoorbeeld welke economische activiteiten als duurzaam gelden. Het EU-Actieplan voor de circulaire economie stuurt aan op innovaties, hergebruik, minder afval en ecodesign. Bij dierenwelzijnseisen kan gedacht worden aan bescherming van dieren bij het doden (Verordening (EG) Nr. 1099/2009) en algemene minimumnormen voor het welzijn van dieren in de veehouderij (Richtlijn 98/58/EG).

Er wordt tot slot gepleit voor innovaties op het gebied van boomkorvisserij en het vermijden van een verbreding van het EU-verbod op pulsvisserij. De leden van de PvdD-fractie vragen hoe dit te rijmen valt met de doelen van duurzaamheid en diervriendelijkheid.

24. Antwoord van het kabinet:

Visserij, en specifiek pulsvisserij, is een prioritair dossier voor het kabinet. De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur zet zich in om deze innovatieve methode beschikbaar te maken voor Nederlandse vissers. Innoveren is essentieel voor de visserijsector, juist om duurzaamheid en dierenwelzijn te verbeteren. Inzet op technische ontwikkelingen heeft tot doel de impact van visserij op het mariene ecosysteem te verminderen en te komen tot meer diervriendelijkere vangstmethoden. Zo kunnen innovaties binnen de boomkorvisserij leiden tot vermindering van bijvoorbeeld bijvangst.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie

De leden van de Volt-fractie constateren dat de Staat van de Unie in het geheel niet refereert aan de door de Europese Raad vastgestelde Strategische Agenda. Zij vragen in hoeverre deze agenda volgens u nog relevant is. Vloeien uit deze agenda ook operationele consequenties?

25. Antwoord van het kabinet:

In de Strategische Agenda van de Europese Raad staan de prioriteiten en de strategische oriëntaties van de EU voor de institutionele cyclus 2024–2029. De Strategische Agenda bestaat uit drie pijlers, namelijk een vrij en democratisch Europa, een sterk en veilig Europa en een welvarend en concurrerend Europa. Ook al noemt de Staat van de Unie de Strategische Agenda niet, dit doet niet af aan het belang van de Strategische Agenda voor de Raad tot en met 2029.

In de Staat van de Unie reflecteert het kabinet op de algehele inzet van Nederland in Europa in 2025 en apprecieert het kabinet vooral de elementen van het jaarlijks werkprogramma van de Europese Commissie. Dat werkprogramma bevat verschillende elementen die uitvoering geven aan de strategische oriëntaties van de Raad zoals vastgelegd in de Strategische Agenda.

De leden van de Volt-fractie zijn het ermee eens dat de EU geopolitiek en geo-economisch volwassen moet worden. Welke concrete stappen denkt u hierin zelf te zetten? Welke concrete oproepen doet u aan de EU? In hoeverre kan de benodigde volwassenheid worden bereikt zonder de EU-verdragen te wijzigen?

26. Antwoord van het kabinet:

In de huidige geopolitieke context is het cruciaal om zowel de slagkracht als de effectiviteit van de EU en haar lidstaten te verbeteren. Omdat meer dan ooit geldt dat we samen sterker staan, blijft het kabinet zich inzetten voor eenheid via actieve Europa-diplomatie.

Het meest urgent is het realiseren van versterkte defensiesamenwerking, waarbij het kabinet zich inzet voor spoedige implementatie van het witboek inzake Europese defensiegereedheid 2030 en aanname van het Europees Defensie-Industrie Programma (EDIP). Daarnaast is het belangrijk de effectiviteit van het EU-buitenlandbeleid te verbeteren. Het kabinet ziet voldoende mogelijkheden binnen de kaders van de huidige verdragen, met name door meer gebruik te maken van constructieve onthoudingen en van nauwere samenwerking. Ook kunnen intergouvernementele samenwerkingsverbanden vaker worden verkend. Geopolitieke én geo-economische slagkracht is daarnaast onlosmakelijk verbonden met het concurrentievermogen van de EU, waarbij het kabinet zich inzet voor het versterken en verdiepen van de interne markt en het bevorderen van groene groei en innovatievermogen. Ook pleit het kabinet voor een strategische inzet van Global Gateway, waarbij wederzijdse belangen van ontwikkelingslanden en de EU worden gediend.

De leden van de Volt-fractie merken op dat de regering oproept tot een actief defensie-industriebeleid van de Europese Unie. Hierbij geeft zij volgens de leden van de Volt-fractie terecht aan dat dit samen met partners als het VK, Noorwegen en Turkije moet gebeuren.

Hoe ziet de regering de industriële samenwerking met het VK als dat zich economisch nadrukkelijk buiten de Europese Unie wenst te plaatsen?

27. Antwoord van het kabinet:

Toeleveringsketens in de defensie-industrie zijn niet aan de EU gebonden. Europese initiatieven op het gebied van defensie-industrie, zoals het Security Action for Europe-instrument (SAFE), staan tot op bepaalde hoogte toeleveranciers van buiten de EU toe. Ongeacht de staat van de politiek-economische relaties tussen de EU en het VK zullen toeleveranciers uit het VK belangrijk blijven voor de defensie-industrie van de EU.

Welke herijking van de samenwerking van de inlichtingendiensten heeft zij voor ogen nu de traditionele partners zich meer op zichzelf en minder op het NAVO-collectief richten?

Ziet u kwetsbaarheden in het feit dat het buitenlands- en defensiebeleid van de EU institutioneel losgekoppeld is van elkaar, zo vragen deze leden.

28. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet doet geen uitspraken over de geheime internationale en multilaterale samenwerkingsverbanden van de inlichtingendiensten. Wel benadrukt het kabinet in algemene zin dat Nederland op het gebied van veiligheid en defensiesamenwerking nauw samenwerkt met NAVO-bondgenoten en EU-partners.

Voorts maakt het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid integraal onderdeel uit van het Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid.

De leden van de Volt-fractie lezen dat de regering in het kader van het asiel- en migratiebeleid wijst op gezamenlijke Europese inspanningen. Welke prioriteiten ziet u daarin? Mogen de leden van de Volt-fractie vaststellen dat het idee van een Nederlandse opt-out op dit gebied nu definitief van tafel is? Zo niet, hoe is het aan andere lidstaten uit te leggen dat Nederland de samenwerking wil intensiveren, maar wel een opt-out wenst, vragen deze leden.

29. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet streeft een streng EU-migratiebeleid na. Zie vraag 16 voor de Nederlandse prioriteiten.

Het kabinet heeft in een brief aan de Commissie de wens voor een Nederlandse opt-out van Europese asiel- en migratiewetgeving kenbaar gemaakt in geval van verdragswijziging. Verdragswijziging is momenteel echter niet aan de orde. Zolang dit niet aan de orde is, blijft het kabinet zich inzetten voor een streng Europees migratiebeleid op basis van de reeds genoemde prioriteiten.

De regering noemt nog steeds de wens van een nieuwe derogatie voor mest vanaf 2026. Dit lijkt deze leden op dit moment onrealistisch. Welke stappen zijn hier concreet op gezet en welke stappen worden nog verder gezet?

30. Antwoord van het kabinet:

De Minister van LVVN beraadt zich op vervolgstappen in relatie tot de derogatie en zij zal het parlement hierover op de hoogte houden. De Minister van LVVN heeft al vaker aangegeven dat een nieuwe derogatie geen gelopen race is. Dat blijkt ook uit uitspraken van Eurocommissaris Roswall aan uw Kamer. De Commissie verwacht dat Nederland concrete stappen zet op het gebied van waterkwaliteit en stikstof. Hier werkt de Minister van LVVN aan, onder meer met het achtste actieprogramma Nitraatrichtlijn.

In het Chapeau wordt verwezen naar de ondervertegenwoordiging van Nederlanders bij de instellingen van de Europese Unie.36 Heeft u een analyse gedaan waar dat aan kan liggen? Welke stappen denkt u concreet te nemen om de vertegenwoordiging te vergroten? Op welke wijze neemt de Nederlandse regering contact met niet-Nederlandse ambtenaren om begrip te kweken voor Nederlandse standpunten, zo vragen de leden van de Volt-fractie.

31. Antwoord van het kabinet:

De ondervertegenwoordiging van Nederlanders bij de EU-instellingen is al ruime tijd een aandachtspunt voor het kabinet. In de kabinetsreactie37 op het IOB-rapport Grip door begrip heeft het kabinet het belang hiervan benadrukt. Meer Nederlanders bij de EU-instellingen betekent ook dat de Nederlandse afwegingen beter geïncorporeerd worden binnen de instellingen.

Het kabinet zet op drie manieren in op het verhogen van het aantal Nederlanders bij de EU en de werking van de EU als geheel. Ten eerste vraagt het kabinet aandacht bij de Commissie om ondervertegenwoordiging bij de EU-instellingen aan te pakken. Daarnaast zet het kabinet in op meer aandacht en publiciteit bij openstelling van concoursen. Als laatste zet het kabinet in op meer strategische EU-detacheringen.

Om begrip te kweken voor Nederlandse standpunten bij niet-Nederlandse ambtenaren, is het van groot belang om voldoende tijd te investeren in relatieopbouw met collega’s in EU-lidstaten en ambtenaren binnen EU-instellingen. Het kabinet hecht er daarom waarde aan dat medewerkers de ruimte behouden om actief contact te onderhouden met collega’s uit andere lidstaten.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van OPNL, CDA en ChristenUnie gezamenlijk

De leden van de fracties van OPNL, CDA en ChristenUnie gezamenlijk lezen dat het Chapeau van de Staat van de Unie de volgende passage bevat: «De komende tijd zal de Commissie op verschillende beleidsterreinen voorstellen doen om wetgeving te versimpelen, zoals op het gebied van duurzaamheid, cyberveiligheid, landbouw en mogelijk defensie. Het kabinet staat hier positief tegenover en kan zich voorstellen dat vereenvoudiging ook revisie van wetgeving vereist. Bij deze mogelijke herzieningen zal Nederland aandacht blijven vragen voor de Nederlandse opgaven op het gebied van ruimtelijke ordening, waaronder de vergunningverlening voor defensie, (energie-) infrastructuur, woningbouw en landbouw, waar stapeling van wet- en regelgeving mogelijk impact op heeft.»38 Naast de door de Europese Commissie en de regering genoemde voorbeelden, geldt ook voor de regionale EU-fondsen, zoals voor het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (hierna: EFRO), dat de regeldruk aanzienlijk is.

De leden van deze fracties vragen of u bereid bent om aandacht te vragen voor de stapeling van wetgeving op het gebied van het EFRO. Deze leden vragen hierop een toelichting.

32. Antwoord van het kabinet:

Voor specifieke vragen over het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) wordt verwezen naar de Minister van Economische Zaken.

Uit Annex II bij het Werkprogramma 2025 van de Commissie39 blijkt dat dit kwartaal (2e kwartaal 2025) het EFRO 2021–2027 tussentijds geëvalueerd wordt. Deze leden vragen of u actief betrokken wordt bij de tussentijdse evaluatie van het EFRO 2021–2027 en of er specifiek wordt ingezet op het verminderen van administratieve lasten voor regionale overheden en bedrijven.

33. Antwoord van het kabinet:

Voor specifieke vragen over het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) wordt verwezen naar de Minister van Economische Zaken.

EU-fondsen als het Europees Sociaal Fonds Plus (hierna: ESF+) en EFRO (waaronder Interreg) vloeien vanaf 2028 mogelijk niet langer rechtstreeks naar de regio’s maar lopen vanaf dan via de nationale lidstaten. Zoals Binnenlands Bestuur opmerkt, duiden de aanbevelingen in het 9th Report on Economic Social and Territorial Cohesion op sterke centralisatie van het cohesiebeleid in de toekomst.40

De leden van deze fracties ontvangen graag een toelichting van de regering met de stand van zaken betreft de centralisatie van de EU-fondsen ESF+ en EFRO.

34. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is voorstander van een versimpeling van het MFK, bijvoorbeeld via een vermindering van het aantal fondsen. Op dit moment is nog niet duidelijk welke fondsen de Commissie voornemens is samen te voegen. Zodra de Commissie haar MFK-voorstellen heeft gepubliceerd, zal het kabinet deze voorstellen appreciëren en de Kamers hierover informeren.

Zij verzoeken de regering ook om een appreciatie van de centralisatie van EU-fondsen als ESF+ en EFRO. Daarbij wordt de regering verzocht specifiek in te gaan op de wijze waarop de autonomie van regio’s wordt gewaarborgd en hoe wordt voorkomen dat deze centralisatie leidt tot een afname van de inspraak van regionale overheden.

35. Antwoord van het kabinet:

De gevraagde appreciatie is niet mogelijk omdat het Commissievoorstel pas medio juli verschijnt. Op basis van het Commissievoorstel zal het kabinet een appreciatie geven inzake de mogelijke samenvoeging van fondsen.

Eén van de hoofddoelstellingen van het EFRO is het investeren in groei en banen, om de arbeidsmarkt en de regionale economieën te versterken, aldus de leden van deze fracties. Nu zijn er plannen om dit cohesiebeleid te centraliseren, wat de toegang van regionale overheden en bedrijven juist belemmert. Deze leden vragen tot slot of de regering kan toelichten hoe deze hoofddoelstelling van het EFRO zich verhoudt tot het belemmeren van de toegang van regionale overheden en bedrijven.

36. Antwoord van het kabinet:

Voor specifieke vragen over het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) wordt verwezen naar de Minister van Economische Zaken.


X Noot
1

Samenstelling:

Van Knapen (BBB), Oplaat (BBB), Panman (BBB), Karimi (GroenLinks-PvdA), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA), Veldhoen (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD), Van de Sanden (VVD), Vogels (VVD), Van Toorenburg (CDA), Bovens (CDA), Aerdts (D66), Dittrich (D66), Van Hattem (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Nanninga (JA21), Van Apeldoorn (SP) (voorzitter), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Dessing (FVD) (ondervoorzitter), De Vries (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL), Kemperman (Fractie-Kemperman)

X Noot
2

Kamerstukken, 2024–2025, 36 715, A.

X Noot
3

Chapeau Staat van de Unie 2025, p. 1.

X Noot
4

Chapeau Staat van de Unie 2025, p. 3.

X Noot
5

The Draghi report on EU competitiveness, 9 september 2024, https://commission.europa.eu/topics/eu-competitiveness/draghi-report_en

X Noot
6

Chapeau Staat van de Unie 2025, p. 1–2.

X Noot
7

Kamerstukken, vergaderjaar 2024–2025, 36 724, A.

X Noot
8

Chapeau Staat van de Unie 2025, p. 3.

X Noot
9

Europese Commissie: Roadmap Towards Phasing Out Animal Testing for Chemical Safety Assessments, https://single-market-economy.ec.europa.eu/sectors/chemicals/reach/roadmap-towards-phasing-out-animal-testing_en

X Noot
10

Chapeau Staat van de Unie 2025, p. 4

X Noot
11

Chapeau Staat van de Unie 2025, p. 2

X Noot
12

Annex II, COM (2025) 45, p. 7

X Noot
19

Chapeau Staat van de Unie 2025, p. 1.

X Noot
20

Chapeau Staat van de Unie 2025, p. 3.

X Noot
21

Verslag raad Algemene Zaken van 27 mei 2025.

X Noot
22

Dit betreft respectievelijk zaak C-769/22 en zaak C-829/21.

X Noot
23

The Draghi report on EU competitiveness, 9 september 2024, https://commission.europa.eu/topics/eu-competitiveness/draghi-report_en

X Noot
24

Kamerstuk: 33 694-70

X Noot
25

Kamerstuk: 22 112-4054

X Noot
26

Kamerstuk: 22 112-4050

X Noot
28

Chapeau Staat van de Unie 2025, p. 1–2.

X Noot
29

Kamerstukken, vergaderjaar 2024–2025, 36 724, A.

X Noot
30

Chapeau Staat van de Unie 2025, p. 3.

X Noot
33

Fiche Visie voor Landbouw en Voedsel, 22 112, nr. 4016 en Geannoteerde Agenda Landbouw- en Visserijraad van 24 maart 2025, 21 501-32, nr. 1701.

X Noot
34

Europese Commissie: Roadmap Towards Phasing Out Animal Testing for Chemical Safety Assessments, https://single-market-economy.ec.europa.eu/sectors/chemicals/reach/roadmap-towards-phasing-out-animal-testing_en

X Noot
35

Zie rapportage als bijlage bij Kamerstuk 33 576, nr. 87

X Noot
36

Chapeau Staat van de Unie 2025, p. 4

X Noot
38

Chapeau Staat van de Unie 2025, p. 2

X Noot
39

Annex II, COM (2025) 45, p. 7

Naar boven