36 605 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2025)

B VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 28 november 2024

Het voorliggende wetsvoorstel heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de fractie van de VVD hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben naar aanleiding hiervan enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben naar aanleiding hiervan enkele vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Afschaffing 27-jaargrens eerstegraads bloed- en aanverwanten toeslagpartnerschap

De leden van de VVD-fractie vragen de regering hoe zij de huidige uitvoeringscapaciteit van de Belastingdienst en de met dit voorstel gepaard gaande stijging van het telefoonverkeer beoordeelt.

De voorgestelde maatregel voorziet erin dat de maatregel automatisch wordt toegepast in geval van bloedverwantschap. In geval van aanverwantschap dient eerst een verzoek worden gedaan. Hoe zorgt de regering ervoor dat deze groep in staat is de betreffende aanvraag te doen en welke implicaties voor de uitvoering brengt dat met zich mee?

Belastingrente (percentages)

De leden van de VVD-fractie constateren dat op 7 november 2024 de Rechtbank Noord-Nederland heeft geoordeeld2 dat artikel 1, onderdeel b van het Besluit belasting- en invorderingsrente onverbindend moet worden verklaard op grond van het evenredigheidsbeginsel. Deze leden constateren voorts dat het percentage van de belastingrente per 1 oktober 2020 bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld en dat daarvoor het rentepercentage was verankerd in de wet (artikel 30hb AWR). Kan de regering bevestigen dat om die reden het belastingrentepercentage vanaf die datum kan worden getoetst aan het evenredigheidsbeginsel? Kan de regering voorts bevestigen dat de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland kijkt naar de toetsing door de besluitgever en geen specifieke omstandigheden aan de kant van belastingplichtigen vereist?

Kan de regering aangeven of het in hoger beroep is gegaan c.q. zal gaan tegen de hiervoor genoemde uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland? Zo niet, of in het geval dat de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (in wezen) vast komt te staan (bijvoorbeeld door bekrachtiging in latere instanties), wat is de budgettaire derving van deze uitspraak?

Klopt het dat de antwoorden op de vragen gesteld in het schriftelijk overleg Beleidsopties belasting- en invorderingsrente in de Tweede Kamer nog niet naar de Tweede Kamer zijn gezonden? Kan de regering op zo kort mogelijke termijn de antwoorden op de inbreng geleverd tijdens het schriftelijk overleg3 Beleidsopties belasting- en invorderingsrente in de Tweede Kamer ook delen met de Eerste Kamer? Kan daarbij in het bijzonder in worden gegaan op de door de VVD Tweede Kamerfractie gestelde vragen die in essentie zien op de slotsom van Rechtbank Noord-Nederland in rechtsoverweging 6.8.6: «Gelet op het voorgaande komt de rechtbank in het kader van de inhoudelijke toetsing aan het evenredigheidsbeginsel tot de conclusie dat de regelgever bij de afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet tot de betrokken regel heeft kunnen komen. De duidelijke, aanzienlijke nadelige gevolgen voor VPB-belastingplichtigen zijn onevenredig in verhouding tot de met de regel te dienen, onduidelijke doelen die op een zwak fundament rusten. Dit betekent dat artikel 1, onderdeel b, van het Bbi onverbindend moet worden verklaard» en die vragen naar dat fundament?

Maakt de regering na de uitspraak van Rechtbank Noord-Nederland haast met het vormgeven van een meer evenwichtige belastingrenteregeling die meer recht doet aan de compensatiegedachte die ten grondslag zou moeten liggen aan de belastingrenteregeling? Kan de regering daarbij de verzuimgedachte volledig verplaatsen naar het fiscale boeterecht?

Uit de uitvoeringstoets blijkt dat de uitvoering van het geautomatiseerde proces aandacht behoeft. Welke maatregelen is de regering voornemens op voorhand te nemen ten behoeve van de uitvoering van het geautomatiseerde proces?

Is de Belastingdienst voorbereid op eventuele personele gevolgen bij de Belastingdienst van dit wetsvoorstel? Zo ja, waar ligt voor de Belastingdienst de capaciteitsgrens, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie constateren dat de Raad van State kritisch heeft gereageerd op het voorstel van de regering om de overdrachtsbelasting te verlagen naar 8% voor alle woningen waarbij niet aan de hoofdverblijfeis wordt voldaan.4 De Raad van State stelt dat dit een ongerichte fiscale maatregel is en vraagt zich af of een andere maatregel niet beter zou zijn geweest. In het nader rapport stelt de regering dat deze maatregel tot doel heeft om het investeren in betaalbare huurwoningen aantrekkelijker te maken. Heeft de regering een inschatting hoeveel huurwoningen door deze maatregel extra beschikbaar zouden komen? Hoe gaat de regering bepalen wat een woning is en wat dat niet is? Tweede woningen en vakantiewoningen die niet bedoeld zijn voor verhuur zijn niet uitgesloten van deze belastingverlagende maatregel. Kan de regering toelichten waarom zij deze categorie woningen niet uitgezonderd heeft?

De leden van de vaste commissie voor Financiën zien de reactie van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen de nota naar aanleiding van het verslag graag uiterlijk vrijdag 29 november 2024.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Van Ballekom

De griffier van de vaste commissie voor Financiën, De Man


X Noot
1

Samenstelling:

Kroon (BBB) (ondervoorzitter), Van Wijk (BBB), Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Martens (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Karimi (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD) (voorzitter), Geerdink (VVD), Vogels (VVD), Bovens (CDA), Bakker-Klein (CDA), Aerdts (D66), Moonen (D66), Van Strien (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

ECLI:NL:RBNNE:2024:4361.

X Noot
3

Vastgesteld op 10 september 2024, kenmerk 2024D32451.

X Noot
4

Kamerstukken II, 2024–2025, 36 602 nr. 42.

Naar boven