Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36647-(R2204) nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36647-(R2204) nr. 2 |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is de Schepenwet in overeenstemming te brengen met de huidige praktijk en om aan te sluiten bij andere maritieme regelgeving, met het oogmerk de veiligheid te bevorderen en de uitvoering van de wet te verbeteren;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Schepenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 komt te luiden:
1. Voor de toepassing van deze rijkswet en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
kapitein en alle personen die zich als officier of gezel aan boord bevinden of zich als zodanig hebben verbonden;
categorie die voor een overtreding of misdrijf ten hoogste kan worden opgelegd, als bedoeld in:
a. artikel 27, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht BES, indien de overtreding of het misdrijf zich heeft voorgedaan in een van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
b. artikel 1:54, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht van Aruba, indien de overtreding of het misdrijf zich heeft voorgedaan in Aruba;
c. artikel 1:54, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht van Curaçao, indien de overtreding of het misdrijf zich heeft voorgedaan in Curaçao;
d. artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht van Nederland, indien de overtreding of het misdrijf zich heeft voorgedaan in Nederland; of
e. artikel 1:54, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht van Sint Maarten, indien de overtreding of het misdrijf zich heeft voorgedaan in Sint Maarten;
voor zover het betreft het verlaten van
a. het Europese deel van het Nederlandse gebied en het Duitse gebied, gelegen aan de landzijde van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen lijn: het brengen van een schip aan de buitenzijde van deze lijn;
a. de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba: het verlaten van een haven in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
b. Aruba, Curaçao of Sint Maarten: het verlaten van een haven in Aruba, Curaçao onderscheidenlijk Sint Maarten;
c. andere gebieden dan vermeld onder a, b en c: het brengen van een schip aan de buitenzijde van de lijn zoals deze door de overheid ter plaatse voor het buitengaats brengen is vastgesteld, dan wel volgens plaatselijke gewoonte wordt aangenomen;
a. natuurlijk persoon of rechtspersoon die als eigenaar van het schip staat geregistreerd;
b. natuurlijk persoon of rechtspersoon die het schip in gebruik heeft genomen en daarmee verantwoordelijkheid voor het gebruik van het schip heeft overgenomen van de eigenaar, bedoeld in onderdeel a, van het schip, hieronder mede begrepen de rompbevrachter; of
c. indien het een vissersvaartuig betreft: natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie de eigenaar, bedoeld in onderdeel a of b, de verantwoordelijkheid voor de exploitatie van het vissersvaartuig heeft overgedragen;
gezagvoerder van een schip;
Koninkrijk der Nederlanden;
lid van de bemanning, niet zijnde de kapitein, die aan boord van een schip een functie als stuurman, werktuigkundige, maritiem officier, officier elektrotechniek of radio-operator vervult;
buitengaats brengen van een schip
Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat;
persoon aan boord, met uitzondering van:
a. de kapitein en de overige leden van de bemanning;
b. andere personen die, in welke hoedanigheid ook, aan boord ten behoeve van het schip in dienst of tewerkgesteld zijn;
c. kinderen, die op de dag van inscheping de leeftijd van een jaar nog niet hebben bereikt;
schip dat uitsluitend bestemd is of gebruikt wordt voor sportbeoefening of vrijetijdsbesteding, voor zover geen vergoeding wordt betaald voor het vervoer van passagiers;
elke zaak, geen luchtvaartuig zijnde, die blijkens zijn constructie bestemd is om te drijven en drijft of heeft gedreven;
natuurlijk persoon of rechtspersoon die als verscheper wordt genoemd op de zeevrachtbrief, het vervoersdocument of elektronisch vervoersbestand of een vergelijkbaar multimodaal vervoersdocument en in wiens naam of namens wie een overeenkomst van goederenvervoer als bedoeld in artikel 370 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, is afgesloten met een vervoerder;
schip dat is uitgerust of met commercieel oogmerk gebruikt wordt voor het vangen van vis of andere levende rijkdommen van de zee;
schip die blijkens zijn constructie bestemd is om in zee te drijven en drijft of heeft gedreven.
B
Artikel 2 komt te luiden:
1. Behoudende het bepaalde in het vijfde lid, zijn deze rijkswet en daarop berustende bepalingen van toepassing op zeeschepen die gerechtigd zijn de vlag van het Koninkrijk te voeren, met uitzondering van:
a. oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die de vlag van het Koninkrijk voeren en in gebruik zijn voor de uitvoering van de militaire taak;
b. reddingvaartuigen;
c. onoverdekte vissersvaartuigen, die in de regel niet buiten het zicht van de kust worden gebracht;
d. pleziervaartuigen;
en, behoudens het bepaalde in artikel 2bis:
e. schepen, die slechts bij uitzondering, hetzij over korte afstand, hetzij gesleept zonder de bemanning, buitengaats worden gebracht;
f. schepen, die hetzij in een land van het Koninkrijk voor buitenlandse rekening zijn gebouwd, hetzij naar het buitenland zijn verkocht, en die over zee naar hun bestemmingsplaats moeten worden gebracht;
g. schepen, welke uitsluitend voor het houden van een proefvaart een reis ondernemen.
2. Deze rijkswet en daarop berustende bepalingen zijn mede van toepassing op schepen als bedoeld in artikel 2 van de Vaartuigenwet 1930 BES, met uitzondering van:
a. reddingvaartuigen;
b. onoverdekte vissersvaartuigen, die in de regel niet buiten het zicht van de kust worden gebracht;
c. pleziervaartuigen;
en, behoudens het bepaalde in artikel 2bis:
d. schepen, die slechts bij uitzondering, hetzij over korte afstand, hetzij gesleept zonder de bemanning, buitengaats worden gebracht;
e. schepen, die hetzij in een land van het Koninkrijk voor buitenlandse rekening zijn gebouwd, hetzij naar het buitenland zijn verkocht, en die over zee naar hun bestemmingsplaats moeten worden gebracht;
f. schepen, welke uitsluitend voor het houden van een proefvaart een reis ondernemen.
3. De bepalingen van deze rijkswet en daarop berustende bepalingen zijn mede van toepassing op bij Landsverordening van Aruba, van Curaçao, onderscheidenlijk van Sint Maarten aangewezen landsvaartuigen of op daarbij aangewezen schepen, varende met een zeebrief van Aruba, van Curaçao, onderscheidenlijk van Sint Maarten.
4. Bij algemene maatregel van rijksbestuur kunnen categorieën van schepen geheel of gedeeltelijk van de toepassing van één of meer krachtens deze rijkswet gegeven regels en voorschriften worden uitgezonderd.
5. In uitzonderlijke gevallen kan hetgeen bij of krachtens deze rijkswet is geregeld, bij algemene maatregel van rijksbestuur van toepassing worden verklaard op categorieën schepen die krachtens het eerste lid, onderdelen a tot en met d, van de toepassing van deze rijkswet zijn uitgezonderd.
6. Met betrekking tot de bemanning van schepen in openbare dienst zijn de artikelen 34 tot en met 41 en 48 tot en met 51 niet van toepassing.
C
Artikel 2bis wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Een kapitein van een schip, bedoeld onder één van de uitzonderingen opgenomen in artikel 2, eerste lid, onderdelen e tot en met g, of artikel 2, tweede lid, onderdelen d tot en met f, draagt er zorg voor dat met zijn schip geen reis ondernomen wordt zonder vergunning afgegeven door of namens het Hoofd van de Scheepvaartinspectie.
2. In het derde lid wordt na «Aruba, Curaçao en Sint Maarten» telkens ingevoegd «en in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba».
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
4. Een ambtenaar, belast inzake douane, verleent geen expeditie voor een schip, indien geen geldige vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden getoond.
D
Aan artikel 3 worden twee leden toegevoegd, luidende:
4. Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur kan worden bepaald dat voor schepen van een bepaalde categorie geen certificaten als bedoeld in het eerste lid benodigd zijn.
5. Een ambtenaar, belast inzake douane, verleent geen expeditie voor een schip dat bestemd is om buitengaats te worden gebracht, wanneer daarvoor op eerste aanvraag geen geldig certificaat is getoond, waaruit de deugdelijkheid van het schip blijkt.
E
In de artikelen 3a, 5, eerste lid, en 72, tweede lid, wordt «in de Staatscourant, in de Landscourant van Aruba, in de Curaçaose Courant en in de Landscourant van Sint Maarten» vervangen door «in de Staatscourant, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten».
F
Artikel 4 komt te luiden:
1. De kapitein is verplicht, alvorens met zijn schip een reis te ondernemen, ervoor te zorgen dat:
a. het schip volkomen zeewaardig is en alle daarvoor in aanmerking komende openingen binnenboord en buitenboord afdoende zijn gesloten;
b. aan boord de benodigde reddings- en veiligheidsmiddelen en medische uitrusting met een bijbehorende handleidingen en aanwijzingen, aanwezig zijn;
c. aan boord de benodigde zeevaartkundige kaarten, zeevaartkundige publicaties en instrumenten beschikbaar zijn voor de kapitein en deze behoorlijk zijn bijgehouden of op tijd zijn nagezien en bijgesteld;
d. alle hulpmiddelen die nodig zijn om te kunnen voldoen aan de bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, aan boord zijn en in deugdelijke staat verkeren, en in het algemeen de scheepsuitrusting aan de eisen van zeewaardigheid en veiligheid voldoet;
e. de lensinrichting in orde en van voldoende capaciteit is;
f. de aanwezige elektrische inrichtingen voldoen aan de vastgestelde voorschriften;
g. de radio-installaties bedrijfsklaar zijn;
h. de belading, de stuwage en de ballasten van het schip aan de eisen van zeewaardigheid en veiligheid voldoen;
i. het schip zodanig is geladen, dat het geen geringer vrijboord heeft dan volgens de afgegeven certificaten is toegestaan;
j. het schip zodanig is bemand dat redelijkerwijs alle werkzaamheden aan boord, met inachtneming van geldende wet- en regelgeving, kunnen worden uitgevoerd, mede gelet op de veiligheid van het schip;
k. de voorgeschreven stabiliteitsgegevens aan boord zijn;
l. de met betrekking tot oorlog of oorlogsgevaar gegeven voorschriften in acht zijn genomen;
m. de met betrekking tot het vervoer van lading gegeven voorschriften in acht zijn genomen;
n. niet meer passagiers zijn ingescheept dan bij of krachtens deze wet is toegestaan, de alarmrol bekend is gemaakt, de voorgeschreven alarmrollen zijn gehouden en op duidelijke wijze de nodige aanwijzingen zijn aangebracht betreffende de plaatsen waar de reddingmiddelen zijn opgeborgen of geplaatst, hoe deze plaatsen zijn te bereiken en hoe de reddingmiddelen moeten worden gebruikt.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur wordt vastgesteld aan welke eisen ter voldoening aan het bepaalde in het eerste lid moet worden voldaan.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot normen voor bemanning en andere personen die, in welke hoedanigheid ook, aan boord ten behoeve van het schip in dienst of tewerkgesteld zijn inzake opleiding, diplomering, wachtdienst en medische geschiktheid.
G
Artikel 6 komt te luiden:
1. Certificaten worden afgegeven door of namens het Hoofd van de Scheepvaartinspectie. In bijzondere gevallen kan het Hoofd van de Scheepvaartinspectie aan buitenlandse autoriteiten verzoeken certificaten af te geven.
2. De ambtenaren van de Scheepvaartinspectie zijn belast met het verrichten van onderzoeken als bedoeld in artikel 3a, derde lid.
3. In afwijking van het tweede lid kan Onze Minister natuurlijke personen of rechtspersonen aanwijzen die zijn belast met het verrichten van onderzoeken als bedoeld in artikel 3a, derde lid. Onze Minister kan slechts door hem erkende natuurlijke personen of rechtspersonen aanwijzen.
4. Aan een erkenning of aanwijzing als bedoeld in het derde lid kunnen voorschriften worden verbonden.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de erkenning, aanwijzing, of daaraan te verbinden voorschriften.
6. Besluiten tot erkenning of aanwijzing van natuurlijke personen of rechtspersonen, besluiten tot schorsing van een aanwijzing, alsmede besluiten tot intrekking van een aanwijzing of erkenning, worden bekendgemaakt in de Staatscourant, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten.
H
Artikel 7, derde lid, komt te luiden:
3. Een certificaat kan door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie worden ingetrokken, wanneer het schip schade heeft geleden, een gebrek niet naar behoren is hersteld of indien andere redenen daartoe aanleiding geven. In Aruba, Curaçao of Sint Maarten en in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt de intrekking van een certificaat schriftelijk en gemotiveerd bekendgemaakt aan de eigenaar.
I
In artikel 8, eerste lid, wordt «De beide exemplaren van vervallen of ingetrokken certificaten moeten door de eigenaar zo spoedig mogelijk aan het Hoofd van de Scheepvaartinspectie worden ingezonden» vervangen door: Een ingetrokken certificaat wordt door de eigenaar zo spoedig mogelijk aan het Hoofd van de Scheepvaartinspectie gezonden».
J
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt na «roercommando» ingevoegd «en de voortstuwingscommando’s».
b. In onderdeel b wordt «appèls» vervangen door «alarmrollen» en wordt «krachtens de artikelen 3a, eerste lid, 4 en 11, tweede lid,» vervangen door «krachtens het vierde lid van dit artikel en de artikelen 3a, eerste lid, en 4».
c. Onderdeel f komt te luiden:
f. hulp te verlenen aan een ieder die op zee in levensgevaar is of in nood verkeert, voor zover een dergelijke handelwijze redelijkerwijs van hem kan worden verwacht, en bij het vragen van hulp zich te gedragen naar de daaromtrent geldende voorschriften;
d. In onderdeel i wordt «aan boord aanwezig» vervangen door «beschikbaar» en wordt «schepelingen» vervangen door «de bemanning».
2. In het tweede lid wordt na «Hij is bovendien verplicht» ingevoegd «zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk» en wordt «een Nederlandse haven of een haven van Aruba, Curaçao of Sint Maarten» vervangen door «de eerstvolgende haven».
K
Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De eigenaar zorgt ervoor dat voldoende middelen en voldoende ondersteuning vanaf de wal beschikbaar zijn om de kapitein op diens schip in staat te stellen te voldoen aan hetgeen is gesteld bij of krachtens deze wet.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur kunnen, onder meer ter uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties, nadere regels worden gesteld met betrekking tot verplichtingen, verantwoordelijkheden of voorschriften aangaande de bedrijfsvoering op schepen.
L
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid komt te luiden:
4. De bij of krachtens deze rijkswet aan de ambtenaren van de Scheepvaartinspectie, uitgezonderd het krachtens het tweede lid aangewezen hoofd, opgedragen taken onderscheidenlijk toegekende bevoegdheden worden in Nederland en ten aanzien van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde schepen die op grond van voor Nederland geldende rechtsregels gerechtigd zijn de vlag van het Koninkrijk te voeren, of schepen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, verricht onderscheidenlijk uitgeoefend door de daartoe door Onze Minister aangewezen ambtenaren.
2. Het vijfde lid komt te luiden:
5. De bij of krachtens deze rijkswet aan de ambtenaren van de Scheepvaartinspectie opgedragen taken onderscheidenlijk toegekende bevoegdheden kunnen ten aanzien van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde schepen die op grond van voor Aruba, Curaçao of Sint Maarten geldende rechtsregels gerechtigd zijn de vlag van het Koninkrijk te voeren, ook worden verricht onderscheidenlijk uitgeoefend door de ambtenaren die in Aruba, Curaçao of Sint Maarten zijn belast met de uitvoering van en het toezicht op de naleving van deze rijkswet.
M
Na artikel 12 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie kan een onderzoek instellen naar voorvallen van betekenis, overkomen aan schepen, teneinde na te gaan of hieruit lessen kunnen worden getrokken of dat het wenselijk is regels te stellen ter voorkoming van voorvallen.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de wijze waarop een onderzoek naar een in het eerste lid bedoeld voorval wordt ingesteld.
N
Artikelen 15, 16 en 17 komen te luiden:
1. Indien naar het oordeel van een ambtenaar van de Scheepvaartinspectie niet is of zal worden voldaan aan de bij of krachtens artikelen 3a, eerste lid, 4, of 9 bepaalde eisen en voorschriften, worden de eigenaar en de kapitein daarvan onverwijld op de hoogte gesteld, met vermelding van de geconstateerde tekortkomingen.
2. De eigenaar of kapitein kan aan de ambtenaar verzoeken om aan te geven op welke wijze naar zijn mening in het ontbrekende kan worden voorzien.
3. Indien de geconstateerde tekortkomingen niet in voldoende mate zijn hersteld, stelt de ambtenaar met vermelding van redenen de eigenaar en de kapitein daarvan op de hoogte.
1. Een ambtenaar van de Scheepvaartinspectie is bevoegd een schip aan te houden voor onderzoek, indien:
a. de ambtenaar constateert of een gerechtvaardigd vermoeden heeft dat het schip niet voldoet aan de eisen, gesteld krachtens artikel 3a, voor de verkrijging van die certificaten;
b. de ambtenaar constateert dat of gegronde redenen heeft om aan te nemen dat de kapitein in strijd met bij of krachtens de artikelen 4 of 9 bepaalde eisen en voorschriften handelt dan wel zal handelen.
2. Een ambtenaar van de Scheepvaartinspectie is bevoegd een schip aan te houden, indien:
a. het schip niet is voorzien van alle krachtens artikel 3 benodigde geldige certificaten of documenten;
b. uit het in het eerste lid bedoelde onderzoek blijkt dat niet is voldaan aan de eisen gesteld krachtens artikel 3a;
c. wordt gehandeld in strijd met hetgeen bepaald bij of krachtens artikelen 4 en 9;
d. de eigenaar, de kapitein of de overige leden van bemanning niet de door de ambtenaar gevorderde medewerking verlenen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.
3. Indien een bemanningslid ten aanzien van diens schip redenen meent te hebben voor twijfel over de zeewaardigheid dan wel of aan alle bij of krachtens de artikelen 3a, eerste lid, 4 of 9, bepaalde eisen en voorschriften, is of zal worden voldaan, is hij gerechtigd zich te wenden tot het Hoofd van de Scheepvaartinspectie.
4. Indien Onze Minister in geval van oorlogsgevaar van oordeel is dat de vaart te grote gevaren oplevert, kan hij een schip door een ambtenaar van de Scheepvaartinspectie laten aanhouden.
5. In Nederland beslist het Hoofd van de Scheepvaartinspectie zo spoedig mogelijk of in geval van het eerste lid al dan niet een onderzoek wordt ingesteld. In Aruba, Curaçao en Sint Maarten beslist een aldaar daartoe aangewezen ambtenaar van de Scheepvaartinspectie of al dan niet een onderzoek wordt ingesteld.
6. In Nederland is afdeling 5.3.1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing op de in het eerste tot en met vierde lid bedoelde bevoegdheid.
1. In Nederland geldt de Algemene wet bestuursrecht ten aanzien van het besluit tot aanhouding, met uitzondering van artikel 3:41, eerste lid. In Aruba, Curaçao en Sint Maarten en in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt het besluit tot aanhouding schriftelijk genomen en gemotiveerd.
2. Het besluit tot aanhouding wordt bekendgemaakt door uitreiking aan de kapitein. Indien uitreiking aan de kapitein niet mogelijk is, geschiedt de bekendmaking van een besluit tot aanhouding door uitreiking van dit besluit aan de naar het oordeel van de ambtenaar van de Scheepvaartinspectie daarvoor meest gerede persoon, zo spoedig mogelijk gevolgd door kennisgeving van het besluit aan de kapitein.
3. De ambtenaar van de Scheepvaartinspectie die de aanhouding heeft verricht, deelt elke beslissing tot aanhouding of tot opheffing daarvan onverwijld mede aan de betrokken ambtenaar, belast inzake douane. Na ontvangst van een bericht tot aanhouding verleent de betrokken ambtenaar, belast inzake douane, geen expeditie totdat de aanhouding is opgeheven.
4. De ambtenaar van de Scheepvaartinspectie stelt de havenbeheerder en de naar zijn oordeel daarvoor in aanmerking komende diensten onverwijld in kennis van de aanhouding en van de omstandigheden die tot de aanhouding hebben geleid.
5. De ambtenaar van de Scheepvaartinspectie stelt de administratie van de desbetreffende vlaggenstaat of de consul, of bij zijn afwezigheid, de dichtstbijzijnde diplomatieke vertegenwoordiger, onverwijld schriftelijk in kennis van de aanhouding en de omstandigheden die tot de aanhouding hebben geleid.
O
Na artikel 17 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
1. De kapitein van een aangehouden schip is verplicht zijn schip na de aanhouding ligplaats te doen nemen op de door een ambtenaar van de Scheepvaartinspectie in overeenstemming met de havenbeheerder aan te wijzen plaats.
2. Zolang de aanhouding voortduurt, is het de kapitein verboden het schip te doen verplaatsen zonder voorafgaande toestemming van een ambtenaar van de Scheepvaartinspectie.
3. In verband met de veiligheid van een aangehouden schip of de haven kan een ambtenaar van de Scheepvaartinspectie op verzoek van de havenbeheerder toestemming verlenen om een aangehouden schip tijdelijk naar een locatie buiten de haven te verplaatsen, onder voorwaarde dat de kapitein van het aangehouden schip radiocontact behoudt met de havenbeheerder.
4. Zonder deze toestemming weigeren alle betrokken ambtenaren hun medewerking bij het verplaatsen en het in- of uitklaren van het schip.
5. Indien een schip in een buitenlandse haven door een bevoegde autoriteit is aangehouden ingevolge de bepalingen van het SOLAS-verdrag of een ander bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen verdrag of besluit van volkenrechtelijke organisatie ter uitvoering waarvan krachtens deze wet regels worden gesteld, is het de kapitein verboden met dat schip de haven te verlaten.
De ambtenaren van de Scheepvaartinspectie zijn bevoegd ter uitvoering en handhaving van de aanhouding de nodige maatregelen te nemen en de nodige aanwijzingen te geven.
1. Een ambtenaar van de Scheepvaartinspectie heft de aanhouding, niet zijnde een aanhouding als bedoeld in artikel 17a, vijfde lid, op indien:
a. er geen onderzoek als bedoeld in artikel 16, vijfde lid, wordt ingesteld; of
b. de redenen, genoemd in artikel 16, tweede lid, niet of niet langer van toepassing zijn; en indien
c. de eigenaar de vergoeding voor de mogelijk op grond van artikel 72 verschuldigde kosten heeft voldaan of ten genoegen van Onze Minister voldoende zekerheid heeft gesteld voor de vergoeding voor deze kosten.
2. Op de opheffing van een aanhouding is artikel 17 van overeenkomstige toepassing.
P
In artikelen 19, tweede lid, en 20, tweede lid, vervalt «, telegrafisch of per telefax».
Q
In artikel 23, derde lid, wordt na «of oud-machinist» ingevoegd «of een functie gelijkwaardig aan machinist».
R
In artikel 26, derde lid, wordt «den betrokken kapitein, stuurman, machinist, radiotelegrafist of radiotelefonist» vervangen door «de betrokken kapitein of officier».
S
In artikel 26bis, vijfde lid, wordt «stuurman, machinist, radiotelegrafist of radiotelefonist» vervangen door «of officier».
T
Artikelen 26a tot en met 26d vervallen.
U
In artikel 26e, eerste lid, wordt na «elk schip» ingevoegd «met vijf bemanningsleden of meer».
V
In artikel 30 wordt «De artikelen 7, tweede lid, 8, 8a , 9, 1011, 13, 14, 15, tweede en derde lid, 16, tweede en derde lid, 17, 19, 23, eerste lid, en 25 van de Wet op de Parlementaire Enquête» vervangen door «De artikelen 11, derde lid, 12, derde lid, 13, 17, eerste en tweede lid, 24, 25, 27 en 28 van de Wet op de parlementaire enquête 2008. ».
W
In artikel 32 wordt na «Scheepvaartinspectie» toegevoegd «en».
X
In artikel 33, eerste lid, wordt na «de machinisten» ingevoegd «of een functie gelijkwaardig aan machinisten».
Z
Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «stuurlieden, machinisten, radiotelegrafisten of radiotelefonisten» vervangen door «officieren».
2. In het tweede en vierde lid wordt «één of meer stuurlieden, machinisten, radiotelegrafisten of radiotelefonisten» vervangen door «één of meer officieren».
3. In het derde en achtste lid wordt «, stuurman, machinist, radiotelegrafist of radiotelefonist» vervangen door «of één of meer officieren».
4. In het zevende lid wordt «der zaak ter secretarie van den Raad voor de scheepvaart in te zien» vervangen door «van de zaak te ontvangen».
AA
In artikel 36, eerste lid, wordt «één of meer stuurlieden, machinisten, radiotelegrafisten of radiotelefonisten» vervangen door «één of meer officieren».
BB
In artikel 39, eerste lid, wordt «Nederland geldige diploma’s» vervangen door «het betreffende land van het Koninkrijk geldige diploma’s of daaraan gelijkwaardige documenten» en wordt «Nederlandse autoriteit» vervangen door «bevoegde autoriteit in dat land».
CC
Artikel 48 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «De kapitein, die zich ten opzichte van zijn scheepvaartonderneming, de bevrachters, de schepelingen, de passagiers of andere opvarenden op eenigerlei wijze heeft misdragen,» vervangen door «De kapitein, die onder andere ten opzichte van de eigenaar, de verschepers, de bemanning, de passagiers of andere opvarenden op enige wijze heeft gehandeld in strijd met wettelijke bepalingen of voorschriften,».
2. In het tweede lid wordt «, stuurman, machinist, radiotelegrafist of radiotelefonist» vervangen door »of een officier».
3. In het derde lid wordt «, stuurman, machinist, radiotelegrafist of radiotelefonist» vervangen door «of officier».
DD
In artikel 49, eerste lid, wordt na «Raad» toegevoegd «voor de Scheepvaart», wordt «bevrachters» vervangen door «verschepers» en wordt «schepelingen» vervangen door «bemanning».
EE
In artikel 54 vervalt «, eerste, tweede of vierde lid,» en wordt «de betrokken ambtenaren der invoerrechten en accijnzen» vervangen door «de ambtenaar, belast inzake douane,»
FF
Artikel 56 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «Gedragingen in strijd met» ingevoegd «het bepaalde in» en wordt na «9, eerste, tweede en derde lid,» ingevoegd «9a, eerste lid, en 17a, eerste en tweede lid, «.
2. In het tweede lid, eerste volzin, wordt na «Gedragingen in strijd met» ingevoegd «het bepaalde in» en wordt na «de artikelen 9, derde lid,» ingevoegd «9a, eerste lid, en 17a, eerste en tweede lid,».
GG
Artikel 57 komt te luiden:
1. De in artikel 56, tweede lid, bedoelde misdrijven worden, behoudens de gedragingen in strijd met artikel 55, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of een geldboete van ten hoogste de vierde boetecategorie.
2. Gedragingen in strijd met artikel 55, worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van ten hoogste de vierde boetecategorie.
3. De in artikel 56, tweede lid, bedoelde overtredingen worden, behoudens de gedragingen in strijd met artikel 39, eerste lid, gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of een geldboete van ten hoogste de derde boetecategorie.
4. Gedragingen in strijd met artikel 39, eerste lid, worden gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van ten hoogste de derde boetecategorie.
HH
Artikel 58 komt te luiden:
II
Artikel 59 komt te luiden:
1. Door of namens het Hoofd van de Scheepvaartinspectie kan een bestuurlijke boete worden opgelegd aan een eigenaar die handelt in strijd met de bij of krachtens artikel 9a gestelde verplichtingen of de in artikelen 53 en 55 gestelde verboden.
2. De bestuurlijke boete voor een gedraging van de eigenaar in strijd met bij of krachtens artikel 9a gestelde verplichtingen voor zover deze niet opzettelijk is begaan, of in strijd met artikel 53 ten hoogste kan worden opgelegd, komt overeen met de boete van de derde boetecategorie.
3. De bestuurlijke boete voor een gedraging van de eigenaar in strijd met bij of krachtens artikel 9a gestelde verplichtingen voor zover deze opzettelijk is begaan of in strijd met artikel 55 ten hoogste kan worden opgelegd, komt overeen met de boete van de vierde boetecategorie.
JJ
In artikel 63, eerste lid, wordt na «de overeenkomstige wetsbepalingen van Aruba, Curaçao of Sint Maarten» ingevoegd «en van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba».
KK
Artikel 66 komt te luiden:
Ingeval bij of krachtens deze wet wordt verwezen naar in het kader van een internationale of regionale organisatie tot stand gekomen besluiten die betrekking hebben op de bescherming van mensenlevens op zee, of een besluit dat als daarmee gelijkwaardig is aangemeld, kan overtreding van deze besluiten ook als strafbaar feit worden aangemerkt, indien deze besluiten in de Engelse taal zijn gesteld en bekend gemaakt.
LL
Na artikel 66 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur kunnen ter uitvoering van een internationale of regionale organisatie tot stand gekomen besluiten of een besluit dat als daarmee gelijkwaardig is aangemeld nadere regels worden gesteld met betrekking tot de bij of krachtens deze rijkswet geregelde onderwerpen die betrekking hebben op:
a. de bescherming van mensenlevens op zee, die op één of meerdere landen binnen het Koninkrijk van toepassing zijn;
b. de veiligheid van de navigatie.
MM
Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «een haven in Aruba, Curaçao of Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba» vervangen door «een haven in een land van het Koninkrijk, niet zijnde een haven in Nederland, waaronder begrepen een haven in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba,».
2. In het eerste lid wordt voor «Nederland» ingevoegd «Aruba,».
3. In het eerste lid wordt voor «Nederland» ingevoegd «Curaçao,».
4. In het eerste lid wordt voor «Nederland» ingevoegd «Sint Maarten,».
NN
De artikelen 67 tot en met 69a vervallen.
OO
Artikel 69 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «een haven in Aruba, Curaçao of Sint Maarten of in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba» vervangen door «een haven in een land van het Koninkrijk, niet zijnde een haven in Nederland, waaronder begrepen een haven in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba,».
2. In het eerste lid wordt voor «Nederland» ingevoegd «Aruba,».
3. In het eerste lid wordt voor «Nederland» ingevoegd «Curaçao,».
4. In het eerste lid wordt voor «Nederland» ingevoegd «Sint Maarten,».
5. Het zesde lid vervalt.
PP
In artikel 70, eerste lid, wordt «een schip van Nederlandsche nationaliteit» vervangen door «een schip dat is gerechtigd de vlag van het Koninkrijk te voeren».
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad, in het Afkondigingsblad van Aruba, in het Publicatieblad van Curaçao en in het Afkondigingsblad van Sint Maarten zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36647-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.