Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel I wordt na «artikel 1» ingevoegd «, onderdelen c tot en met f».
B
In artikel IV wordt «die datum» vervangen door «1 januari van het peiljaar».
C
In artikel V wordt «die datum» vervangen door «1 januari van het peiljaar, bedoeld
in artikel 252a, tweede lid, onderdeel f, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek,.
D
Artikel IX komt te luiden:
ARTIKEL IX
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2025, met uitzondering van de
artikelen IV en V die in werking treden met ingang van 1 juli 2025 en met uitzondering
van de artikelen I, III en VI die in werking treden op een bij koninklijk besluit
te bepalen tijdstip.
Toelichting
Deze tweede nota van wijziging behelst een aantal wetstechnische verbeteringen van
het wetsvoorstel.
Onderdeel A
Deze verbetering betreft de verdere verlaging van de eigen bijdrage voor huurtoeslagontvangers
met ingang van 2026. Artikel I van het wetsvoorstel is nu zo geformuleerd dat ook
de bedragen waarmee de eigen bijdrage voor de jaren 2024 en 2025 zijn verlaagd, worden
gewijzigd. Dat impliceert een terugwerkende kracht die niet beoogd is. Om hier geen
misverstand over te laten bestaan, wordt artikel I gewijzigd zodat alleen de in artikel 1
van de Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag genoemde bedragen voor de jaren 2026
e.v. worden gewijzigd.
Onderdelen B en C
In de formulering van de voorgestelde artikelen 10, tweede lid, tweede zin, van de
Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (artikel IV) en artikel 10, vijfde lid, van
de Huisvestingswet 2014 (artikel V) is per abuis niet verwezen naar het peiljaar,
bedoeld in artikel 7:252a BW.
Die misslag zou tot gevolg hebben dat de indexering van de inkomensgrenzen, genoemd
in de artikelen 10, tweede lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en 10,
vijfde lid, van de Huisvestingswet 2014 uit de pas gaat lopen met de inkomenstoetsingen
waar ze betrekking op hebben.
Deze onbedoelde wijziging wordt hiermee voorkomen.
Onderdeel D
De wijzigingen in de artikelen IV en V vloeien voort uit de voorgestelde wijziging
van artikel 18, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag per 1 januari 2025 (artikel I,
onderdeel E, onder 1). De indexering van de in de artikelen 10, tweede lid, van de
Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en 10, vijfde lid, van de Huisvestingswet 2014
genoemde bedragen geschiedt met het percentage waarmee de in artikel 18, eerste lid,
van de Wet op de huurtoeslag genoemde bedragen zijn gewijzigd per 1 januari van het
jaar t-1. Per 1 januari 2025 worden de bedragen derhalve gewijzigd met het percentage
waarmee de bedragen, genoemd in artikel 18, eerste lid, van de Wet op huurtoeslag
zoals dat luidde op 1 januari 2024, zijn gewijzigd. Om die reden kunnen de voorgestelde
artikelen IV en V niet per 1 januari 2025 in werking treden. Om tijdig duidelijkheid
te geven voor de indexering per 1 januari 2026, wordt de inwerkingtreding van de bedoelde
artikelen bepaald op 1 juli 2025.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer