Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36600-XXIII nr. M |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36600-XXIII nr. M |
Vastgesteld 21 mei 2025
De vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei2 heeft schriftelijk overleg gevoerd met de Minister van Klimaat en Groene Groei over Openstellen Klimaatfonds voor de landbouw naar aanleiding van motie Bovens c.s. (36 660 XXIII/36 600 M, E). Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:
• De uitgaande brief van 16 april 2025.
• De antwoordbrief van 20 mei 2025.
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei, Karthaus
Aan de Minister van Klimaat en Groene Groei
Den Haag, 16 april 2025
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 21 februari 2025 met uw reactie op de motie-Bovens (CDA) c.s.3 De leden van de fracties van GroenLinks/PvdA, CDA, D66, ChristenUnie, SGP, 50PLUS en OPNL hebben naar aanleiding daarvan een aantal gezamenlijke vragen en opmerkingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van GroenLinks/PvdA, CDA, D66, ChristenUnie, SGP, 50PLUS en OPNL
De leden van de fracties van GroenLinks/PvdA, CDA, D66, ChristenUnie, SGP, 50PLUS en OPNL zijn onaangenaam verrast dat een motie, die met een ruime meerderheid in de Eerste Kamer is aangenomen, zonder enige onderbouwing en motivatie niet wordt opgevolgd.
De leden van genoemde fracties constateren dat er steeds meer aanwijzingen zijn dat de wettelijk vastgelegde doelstellingen inzake de verlaging van broeikasgassen en stikstof niet gehaald zullen worden. Dit geldt voor de doelstellingen van 2025, 2030 en verder. Sinds het debat over de begroting van het Klimaatfonds zijn alweer resultaten van nieuwe onderzoeken gepresenteerd die het negatieve beeld bevestigen. Ook wordt steeds duidelijker wat de consequenties zijn voor andere sectoren. Zo wordt steeds duidelijker dat deze uitspraak grote impact heeft voor het aantal te bouwen woningen, en dat terwijl er in Nederland stevige woningnood is. Ook geldt dat omvangrijke projecten in de energie-infrastructuur, met als doel meer groene energie realiseren, met grote vertraging kunnen worden gerealiseerd. Dat geldt ook voor bedrijven die graag willen investeren in meer duurzame productie.
Gezien het bovenstaande, leggen de leden van de fracties van GroenLinks/PvdA, CDA, D66, ChristenUnie, SGP, 50PLUS en OPNL de volgende vragen aan u voor.
In de genoemde motie wordt de suggestie van bezuinigen op kernenergie bewust niet genoemd. Kunt aangegeven wat de reden is om deze keuze op te voeren terwijl de motie alle ruimte laat om eigen keuzes te maken?
Kunt u een nadere toelichting geven hoe de investering in kernenergie in de jaren 2025–2028 concreet bijdraagt aan het realiseren van de klimaatdoelstellingen voor 2030?
Om de klimaatdoelen te realiseren is het noodzakelijk dat ook de stikstofdoelen worden bereikt, zoals onder andere hierboven reeds is aangestipt. Kunt u aangeven welke redenen er zijn om een deel van het budget van het Klimaatfonds niet aan te wenden voor de agrarische sector? Maatregelen in de agrarische sector kunnen immers een bijdrage leveren aan het verlagen van broeikasgassen en stikstof. Daarbij komt dat in de agrarische sector sneller resultaten kunnen worden bereikt en daarmee het bereiken van de doelen in 2030 dichterbij komt.
De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei zien met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangen deze graag binnen vier weken, na dagtekening van deze brief.
Voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei, S.M. Kluit
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 mei 2025
Hierbij bied ik de Kamer de antwoorden aan op de door de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, CDA, D66, ChristenUnie, SGP, 50PLUS en OPNL gestelde vragen bij de Kamerbrief met de reactie op de motie-Bovens (CDA) c.s. (36 660 XXIII / 36 600 M, E). Deze beantwoording is mede namens de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur.
De Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans
Vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van GroenLinks/PvdA, CDA, D66, ChristenUnie, SGP, 50PLUS en OPNL
1
In de genoemde motie wordt de suggestie van bezuinigen op kernenergie bewust niet genoemd. Kunt u aangegeven wat de reden is om deze keuze op te voeren terwijl de motie alle ruimte laat om eigen keuzes te maken?
Antwoord
Ondanks dat de motie ruimte biedt voor eigen keuzes, vallen de enige vrij besteedbare middelen (ook na de recente voorjaarsbesluitvorming) allemaal onder het perceel kernenergie. De rest van de middelen waren allemaal reeds toegekend (onder voorwaarden) of gereserveerd voor specifieke maatregelen. Ombuiging van de gemaakte afspraken over toekenningen onder voorwaarden en reserveringen zou ten koste gaan van uitgaven die noodzakelijk zijn voor het realiseren van betaalbare en beschikbare energie en het toekomstbestendig maken van de industrie. Zoals uiteengezet in de Kamerbrief aan de Tweede Kamer, onderstreept het kabinet het belang van de acties die nodig zijn om het energiesysteem weerbaarder en onafhankelijk te maken en om de industrie toekomstbestendig te maken.4
Het handhaven van de beschikbare ruimte voor kernenergie en de andere gemaakte reserveringen is essentieel om de beoogde doelen te behalen. Het kabinet heeft er dan ook voor gekozen deze middelen niet te heralloceren.
2
Kunt u een nadere toelichting geven hoe de investering in kernenergie in de jaren 2025–2028 concreet bijdraagt aan het realiseren van de klimaatdoelstellingen voor 2030?
Antwoord
De investeringen in kernenergie in de periode 2025–2028 zijn, naast behoud van de bestaande centrale, gericht op de voorbereiding en realisatie van de nieuwe kerncentrales, die na 2030 bijdragen aan een betrouwbare CO2-vrije energiebron. Dit is een belangrijk onderdeel van de verduurzaming van ons energiesysteem op de lange termijn. Daarnaast zijn middelen vrijgemaakt voor de stimulering en ondersteuning van de ontwikkeling van SMR’s.
Hoewel de daadwerkelijke energieproductie van de nieuwe kerncentrales pas na 2030 plaatsvindt, is het noodzakelijk om nu te investeren en besluiten vast te leggen zodat met voorbereidingen begonnen kan worden. De middelen zijn onder andere bestemd voor onderzoek en kennisopbouw, besluitvorming over de locatie en financiering, de voorbereiding van het selectieproces en de oprichting van een overheidsdeelneming. Zonder deze tijdige investeringen wordt de realisatie van de centrales uitgesteld en verschuift de beschikbaarheid van deze CO2-vrije energiebron verder naar de toekomst. Vroegtijdige inzet van middelen is essentieel om te waarborgen dat kernenergie tijdig kan bijdragen aan de klimaatdoelstellingen, er is immers ook een klimaatdoel voor 2050. Het Klimaatfonds speelt daarin een belangrijke rol door investeringszekerheid te bieden. Dit is van belang als signaal naar de markt en om de betrokkenheid en investeringen van relevante partijen te waarborgen.
Bovendien is het kabinet door beide Kamers herhaaldelijk aangespoord om versneld voortgang te boeken met de bouw en ontwikkeling van kerncentrales. Dit vereist zowel nu als komende jaren gerichte investeringen in kernenergie, evenals het beschikbaar houden van middelen om de voortgang van de ontwikkeling en realisatie van kerncentrales te waarborgen en een serieuze partij te blijven voor onder andere de technologieleveranciers.
3
Kunt u aangeven welke redenen er zijn om een deel van het budget van het Klimaatfonds niet aan te wenden voor de agrarische sector? Maatregelen in de agrarische sector kunnen immers een bijdrage leveren aan het verlagen van broeikasgassen en stikstof. Daarbij komt dat in de agrarische sector sneller resultaten kunnen worden bereikt en daarmee het bereiken van de doelen in 2030 dichterbij komt.
Antwoord
Het klopt dat de landbouwsector op diverse manieren kan bijdragen aan het realiseren van de klimaatdoelstellingen. Het verduurzamen van het energiegebruik in de landbouw wordt gestimuleerd via verschillende regelingen op de begroting van KGG, waaronder de SDE++ en via regelingen die gevoed worden uit het Klimaatfonds. Via de SDE++ wordt bijvoorbeeld het plaatsen van zonnepanelen op landbouwbedrijven en het vergisten van mest voor de productie van gas of warmte gestimuleerd. Het Klimaatfonds biedt op basis van de Tijdelijke wet Klimaatfonds ruimte voor regelingen die energetisch gebruik in de landbouw verduurzamen. Zo wordt er onder meer geld uit het Klimaatfonds beschikbaar gesteld voor de verduurzaming van landbouwvoertuigen en voor randvoorwaarden om de glastuinbouw verder te helpen in de transitie met o.a. warmte en betaalbare elektriciteit.
De doelstellingen van het Klimaatfonds bieden uitsluitend ruimte voor ondersteuning van de landbouwsector op het gebied van energieverbruik. Het is momenteel juridisch niet mogelijk om een deel van het budget van het fonds aan andere maatregelen voor de agrarische sector toe te wijzen. Er zijn door het kabinet middelen gereserveerd voor de begroting van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. Dit betreft € 5 mld. en € 500 mln. structureel uit het Hoofdlijnenakkoord en € 600 mln. uit de Voorjaarsnota. Een deel van deze middelen kan onder andere worden ingezet voor de verduurzaming van de landbouw.
De Ministeriële Commissie Economie en Natuurherstel (MCEN) heeft in het «Startpakket Nederland van het slot» al enkele maatregelen voor de korte termijn aangekondigd die naast stikstofreductie ook CO2-reductie opleveren.5 Voor dit startpakket van de MCEN is vanuit de middelen die bij het Hoofdlijnenakkoord zijn vrijgemaakt € 1,7 mld. overgeheveld van de Aanvullende Post (AP) naar de LVVN-begroting. De MCEN werkt de komende maanden aan robuuste aanvullende maatregelen en zal ook een besluit nemen over bijbehorende financiering.
Samenstelling:
Van Langen-Visbeek (BBB) (ondervoorzitter), Oplaat (BBB), Panman (BBB), Crone (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA) (voorzitter), Thijsssen (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Vos (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD), Van de Sanden (VVD), Petersen (VVD), Bovens (CDA), Prins (CDA), Aerdts (D66), Dittrich (D66), Van Strien, (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Aelst-den Uijl (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36600-XXIII-M.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.