36 613 XVII Wijziging van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met Miljoenennota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 27 september 2024

De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 23 september 2024 voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Bij brief van 27 september 2024 zijn ze door de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, De Vries

De griffier van de commissie, Meijers

Vragen en antwoorden

1

Kunt u voor de aankomende jaren aangeven op projectniveau aangeven welken projecten/financiering moet(en) stoppen als gevolg van de bezuinigingen?

Antwoord:

De bezuinigingen uit het hoofdlijnenakkoord hebben betrekking op ODA-middelen in de jaren 2025 en daarna. Omwille van de zorgvuldigheid van de nadere uitwerking van het beleid en de daaraan gekoppelde budgetten, is voor 2025 gekozen om de bezuiniging pro rata naar omvang van het thema te verdelen over alle subartikelen van de begroting 2025. Hierbij geldt als uitgangspunt dat lopende juridische contracten en verplichtingen zo veel mogelijk worden gerespecteerd, vanuit het beginsel dat de overheid betrouwbaar wil zijn.

Zoals beschreven in de Ontwerpbegroting 2025 vragen de bezuinigingen een zorgvuldige weging en dienen deze aan te sluiten bij de prioriteiten uit het Regeerprogramma en de nadere beleidsuitwerking van de terreinen Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. In de komende maanden wordt het nieuwe beleid nader uitgewerkt. Onderdeel van dat proces zal een aanpassing van de begroting zijn, waardoor de begroting inzichtelijker wordt. Dan worden ook de bezuinigingen voor 2026 en verder doorgevoerd, die nu ook pro rata zijn verdeeld. Tot die tijd bestaat deze technische verdeling op basis van de bestaande subartikelen van de begroting. Uw Kamer wordt daarom op een later moment geïnformeerd over de beleidsinhoudelijke verdeling van de bezuinigingen.

2

Kunt u voor de volgende thema's in een grafiek aangeven hoe de jaarlijks (verwachte) uitgaven zich hebben ontwikkeld tussen 2016 en 2026: Onderwijs, SRGR, klimaat en water?

Antwoord:

Voor de jaren 2016 t/m 2023 zijn de realisaties weergegeven. Voor 2024 t/m 2026 zijn de begrote uitgaven weergegeven (stand Ontwerpbegroting 2025). Over de verdeling van de bezuinigingen vanaf 2026 wordt u op een later moment geïnformeerd. De weergegeven budgetten in 2026 kunnen dus nog wijzigen.

3

Kunt u de Kamer een meerjarig overzicht van verplichtingen sturen, conform de toezegging gedaan door uw ambtsvoorganger bij de begrotingsbehandeling Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2024 (36 410-XVII)?

Antwoord:

Een geactualiseerd overzicht van de meerjarige verplichtingen is als bijlage toegevoegd aan de ontwerpbegroting 2025 (Kamerstuk 36 600-XVII, bijlage 6: Meerjarige juridische verplichtingen).

4

Heeft u al een preciezere indicatie van wanneer u een besluit neemt over het voortzetten van de strategische partnerschappen? Wat zijn de te verwachten gevolgen voor Nederlandse organisaties en zuidelijke (partner)organisaties als tenderprocedures voor strategische partnerschappen niet voor 1 januari 2026 volledig zijn afgerond?

Antwoord:

Over de toekomst van het beleid op het gebied van versterking van het maatschappelijk middenveld informeer ik uw Kamer voor de begrotingsbehandeling per brief. U zult te zijner tijd worden geïnformeerd over de nadere invulling hiervan.

5

Klopt het dat, volgens de gebruikelijke ODA-systematiek, de meerjarige effecten van macro-economische bijstellingen op het ODA-budget in de eerste suppletoire begroting (CEP), de BHO-begroting (MEV) en in de tweede suppletoire begroting (MEV) worden gepresenteerd? Is in deze tweede suppletoire begroting de bijstelling naar aanleiding van de MEV verwerkt? Zo ja, kunt u aangeven waar in de begroting? Zo ja, wat zijn de meerjarige gevolgen van de bijstelling voor het budget? Zo nee, waarom is er niet bijgesteld? Zo nee, wat zouden de gevolgen voor het budget zijn geweest als er wel was bijgesteld?

Antwoord:

Het kabinet heeft besloten het ODA-budget bij Miljoenennota niet aan te passen naar aanleiding van de Macro-Economische Verkenning (MEV) van het CPB, die deze zomer gepubliceerd is. In het Hoofdlijnenakkoord is geen afspraak gemaakt over de koppeling met het BNI. Indien er wordt gekozen om het budget te koppelen, zal deze bijstelling ingepast moeten worden in het vastgestelde uitgavenkader.

Indien het kabinet had besloten om het ODA-budget bij Miljoenennota op basis van de MEV bij te stellen, dan zou het ODA-budget op basis van de tot en met het voorjaar gehanteerde systematiek (op basis van 0,7%) met 2,0 miljard euro verhoogd zijn over de periode 2024–2029. Indien ervoor gekozen wordt om op basis van een lager percentage te koppelen, bijvoorbeeld het geraamde percentage voor 2029 (0,44%), dan kost dit cumulatief (2024–2029) EUR 1,3 miljard.

In mln.

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Cum.

Bijstelling cf. BNI-ontwikkeling

180

200

211

229

229

229

1.278

Een koppeling waarbij de ODA-prestatie op (zeer) lange termijn toegroeit naar 0,7% BNI, conform de systematiek van voorgaande kabinetten, zou de volgende bijstelling betekend hebben:

In mln.

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Cum.

Bijstelling ODA-budget bij groei naar 0,7%

287

319

336

364

364

364

2.034

Zonder deze bijstellingen is het ODA budget voor de aankomende jaren als volgt:

In mln.

2024

2025

2026

2027

2028

2029

ODA-budget 2024–2029

7.016

7.175

7.304

5.444

5.552

5.942

6

Kunt u een up-to-date meerjarig overzicht geven van de totale asieltoerekening aan het ODA-budget? Kunt u daarbij ook in percentages aangeven welk aandeel van het ODA-budget naar (eerstejaars)asielopvang gaat, en welk aandeel van de (eerstejaars)asielopvang uit ODA-middelen betaald wordt? Voor de jaren waar u geen realisatie kunt geven, kunt u een raming geven?

Antwoord:

Onderstaand overzicht geeft de totale asieltoerekening aan het ODA-budget weer op basis van het MPP 2024-I (Meerjaren Productie Prognose voor de migratieketen). In de Voorjaarsnota 2024 zijn asielramingen tot en met 2026 verwerkt.

Van de uitgaven voor de eerstejaars asielopvang wordt circa 83% uit ODA-middelen betaald. Deze uitgaven betreffen de reguliere kosten, dus zonder noodopvang. De (crisis) noodopvang wordt niet toegerekend.

Het kabinet heeft in het hoofdlijnenakkoord afgesproken dat vanaf 2027 het ODA-deel van de kosten van de eerstejaars asielopvang maximaal 10% is van het ODA-budget.

Bedragen in EUR miljoen

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Totale ODA-toerekening (incl OCW-deel)

1.323

1.874

2.439

506

377

377

Percentage van totaal ODA

18,9

26,1

33,4

9,3

6,8

6,3

7

Hoeveel steun aan de mensen in Gaza heeft Nederland in totaal sinds 7 oktober 2023 in euro's gegeven?

Antwoord:

Nederland heeft vanaf 7 oktober 2023 t/m heden voor in totaal EUR 72,8 miljoen steun verleend, bovenop de algemene vrijwillige bijdrage aan UNRWA van EUR 19 miljoen in 2024 (juridisch verplicht tot en met 2025), die zowel in Gaza als in andere landen ingezet wordt.

Van deze EUR 72,8 miljoen is EUR 66,1 miljoen gefinancierd uit de begroting voor BHO en EUR 6,7 miljoen uit de (ODA-middelen op de) BZ-begroting.

8

Klopt het dat op 10 juni 2024 Minister Schreinemacher 10 miljoen extra aan humanitaire hulp beschikbaar heeft gesteld voor Gaza? Kunt u aangeven waar in de tweede suppletoire begroting dit verwerkt is?

Antwoord:

Dat klopt. De verschillende aanvullende bijdragen voor Gaza zijn gedaan vanuit de beschikbare budgetten op de BHO-begroting (de bijdrage aan ILO vanuit artikel 1.3 en de bijdragen aan ICRC en WHO vanuit artikel 4.1). Dit leidt daarom niet tot mutaties in deze suppletoire begroting september.

9

Waar wordt de 10 miljoen euro die is bestemd voor de Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) voor ondersteuning aan de Oekraïense private sector concreet voor ingezet? Welke projecten worden hiermee gefinancierd en op welke wijze worden deze projecten of initiatieven geselecteerd?

Antwoord:

De EUR 10 miljoen voor FMO zal worden ingezet ter versterking van de agrarische sector in Oekraïne. Door te investeren in lokale private initiatieven worden bestaande banen behouden en nieuwe banen gecreëerd. FMO richt zich daarbij met name op de versterking van waardeketens via investeringen in infrastructuur. Ook zal FMO onderzoeken of de fondsen als hefboom kunnen worden gebruikt om andere EU-financiering aan te trekken. FMO is al jaren actief in Oekraïne, kent de lokale context goed en heeft een uitgebreid netwerk.

Via dit netwerk zijn al verschillende voorstellen ontvangen. Deze voorstellen worden volgens de reguliere FMO-processen beoordeeld op kwaliteit, risico’s en relevantie.

10

Aan wat voor samenwerking met het Nederlandse bedrijfsleven wordt gedacht bij de inzet van 32,5 miljoen euro ten behoeve van de wederopbouw in Oekraïne en duurzaam herstel van de economie daar? Wordt het hele bedrag van 42,5 miljoen euro gereserveerd ten behoeve van inzet van Nederlandse bedrijven en organsiaties bij de wederopbouw van Oekraïne en op welke wijze worden vraag en aanbod gematched, en welke verschillen zitten er tussen de twee trajecten?

Antwoord:

Het gehele bedrag van EUR 32,5 miljoen is beschikbaar voor het subsidiëren van projecten die inzetten op wederopbouw en/of duurzaam economisch herstel.

De Minister van BHO stelt met de Oekraïne Partnerschapsfaciliteit middelen beschikbaar voor projecten van partnerschappen van ondernemingen en maatschappelijke organisaties die bijdragen aan wederopbouw in Oekraïne en duurzaam herstel van de Oekraïense economie en samenleving. In een partnerschap zit ten minste één Nederlands bedrijf en één Oekraïense organisatie. Het moet gaan om activiteiten in landbouw, water, gezondheidszorg, duurzame energie of circulaire bouw. Dit zijn sectoren waar de noden in Oekraïne hoog zijn en waar Nederland een toegevoegde waarde kan bieden. Het gaat daarbij om projecten die als gevolg van marktfalen niet op een andere manier realiseerbaar zijn.

Specifiek is het vraaggestuurde subsidieprogramma bedoeld voor projecten met een concreet en tastbaar resultaat aan het einde van het project. De projecten sluiten aan bij de lokale noden en brengen een bredere lokale economische en maatschappelijk ontwikkeling voort. Het project heeft een langetermijneffect op de bredere lokale gemeenschap, keten van ondernemingen of meerdere maatschappelijke organisaties. Te denken valt hierbij aan projecten die bijdragen aan lokale werkgelegenheid, aan de arbeidsinzetbaarheid (kennis, kunde, mentale en fysieke gezondheid) van Oekraïense burgers of aan de reconstructie van voorzieningen die door de oorlog beschadigd of vernietigd zijn.

11

Wat zijn de redenen waarom de verplichtingenplafond worden verhoogd op artikel 2 voor het aangaan van nieuwe verplichtingen voor het Green Climate Fund, terwijl klimaat als ontwikkelingshulp niet in het hoofdlijnenakkoord staat?

Antwoord:

Het Green Climate Fund (GCF) werkt met periodieke middelenaanvullingen met een cyclus van vier jaar. De cyclus waar deze verplichting betrekking op heeft, loopt van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2027. Voorafgaand aan de aanvang van de cyclus vond in najaar 2023 de Highlevel Pledging Conference for GCF’s second replenishment plaats waarin landen waaronder Nederland hebben aangeven wat zij aan de komende cyclus bijdragen. De verplichtingenmutatie in 2024 wordt veroorzaakt doordat de administratieve afhandeling van de verplichting in 2024 plaatsvond in plaats van in 2023.

12

Zijn er juridische verplichtingen richting het Green Climate Fund? Kan daar een overzicht van komen zoals afgesproken met een factsheet? Wanneer lopen deze juridische verplichtingen af?

Antwoord:

Het Green Climate Fund (GCF) is geen revolverend fonds en is derhalve niet opgenomen bij de factsheets over revolverende fondsen. De juridische verplichting in 2024 is EUR 140 miljoen: (Kasbudget 2024: EUR 50 miljoen; 2025: EUR 30 miljoen; 2026: EUR 30 miljoen en 2027: EUR 30 miljoen). Het betreft de periode 2024 tot en met 2027.

13

Hoe groot is het gedeelte dat reeds uit het bestaande verplichtingenbudget naar het Green Climate Fund gaat en gaat de ophoging van het verplichtingenbudget nog ten koste van andere prioriteiten? Zo ja welke?

Antwoord:

De verplichting voor het Green Climate Fund (GCF) is voor EUR 66,35 miljoen aangegaan uit het bestaande verplichtingenbudget. Deze verplichtingenmutatie heeft geen gevolgen voor de realisatie van de kasbudgetten van andere beleidsprioriteiten.

14

Kunt u uitleggen wat het UNFPA supplies programma en het Human Reproduction Program (HRP) van de WHO inhoudt? Kunt u dit uitgebreid toelichten en een overzicht van de uitgaven en verplichtingen op deze punten geven?

Antwoord:

Wereldwijd hebben 257 miljoen vrouwen, die dat wel willen, geen toegang tot moderne voorbehoedsmiddelen. Hierdoor sterven per dag nog steeds 800 vrouwen onnodig als gevolg van zwangerschap en geboorte.

UNFPA Supplies maakt gezinsplanning voor vrouwen mogelijk en gaat daarmee moeder- en kindersterfte tegen. Dit doet het programma voor het vergroten van de beschikbaarbeid van voorbehoedmiddelen en het versterken van de waardeketens van gezondheidsproducten.

IOB concludeerde in hun evaluatie «Consistent Efforts, Persisting Challenges – Evaluation of Dutch contributions to Sexual and Reproductive Health and Rights (2012–2022)» het belang van UNFPA Supplies voor de Nederlandse bijdrage aan betere beschikbaarheid van goede kwaliteit anticonceptie en voorbehoedmiddelen in de wereld. Vanwege hun omvang, bereik en schaalvoordelen kan het programma bijvoorbeeld via gezamenlijke inkoop lagere prijzen bedingen. NL ondersteunt UNFPA Supplies voor de periode van 2024 t/m 2028 voor een totaalbedrag van USD 119 mln met jaarlijkse betalingen van USD 23,8 mln.

Het WHO human reproduction programme (HRP) is een gezamenlijk onderzoeksprogramma van verschillende VN-instellingen op het terrein van Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten. Dat gaat vooral over het bieden van een goede basisgezondheidszorg aan moeders en kinderen. En ook over gevoelige onderwerpen die daarbij horen. Het WHO human reproduction programme (HRP) levert bijvoorbeeld vooruitstrevend werk op het terrein van veilige abortus. Jaarlijks sterven 39.000 vrouwen en meisjes aan de gevolgen van een onveilige abortus. Miljoenen houden blijvend letsel. Met alle gevolgen van dien voor hun gezondheid en de maatschappij. Dit is onnodig en te voorkomen. Met richtlijnen en trainingen helpt het programma gezondheidswerkers in ontwikkelingslanden zorg rond zwangerschap en geboorte op een veilige manier aan te bieden. Trainingen aan verpleegsters en gemeenschapswerkers op het terrein vrouwenbesnijdenis helpen in het terugdringen ervan. Hiermee draagt het programma bij aan de vrijheid van vrouwen en meisjes om zelf te bepalen of, met wie en hoeveel kinderen zij krijgen, en aan het tegengaan van moedersterfte. NL steunt WHO HRP van 2024 t/m 2027 met een bedrag van USD 30 mln (jaarlijkse betalingen van USD 7,5 mln.)

15

Klopt het dat er in 2024 geen budget meer staat op artikel 5.4 in verband met de inpassing van de kosten voor de eerstejaarsasielopvang? Hoe zijn/worden eventuele tegenvallers verwerkt nu er geen buffer meer is?

Antwoord:

ODA-budget bedoeld voor eerstejaars asielopvang staat op de begroting van het Ministerie Justitie en Veiligheid. De stand op het bufferartikel 5.4 is bij de suppletoire begroting September EUR –54,347 miljoen. Daarmee is er op dit moment sprake van overprogrammering conform reguliere systematiek. Indien er tegenvallers ontstaan als gevolg van stijgende kosten voor de eerstejaarsasielopvang, dan zullen deze van dekking worden voorzien binnen het ODA-budget.

16

Klopt het dat de programmamiddelen voor Oekraïne in artikel 5.2 met 147.500.000 euro worden verlaagd omwille van meer middelen voor Oekraïne in andere begrotingsartikelen? Komt de volledige 147.500.000 euro nog steeds ten goede aan Oekraïne? Kan een overzicht worden gegeven van hoe de 147.500.000 euro verdeeld wordt?

Antwoord:

Ja dat klopt, de programmamiddelen voor Oekraïne op artikel 5.2 worden met EUR 147.500.000 verlaagd. Vervolgens wordt dit bedrag verdeeld over de verschillende begrotingsartikelen op de BHO-begroting waarbij deze middelen nog steeds volledig ten goede komen aan Oekraïne.

Dit bedrag wordt als volgt gealloceerd, zoals eerder aangekondigd in de Kamerbrief Invulling BHOS-middelen Voorjaarsnota Oekraïne 2024 van 7 juni jl. (Kamerstuknr. 36 045-183).

  • EUR 58 miljoen via het Ukraine Relief, Recovery, Reconstruction and Reform Trust Fund (URTF) van de Wereldbank voor herstelprojecten ten behoeve van het elektriciteitsnet, wegen, bruggen, onderdak, scholen en ziekenhuizen;

  • EUR 20 miljoen via de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) voor financiële ondersteuning van de Oekraïense netbeheerder Ukrenergo;

  • EUR 15 miljoen via het International Committee of the Red Cross (ICRC) t.b.v. humanitaire hulp;

  • EUR 10 miljoen euro via de Nederlandse Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO) voor ondersteuning van de Oekraïense private sector;

  • EUR 32,5 miljoen euro via een tweede ronde van de RVO Ukraine Partnership Facility (UPF) voor samenwerking met het Nederlandse bedrijfsleven ten behoeve van de wederopbouw in Oekraïne en duurzaam herstel van de economie;

  • EUR 2,5 miljoen voor ondersteuning van maatschappelijke organisaties actief op het gebied van hulpverlening in Oekraïne;

  • EUR 9,5 miljoen voor de levering van tweedehands gasturbines via de EBRD.

17

Kunt u toelichten waar de steun voor Oekraïne op deze begroting staat, terwijl de afspraak was om de steun voor Oekraïne buiten de BHO begroting te houden?

Antwoord:

In het HLA is afgesproken dat de uitgaven aan militaire en humanitaire steun aan Oekraïne en de binnenlandse opvang van vluchtelingen uit Oekraïne in Nederland niet vallen onder het uitgavenkader. Ze worden wel via de begroting geraamd en verantwoord.

Bij deze suppletoire begroting September zijn de bij Voorjaarsnota verkregen algemene middelen voor Oekraïne nader verdeeld over de begrotingsartikelen van BHO.

De steun voor Oekraïne staat op verschillende begrotingsartikelen op de BHO-begroting, bijvoorbeeld op artikel 1.3, artikel 4.1 en artikel 5.1.

18

Zijn er ook Nederlandse ondernemers betrokken bij de herstelprojecten die worden uitgevoerd door het Ukraine Relief, Recovery, Reconstruction and Reform Trust Fund (URTF) van de Wereldbank en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling?

Antwoord:

Het Wereldbank Ukraine Relief, Recovery, Reconstruction and Reform Trust Fund (hierna: URTF) bestaat uit giften en leningen van donoren aan Oekraïense ministeries. Het URTF kent vijf lopende thematische projecten en richt zich onder meer op herstel van infrastructuur, het elektriciteitsnetwerk en het gezondheidszorgstelsel. Het URTF draagt hiermee bij aan de wederopbouw en ontwikkeling van Oekraïne. Bovendien verstrekt het fonds ook middelen voor advies met betrekking tot de hulp- en wederopbouwspanningen en ondersteunt het daarmee de hervormingsagenda van Oekraïne. Hoewel er geen Nederlandse ondernemers rechtstreeks betrokken zijn bij het URTF, blijkt uit cijfers van de Wereldbank dat Nederlandse bedrijven zes tenders hebben gewonnen in Oekraïne sinds 1 juli 2021, met een totale waarde van USD 17 miljoen. Hiermee staat Nederland in de top 10 van Wereldbank leveranciers aan Oekraïne.

De EBRD geeft leningen aan de Oekraïense private sector door een groot deel van zijn fondsen aan lokale banken te lenen die dit geld doorlenen aan lokale bedrijven onder gunstige voorwaarden. De EBRD heeft goede kennis van de particuliere sector in Oekraïne, aangezien de Bank al meer dan 30 jaar actief is in het land en de grootste institutionele investeerder ter plaatse is. De EBRD heeft daarbij in het bijzonder aandacht voor de hervormingsagenda (in lijn met EU-normen) en het herstel van de Oekraïense economie. Er zijn geen Nederlandse ondernemers direct betrokken bij de herstelprojecten van de EBRD, aangezien het doel van de EBRD het economisch herstel van het Oekraïense bedrijfsleven in Oekraïne is.

Naar boven