Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36615 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36615 nr. 2 |
Vastgesteld 18 september 2024
Inleiding
Dit verslag bevat de behandeling door de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven (hierna: de commissie) van het verzoekschrift van H.J. K. te H. (hierna: verzoeker) inzake de afwijzende beslissing van de Belastingdienst betreffende het verzoek tot openbaarmaking van informatieverstrekking door de Belastingdienst aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: het UWV) (dossier COVZ2308015).
Achtereenvolgens wordt ingegaan op het verzoek en de daarbij horende feiten, de tijdens de inlichtingenfase ontvangen informatie van de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst (hierna: de Staatssecretaris) en verzoeker, het oordeel van de commissie naar aanleiding van de inlichtingenfase en tot slot het voorstel van de commissie aan de Kamer.
Verzoek inclusief feitencomplex
Verzoeker heeft op 24 augustus 2023 een verzoekschrift ingediend bij de commissie waarin hij aangeeft dat hij op 9 mei 2018 een verzoek heeft ingediend bij de Belastingdienst om alle communicatie tussen de Belastingdienst en het UWV openbaar te maken, op grond van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr), ten aanzien van zijn dossier voor zowel zijn vennootschappen als privé. Verzoeker is namelijk van oordeel dat er informatie door de Belastingdienst is verstrekt aan het UWV waarin staat dat hij in de jaren 2011 tot en met 2013 als zelfstandige zou hebben gewerkt. Het UWV heeft zijn uitkering op grond van de Werkloosheidswet teruggevorderd. Deze terugvordering is na uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (hierna: de CRvB) in stand gebleven.
Het verzoek uit 2018 tot openbaarmaking is door de Belastingdienst afgewezen. De Belastingdienst geeft aan dat op grond van artikel 67 van de Awr geen informatie uit het fiscale dossier van een belastingplichtige verstrekt kan worden, anders dan wanneer het gegevens betreft die een belastingplichtige zelf heeft (laten) verstrekken. In het geval van verzoeker is van dit laatste geen sprake volgens de Belastingdienst.
Op 9 oktober 2021 heeft verzoeker een klacht ingediend bij de Belastingdienst over het niet-verstrekken van de informatie. Deze klacht is ongegrond verklaard, aangezien uit intern onderzoek is gebleken dat er geen aanwijzingen zijn dat in de zaak van verzoeker onzorgvuldig of onbehoorlijk gehandeld is jegens hem. De Belastingdienst stelt zich ook op het standpunt dat van een eventuele melding over het werken als zelfstandige van verzoeker niet van de Belastingdienst afkomstig is.
Verzoeker verzoekt daarom de Tweede Kamer dat de complete communicatie tussen de Belastingdienst en het UWV omtrent zijn dossier over de jaren 2011, 2012 en 2013, voor zowel de vennootschappen als in privé, ter beschikking aan hem wordt gesteld. Verzoeker wil daarmee aantonen dat de Belastingdienst wettelijke regels heeft geschonden. Hij geeft aan dat hij voor zijn gewenste heropening van de zaak bij de CRvB over de communicatie dient te beschikken om zich te kunnen verweren wegens de omgekeerde bewijslast.
Verzoeker heeft de commissie ook verzocht te worden gehoord over zijn zaak. De commissie heeft daartoe geen aanleiding gezien.
Inlichtingenfase
De commissie heeft de Staatssecretaris om schriftelijke inlichtingen verzocht ten aanzien van het verzoekschrift. Bij brief van 24 november 2023 zijn de inlichtingen vertrouwelijk verstrekt.
De Staatssecretaris geeft aan dat in de uitspraak van de CRvB is te lezen dat het UWV een melding heeft gekregen dat verzoeker als zelfstandige werkte. Hij is het met verzoeker oneens dat deze melding vanuit de Belastingdienst bij het UWV is gedaan en voert hiervoor een aantal argumenten aan: (1) de uitspraak van de CRvB meldt niet dat de melding van de Belastingdienst afkomstig is, (2) het valt niet af te leiden uit de systemen van de Belastingdienst mede gezien het tijdsverloop van meer dan tien jaar, (3) medewerkers van de Belastingdienst betrokken bij het dossier van verzoeker geven aan een dergelijke melding niet gedaan te hebben.
De Staatssecretaris geeft voorts aan dat de openbaarmaking van gegevens in het geval van verzoeker niet kan plaatsvinden en beroept zich daarbij op het bepaalde in het voornoemde artikel 67 van de Awr.
Vervolgens gaat de Staatssecretaris nog in op de uitspraak van de CRvB zelf. Hij geeft onder meer aan dat de melding bij het UWV blijkens de uitspraak slechts een aanleiding is geweest voor het UWV om zelf onderzoek te doen naar het werken als zelfstandige en dat het daarom meer voor de hand ligt dat verzoeker bij het UWV navraag doet om meer duidelijkheid te krijgen over de melding.
Ten aanzien van de klachtenprocedure die verzoeker heeft doorlopen bij de Belastingdienst, schrijft de Staatssecretaris tot slot dat er geen onregelmatigheden hebben plaatsgevonden. Dat verzoeker niet fysiek gehoord is tijdens deze procedure, is niet onrechtmatig, aldus de Staatssecretaris. Er is volgens hem daarnaast veelvuldig contact geweest tussen verzoeker en de klachtbehandelaar via telefoon en e-mail.
Verzoeker heeft aangegeven dat de klachtbehandelaar zich schuldig heeft gemaakt aan speculaties door aannames te doen over wat er gebeurt zou kunnen zijn. De Staatssecretaris geeft in reactie hierop aan dat het kennelijk de bedoeling van de klachtbehandelaar was om te achterhalen wat verzoeker met zijn informatieverzoek wil bereiken.
De Staatssecretaris benadrukt ten slotte dat verzoeker door de klachtbehandelaar is gevraagd waarop zijn aanname is gebaseerd dat de Belastingdienst melding zou hebben gedaan bij het UWV en of verzoeker dat met gedingstukken kan aantonen. Verzoeker heeft volgens de Staatssecretaris gezegd dit niet te willen aangeven, omdat de Belastingdienst zelf de informatie zou hebben.
De commissie heeft verzoeker gevraagd schriftelijk te reageren op de inlichtingen van de Staatssecretaris. Verzoeker heeft zijn reactie in twee delen opgeknipt. Deze zijn op 2 januari 2024 respectievelijk 6 maart 2024 ontvangen.
Verzoeker geeft aan dat hij blijft bij zijn verzoek tot openbaarmaking van de gegevens en dat de Staatssecretaris dient terug te komen op zijn besluit dat de klachtbehandeling niet onbehoorlijk is geweest. Daarnaast verwijst hij naar de misstanden bij de overheid, getuige het rapport van de Parlementaire Enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening en verzoekt hiermee rekening te houden bij de behandeling van zijn verzoekschrift.
De commissie heeft de Staatssecretaris om nadere inlichtingen verzocht naar aanleiding van de reactie van verzoeker. Bij brief van 15 april 2024 zijn deze inlichtingen vertrouwelijk verstrekt.
De Staatssecretaris geeft aan dat hij niet terugkomt op zijn eerdere beslissing om de gegevens niet openbaar te maken en verwijst daarvoor naar zijn brief van 24 november 2023. Daarnaast blijft hij van mening dat de klachtbehandeling niet onbehoorlijk is geweest. Ook geeft hij aan dat verzoeker niet onderbouwt op welke wijze het rapport van de Parlementaire Enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening verband houdt met zijn verzoek.
De commissie heeft in haar vergadering van 27 juni 2024 besloten de Staatssecretaris, in tegenstelling tot wat gebruikelijk is, voor een derde keer om inlichtingen te vragen, naar aanleiding van zijn brief van 15 april 2024. Zij heeft hem gevraagd om in te gaan op de vraag waarom het voor belastingplichtigen in het algemeen niet mogelijk is om hun dossier op te vragen en daarbij een nadere toelichting te geven op de ratio achter artikel 67 van de Awr.
Daarnaast heeft de commissie gevraagd of de Staatssecretaris in de zaak van verzoeker ontheffing kan verlenen van de geheimhoudingsplicht op grond van artikel 67, derde lid, van de Awr. Bij brief van 19 augustus 2024 zijn de nadere inlichtingen vertrouwelijk verstrekt door de Staatssecretaris.
De Staatssecretaris geeft in zijn brief onder meer aan dat de bescherming van persoonsgegevens de ratio achter voornoemd artikel is, alsmede dat belastingplichtigen er niet van weerhouden moeten worden gegevens te verstrekken vanwege de vrees dat deze vervolgens worden verstrekt aan derden voor andere doeleinden dan die uit de belastingwet- en regelgeving voortvloeien.
Verder merkt de Staatssecretaris op dat hij in geval van verzoeker niet gebruik zal maken van de mogelijkheid tot ontheffing. Van ontheffing moet met zeer grote terughoudendheid gebruikgemaakt worden. Hij verwijst naar enkele voorbeelden uit de parlementaire geschiedenis waarbij ontheffing mogelijk is: het verstrekken van informatie over verklaringen betreffende inkomen, vermogen en belastingschulden. Het verlenen van ontheffing vergt een afweging van belangen, waarbij de Staatssecretaris in het geval van verzoeker aangeeft dat het belang van geheimhouding groter is.
Tot slot maakt de Staatssecretaris er melding van dat in de Tweede Kamer een amendement1 is aangenomen dat regelt dat belastingplichtigen een recht op inzage in het eigen fiscaal dossier hebben. Een verzoek tot inzage wordt door de Belastingdienst met een beschikking afgedaan, die voor bezwaar vatbaar is. De beoogde inwerkingtreding van deze regeling is 31 december 2025.
Oordeel van de commissie
Alles afwegende is de commissie van oordeel dat het standpunt van de Staatssecretaris kan worden gedeeld. Zij adviseert verzoeker in contact te treden met het UWV over de informatie die het heeft inzake de zaak van verzoeker. Mogelijk dat verzoeker, als voornoemd amendement in werking is getreden, een verzoek tot inzage in zijn fiscaal dossier kan indienen. De commissie geeft de Staatssecretaris in overweging om hierover in contact te treden met verzoeker.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om een voorstel aan de Kamer te doen.
De fungerend voorzitter van de commissie, White
De adjunct-griffier van de commissie, Paauwe
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36615-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.