Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2025-2026 | 36600-XX nr. S |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2025-2026 | 36600-XX nr. S |
Vastgesteld 14 november 2025
De vaste commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad1 heeft schriftelijk overleg gevoerd met de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, de Minister voor Asiel en Migratie en de Staatssecretaris Participatie en Integratie over het samenhangend pakket met nadere afspraken ten aanzien van de uitwerking van hoofdstuk 2 van het hoofdlijnenakkoord met betrekking tot huisvesting. Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:
• De uitgaande brief van 1 oktober 2025.
• De antwoordbrief van 14 november 2025.
De griffier van de vaste commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad, Dragstra
Aan de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Den Haag, 1 oktober 2025
De leden van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister voor Asiel en Migratie, de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de Staatssecretaris Participatie en Integratie van 11 juli 20252 waarin de Kamer wordt geïnformeerd over het samenhangend pakket met nadere afspraken ten aanzien van de uitwerking van hoofdstuk 2 van het hoofdlijnenakkoord met betrekking tot huisvesting. De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA leggen naar aanleiding hiervan graag de navolgende vragen aan u voor.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben met grote zorg kennisgenomen van bovengenoemde brief. Zij constateren dat de regering dit pakket aanduidt als een «samenhangend pakket van maatregelen». Naar het oordeel van deze leden is daarvan echter geen sprake. De brief bevat een reeks inherente tegenstrijdigheden die elkaar ondermijnen en in de praktijk vooral leiden tot meer onzekerheid en chaos in de opvang en huisvesting. Deze leden stellen vast dat het pakket veeleer een politieke boodschap lijkt te zijn dan een bijdrage aan een uitvoerbaar en rechtvaardig beleid.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA verzoeken de regering om een inhoudelijke reactie op de volgende punten en bijbehorende vragen.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA constateren dat de regering stelt dat het afschaffen van voorrang voor statushouders noodzakelijk is om gelijke kansen met andere woningzoekenden te waarborgen, terwijl tegelijkertijd het ontlasten van de opvangketen als hoofddoel wordt genoemd. Deze leden vragen u hoe deze keuze valt te rijmen met het feit dat langer in Nederland wonende woningzoekenden een veel langere periode ingeschreven kunnen zijn bij de woningcorporatie, terwijl statushouders zich niet eerder konden inschrijven.
Deze leden vragen u tevens hoe deze maatregel bijdraagt aan het verminderen van de druk op asielzoekerscentra, nu statushouders hierdoor juist langer in opvanglocaties zullen verblijven. Is de regering bereid te erkennen dat deze maatregel de opvangdruk vergroot in plaats van verlaagt? Kunt u toelichten hoe deze maatregel moet bijdragen aan het verminderen van het aantal asielzoekers?
Deze leden constateren dat in de brief wordt benadrukt dat het kabinet onverminderd inzet op de beperking van de asielinstroom. Tegelijkertijd blijft het structurele woningtekort grotendeels buiten beeld, terwijl dit de belangrijkste oorzaak is van verdringing en spanning op de woningmarkt, ook voor niet-asielzoekers.
De leden vragen hoe de focus op instroombeperking zich verhoudt tot het ontbreken van substantiële maatregelen om het woningtekort structureel op te lossen. Kunt u onderbouwen waarom dit pakket niet vooral neerkomt op het verlengen van het verblijf van statushouders in de opvang en het bemoeilijken van hun mogelijkheden en kansen voor participatie en integratie?
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA constateren dat de regering spreekt over nieuwe en alternatieve woonvormen, maar tegelijkertijd aankondigt de huisvestingstaakstelling af te schaffen. In de brief (p. 1) wordt bovendien opgetekend:
«In de LRT1 van 3 juli 2025 is met VNG, CDK’s, IPO, Aedes en COA gesproken over de contouren van het pakket. Daarbij hebben de partijen aangegeven zich niet te kunnen scharen achter de maatregelen voor een verbod op voorrang bij de huisvesting van statushouders, de intrekking van de Spreidingswet en het afschaffen van de huisvestingstaakstelling. Ook vrezen gemeenten voor problemen bij de uitvoering van de Wet Inburgering. Dit heeft ermee te maken dat de taakstelling vervalt en dat is pas uitvoerbaar wanneer er een werkbaar alternatief is. Wel willen partijen in gesprek blijven. Ook is besproken dat het nu zaak is direct na de zomer de uitwerking van het pakket ter hand te nemen en hier ook de tijd voor te nemen. Dit vraagt wat hen betreft om samenhang tussen de maatregelen, oog voor realisme, uitvoerbaarheid en haalbaarheid, ruimte voor fasering en timing en regie op het proces.»
Deze leden zien dit als een buitengewoon duidelijk signaal. Wat is uw antwoord op deze heldere positie van medeoverheden en uitvoerende organisaties? Hoe denkt de regering zonder bindende taakstellingen gemeenten daadwerkelijk te bewegen tot realisatie van nieuwe woonvormen? Hoe wordt voorkomen dat de zogenoemde regie van het Rijk in de praktijk resulteert in vrijblijvendheid en bestuurlijke chaos, ook in de opvang van asielzoekers en statushouders? Welk concreet werkbaar alternatief is vóór 1 juli 2026 beschikbaar en hoe wordt dit juridisch en financieel geborgd?
In het bijzonder vragen deze leden aandacht voor de positie van kinderen. Is er bij het ontwikkelen van dit beleid specifiek gekeken naar het belang van kinderen? De leden van GroenLinks-PvdA verzoeken u om een scherpe en uitvoerige analyse van de gevolgen van dit pakket voor kinderen in de opvang en daarbij aan te geven hoe de regering voornemens is haar verplichtingen uit hoofde van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind na te komen.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA constateren dat de regering in de brief stelt (p. 3) dat «statushouders die hier mogen blijven sneller moeten participeren, werken en op eigen kracht bijdragen aan de Nederlandse samenleving.» Tegelijkertijd geldt dat, mocht de Asielnoodmaatregelenwet door de Eerste Kamer worden aangenomen, verblijfsvergunningen worden verkort en rechten worden aangetast.
Deze leden vragen u hoe een beleid van langdurige onzekerheid met tijdelijke verblijfsvergunningen en langere verblijfsduur in opvanglocaties kan bijdragen aan succesvolle integratie. Erkent u dat onzekerheid en gebrek aan perspectief juist leiden tot minder participatie en slechtere inburgeringsresultaten?
De leden van de GroenLinks-PvdA fractie lezen in de beslisnota bij de beleidsbrief (p. 5): «Omwille van de uitvoerbaarheid en draagvlak (...) is het van belang medeoverheden en uitvoerende organisaties te consulteren.» Tegelijkertijd blijkt uit de brief dat gemeenten en uitvoerende organisaties zich niet kunnen scharen achter het pakket. De leden vragen hoe u kunt spreken van meer regie, terwijl u tegelijkertijd centrale instrumenten zoals de Spreidingswet en de huisvestingstaakstelling wilt afschaffen. Welke middelen stelt de regering beschikbaar om gemeenten daadwerkelijk in staat te stellen hun rol te vervullen? Welke aanpassingen zijn sinds de Landelijke Regietafel van 3 juli 2025 gedaan om tegemoet te komen aan de bezwaren van VNG, IPO, Aedes en COA?
Deze leden constateren dat u nieuwe doorstroomlocaties wilt inzetten voor zowel statushouders als andere woningzoekenden. Zij vragen hoe u voorkomt dat statushouders, voor wie deze locaties juist bedoeld zijn om de doorstroom uit de opvang te bevorderen, alsnog achtergesteld raken doordat ook andere woningzoekenden aanspraak maken op dezelfde plekken. Welke waarborgen worden ingebouwd om verdringing te voorkomen?
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA constateren dat de regering spreekt over zowel humane opvang als versobering en afschrikking. Het is echter evident dat deze twee niet hand in hand kunnen gaan. Bent u het met deze leden eens dat het voornaamste doel van deze maatregelen is om een afschrikkend effect te bewerkstelligen, en dat daardoor het Nederlandse asielbeleid en de opvang van vluchtelingen tot het minimum van humane opvang dreigen af te glijden?
Tot slot hebben de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA de volgende vragen:
• Welke onafhankelijke toets is uitgevoerd op de samenhang en uitvoerbaarheid van dit pakket?
• Bent u bereid scenario’s te presenteren waaruit blijkt wat de verwachte effecten zijn op korte én lange termijn, zowel voor de opvangcapaciteit als voor de integratie van statushouders?
• Op welke wijze borgt u dat de voorgestelde maatregelen niet in strijd zijn met internationale verdragen en mensenrechtenverplichtingen?
• Wat zal de regering doen wanneer er geconstateerd wordt dat de voorgestelde maatregelen wel strijdig zijn met internationale verdragen en mensenrechtenverplichtingen?Bovenkant formulier
De leden van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad zien uw beantwoording met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen 4 weken na dagtekening van deze brief. Een gelijkluidende brief is verstuurd aan de Minister voor Asiel en Migratie en de Staatssecretaris Participatie en Integratie.
De voorzitter van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel / JBZ-Raad, A.W.J.A. van Hattem
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 november 2025
Middels deze brief reageert het kabinet op de vragen3 die leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben gesteld omtrent de brief4 over het samenhangend pakket aan maatregelen die op 11 juli 2025 aan de Kamer is verstuurd.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA constateren dat de regering stelt dat het afschaffen van voorrang voor statushouders noodzakelijk is om gelijke kansen met andere woningzoekenden te waarborgen, terwijl tegelijkertijd het ontlasten van de opvangketen als hoofddoel wordt genoemd. Deze leden vragen u hoe deze keuze valt te rijmen met het feit dat langer in Nederland wonende woningzoekenden een veel langere periode ingeschreven kunnen zijn bij de woningcorporatie, terwijl statushouders zich niet eerder konden inschrijven.
Deze leden vragen u tevens hoe deze maatregel bijdraagt aan het verminderen van de druk op asielzoekerscentra, nu statushouders hierdoor juist langer in opvanglocaties zullen verblijven. Is de regering bereid te erkennen dat deze maatregel de opvangdruk vergroot in plaats van verlaagt? Kunt u toelichten hoe deze maatregel moet bijdragen aan het verminderen van het aantal asielzoekers?
Antwoord:
Het kabinet acht het niet rechtvaardig dat statushouders voorrang krijgen ten opzichte van andere woningzoekenden die al jaren wachten op een sociale huurwoning. Het verschil in inschrijftijd is een logisch en onvermijdelijk gevolg van het asielproces. Het komt echter ook voor dat reguliere woningzoekenden, net als statushouders, op enig moment in hun leven weinig wachttijd hebben opgebouwd, omdat zij zich bijvoorbeeld pas in een latere fase van hun leven hebben ingeschreven. Het kabinet hecht er om die reden aan dat de positie van statushouders gelijk wordt getrokken met die van andere woningzoekenden.
Het verbod op voorrang moet daarbij in samenhang gezien worden met de aanvullende maatregelen uit het samenhangend pakket om de noodzakelijke uitstroom van statushouders te bewerkstelligen, waaronder flexibele huisvesting waar ook andere woningzoekenden gebruik van kunnen maken. Daarnaast zet het kabinet in op verschillende andere wettelijke maatregelen met het beoogde effect om grip te krijgen op asielmigratie. Zo zijn de door het kabinet aangeboden wetsvoorstellen inzake asielnoodmaatregelen en de invoering van het twee statusstelsel zijn op 3 juli 2025 door de Tweede Kamer aangenomen. Ook wordt gewerkt aan de implementatie van het Europese migratiepact. De maatregelen uit het samenhangend pakket en de instroombeperkende maatregelen tezamen moeten leiden tot versterking en ontlasting van de asielketen.
Deze leden constateren dat in de brief wordt benadrukt dat het kabinet onverminderd inzet op de beperking van de asielinstroom. Tegelijkertijd blijft het structurele woningtekort grotendeels buiten beeld, terwijl dit de belangrijkste oorzaak is van verdringing en spanning op de woningmarkt, ook voor niet-asielzoekers.
De leden vragen hoe de focus op instroombeperking zich verhoudt tot het ontbreken van substantiële maatregelen om het woningtekort structureel op te lossen. Kunt u onderbouwen waarom dit pakket niet vooral neerkomt op het verlengen van het verblijf van statushouders in de opvang en het bemoeilijken van hun mogelijkheden en kansen voor participatie en integratie?
Antwoord:
Alle migranten die naar Nederland komen hebben huisvesting nodig en verhogen dus de druk op delen van de volkshuisvesting. Asielmigranten starten meestal in de sociale huursector. Als er substantieel minder asielmigranten naar Nederland komen, wordt de druk op de sociale huursector daarmee dus ook substantieel verlicht. In die zin is de voorgenomen instroombeperking dus ook een maatregel om het woningtekort en de wachtlijsten in de sociale huursector te verminderen.
Het kabinet is van mening dat er voor statushouders – net zoals voor iedere andere woningzoekende – in beginsel sprake is van een eigen verantwoordelijkheid om indien mogelijk te voorzien in de huisvesting, bijvoorbeeld bij vrienden of familie. Verder kunnen zij zelf mogelijk een woning kopen of huren (in het particulier segment, onzelfstandig, bij een hospita, of anderszins), of kunnen zij mogelijk een beroep doen op hun werkgever als zij werk hebben.
Naast dat de eigen verantwoordelijkheid van de statushouder meer centraal wordt gesteld, licht het kabinet in de brief over het samenhangend pakket ook toe welke aanvullende maatregelen verder moeten zorgen voor voldoende uitstroom uit de asielopvang en huisvesting van statushouders. Er is dus sprake van een noodzakelijke mix van maatregelen. Dit gaat om het uitbreiden van huisvestingsmogelijkheden voor statushouders, door onder meer de realisatie van meer (tijdelijke) woningvoorraad en de inzet op woningdelen. Het kabinet ondersteunt gemeenten hierbij met verschillende financiële regelingen. Zo kunnen gemeenten momenteel gebruikmaken van de Stimuleringsregeling Flex- en Transformatiewoningen (SFT), de bekostigingsregeling doorstroomlocaties en de regeling voor een eenmalige bijdrage bij uitstroom naar onzelfstandig wonen of tijdelijk onderdak (HAR+). Daarnaast wil het kabinet gemeenten extra ondersteunen bij het realiseren van tijdelijke woningen. Hiertoe bereidt het kabinet een aanpassing van de SFT-regeling voor. Het voornemen is om deze regeling met een jaar te verlengen tot en met 2027, en het budget hiervan te verhogen naar € 178,5 miljoen. De regeling wordt ook versterkt door in aanvulling op de bijdrage aan de onrendabele business case van € 14.000,– per woning, gemeenten ook € 6.000,– per woning voor sociaal beheer te bieden. Inzet is dat ook het realiseren van onzelfstandige woonruimten en het splitsen van woonruimte onder deze regeling gaan vallen.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA constateren dat de regering spreekt over nieuwe en alternatieve woonvormen, maar tegelijkertijd aankondigt de huisvestingstaakstelling af te schaffen. In de brief (p. 1) wordt bovendien opgetekend:
«In de LRT1 van 3 juli 2025 is met VNG, CDK’s, IPO, Aedes en COA gesproken over de contouren van het pakket. Daarbij hebben de partijen aangegeven zich niet te kunnen scharen achter de maatregelen voor een verbod op voorrang bij de huisvesting van statushouders, de intrekking van de Spreidingswet en het afschaffen van de huisvestingstaakstelling. Ook vrezen gemeenten voor problemen bij de uitvoering van de Wet Inburgering. Dit heeft ermee te maken dat de taakstelling vervalt en dat is pas uitvoerbaar wanneer er een werkbaar alternatief is. Wel willen partijen in gesprek blijven. Ook is besproken dat het nu zaak is direct na de zomer de uitwerking van het pakket ter hand te nemen en hier ook de tijd voor te nemen. Dit vraagt wat hen betreft om samenhang tussen de maatregelen, oog voor realisme, uitvoerbaarheid en haalbaarheid, ruimte voor fasering en timing en regie op het proces.»
Deze leden zien dit als een buitengewoon duidelijk signaal. Wat is uw antwoord op deze heldere positie van medeoverheden en uitvoerende organisaties? Hoe denkt de regering zonder bindende taakstellingen gemeenten daadwerkelijk te bewegen tot realisatie van nieuwe woonvormen? Hoe wordt voorkomen dat de zogenoemde regie van het Rijk in de praktijk resulteert in vrijblijvendheid en bestuurlijke chaos, ook in de opvang van asielzoekers en statushouders? Welk concreet werkbaar alternatief is vóór 1 juli 2026 beschikbaar en hoe wordt dit juridisch en financieel geborgd?
In het bijzonder vragen deze leden aandacht voor de positie van kinderen. Is er bij het ontwikkelen van dit beleid specifiek gekeken naar het belang van kinderen? De leden van GroenLinks-PvdA verzoeken u om een scherpe en uitvoerige analyse van de gevolgen van dit pakket voor kinderen in de opvang en daarbij aan te geven hoe de regering voornemens is haar verplichtingen uit hoofde van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind na te komen.
Antwoord:
In de brief van 11 juli schetst het kabinet de contouren van een pakket aan maatregelen om de tijdige uitstroom van statushouders uit de asielopvang te bevorderen. Daarbij wil het kabinet toewerken naar een situatie waarin de positie van statushouders gelijk wordt getrokken met die van andere woningzoekenden, en waarbij wordt ingezet op meer huisvestingsmogelijkheden voor alle woningzoekenden. De voorgenomen wettelijke aanpassingen moeten in dat licht worden bezien. Tegelijkertijd worden stappen genomen om te borgen dat nieuwe huisvestingsmogelijkheden kunnen worden ontwikkeld.
Het pakket bevat verschillende stimulerende maatregelen om de huisvestingsmogelijkheden te verruimen, zoals de doelgroepflexibele regeling, inzet op woningdelen en de mogelijkheid tot het omklappen van opvangcapaciteit naar huisvesting. Verder is voorzien in een overgangsregime bij de invoering van het verbod op voorrang, met onder meer een tijdelijke uitzondering op het verbod voor alleenstaanden en ruimte voor gemeenten om indien nodig op andere gronden nog voorrang te verlenen aan statushoudersgezinnen.
Voor het afschaffen van de taakstelling geldt dat er voor het moment van afschaffing in gezamenlijkheid tussen Rijk, gemeenten en COA een alternatieve systematiek moet zijn ontwikkeld die ziet op spreiding en koppeling van statushouders aan gemeenten, en die verantwoord is vanuit het oogpunt van een snelle en effectieve inburgering door de gemeente, (arbeids-)participatie, uitstroom naar huisvesting en spreiding van statushouders over het land. Voor het maken van keuzes voor een toekomstbestendig inburgeringsbeleid zijn de uitkomsten van de Tussenevaluatie Wi2021 (najaar 2025) en de Wetsevaluatie 2027 van belang.
In de bovengenoemde brief geeft het kabinet aan dat de huisvesting van gezinnen met kinderen een opgave is die specifieke aandacht vraagt. Gezinnen met kinderen zijn extra gebaat bij het snel vinden van een stabiele thuisomgeving. Dit is ook van belang om de toegang tot onderwijs goed te kunnen organiseren. De nieuwe woonvormen waarover in de brief wordt gesproken zijn vooral gericht op alleenstaanden en alleengaanden. Het is van belang dat gezinnen met kinderen in de reguliere woningvoorraad huisvesting vinden. Gemeenten kunnen statushoudersgezinnen met kinderen blijven huisvesten door gebruik te maken van de ruimte in de huisvestingsverordening om urgentie toe te kennen op basis van andere criteria dan hun verblijfsstatus, die ook gelden voor andere gezinnen met kinderen. Daarnaast wil de Minister van VRO, samen met corporaties, de mogelijkheid onderzoeken van een landelijk woonruimteverdeelsysteem voor woningen voor grote gezinnen, wat met name ook voor statushoudersgezinnen tot snellere huisvesting moet leiden. Ten slotte bestaan in het voorgestelde tweestatusstelsel5 strikte voorwaarden op het gebied van gezinshereniging voor subsidiair beschermden, waarbij specifiek op het gebied van huisvesting geldt dat de vreemdeling met subsidiaire bescherming dient te beschikken over huisvesting. Deze en de overige aanvullende voorwaarden voor gezinshereniging kunnen een vertragend en mogelijk ook een dempend effect hebben op de nareisinstroom.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA constateren dat de regering in de brief stelt (p. 3) dat «statushouders die hier mogen blijven sneller moeten participeren, werken en op eigen kracht bijdragen aan de Nederlandse samenleving.» Tegelijkertijd geldt dat, mocht de Asielnoodmaatregelenwet door de Eerste Kamer worden aangenomen, verblijfsvergunningen worden verkort en rechten worden aangetast.
Deze leden vragen u hoe een beleid van langdurige onzekerheid met tijdelijke verblijfsvergunningen en langere verblijfsduur in opvanglocaties kan bijdragen aan succesvolle integratie. Erkent u dat onzekerheid en gebrek aan perspectief juist leiden tot minder participatie en slechtere inburgeringsresultaten?
Antwoord:
Het kabinet erkent dat onzekerheid en een gebrek aan perspectief negatieve gevolgen kunnen hebben voor de participatie en inburgeringsresultaten van statushouders. Dit kabinet wil de migratie drastisch beperken; daarom zijn in het regeerprogramma stevige maatregelen afgesproken. Migratie en integratie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Integreren betekent meedoen: onze vrijheid omarmen, de taal leren en aan het werk gaan. Door statushouders vanaf het begin te betrekken bij hun eigen integratietraject – bijvoorbeeld via werk, taal en netwerkopbouw – worden hun eigen regie en perspectief versterkt. Dit draagt bij aan betere inburgeringsresultaten en is een belangrijk onderdeel van de Actieagenda Integratie en Open en Vrije Samenleving.
De leden van de GroenLinks-PvdA fractie lezen in de beslisnota bij de beleidsbrief (p. 5): «Omwille van de uitvoerbaarheid en draagvlak (...) is het van belang medeoverheden en uitvoerende organisaties te consulteren.» Tegelijkertijd blijkt uit de brief dat gemeenten en uitvoerende organisaties zich niet kunnen scharen achter het pakket. De leden vragen hoe u kunt spreken van meer regie, terwijl u tegelijkertijd centrale instrumenten zoals de Spreidingswet en de huisvestingstaakstelling wilt afschaffen. Welke middelen stelt de regering beschikbaar om gemeenten daadwerkelijk in staat te stellen hun rol te vervullen? Welke aanpassingen zijn sinds de Landelijke Regietafel van 3 juli 2025 gedaan om tegemoet te komen aan de bezwaren van VNG, IPO, Aedes en COA?
Deze leden constateren dat u nieuwe doorstroomlocaties wilt inzetten voor zowel statushouders als andere woningzoekenden. Zij vragen hoe u voorkomt dat statushouders, voor wie deze locaties juist bedoeld zijn om de doorstroom uit de opvang te bevorderen, alsnog achtergesteld raken doordat ook andere woningzoekenden aanspraak maken op dezelfde plekken. Welke waarborgen worden ingebouwd om verdringing te voorkomen?
Antwoord:
In het antwoord op vraag 3 is reeds aangegeven wat de inzet van het kabinet is richting onder meer gemeenten om te werken aan meer huisvestingsmogelijkheden, mede in het licht van de voornemens rond de huisvestingstaakstelling.
Sinds de aanbieding van de brief over het samenhangend pakket op 11 juli is er overleg gestart met VNG, IPO, Aedes en COA over de uitwerking van de onderdelen van het pakket. Het streven is om in overleg de maatregelen verder uit te werken en te bezien wat er verder nodig is voor partijen om de maatregelen optimaal effect te laten hebben.
Doorstroomlocaties zijn in eerste instantie bedoeld voor het huisvesten van statushouders. Het is mogelijk ook andere doelgroepen te huisvesten in deze locaties, zoals bijvoorbeeld lokale spoedzoekers. Gemeenten kunnen gebruik maken van de bekostigingsregeling voor doorstroomlocaties voor de gehuisveste statushouders. Zij ontvangen dan een normbedrag en een vergoeding voor de transitiekosten. Gemeenten betalen woonplekken voor lokale spoedzoekers zelf. De ervaring laat zien, dat het combineren van huisvesting van statushouders met lokale spoedzoekers bijdraagt aan het verwerven van draagvlak. Deze gecombineerde huisvesting stimuleert dus vooral het realiseren van doorstroomlocaties. Voor wat betreft de zorgen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA over verdringing, merkt het kabinet op dat huisvestingsopties die voor meerdere groepen woningzoekenden beschikbaar zijn, juist de verdringing tussen statushouders en reguliere woningzoekenden kunnen verminderen.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA constateren dat de regering spreekt over zowel humane opvang als versobering en afschrikking. Het is echter evident dat deze twee niet hand in hand kunnen gaan. Bent u het met deze leden eens dat het voornaamste doel van deze maatregelen is om een afschrikkend effect te bewerkstelligen, en dat daardoor het Nederlandse asielbeleid en de opvang van vluchtelingen tot het minimum van humane opvang dreigen af te glijden?
Tot slot hebben de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA de volgende vragen:
• Welke onafhankelijke toets is uitgevoerd op de samenhang en uitvoerbaarheid van dit pakket?
• Bent u bereid scenario’s te presenteren waaruit blijkt wat de verwachte effecten zijn op korte én lange termijn, zowel voor de opvangcapaciteit als voor de integratie van statushouders?
• Op welke wijze borgt u dat de voorgestelde maatregelen niet in strijd zijn met internationale verdragen en mensenrechtenverplichtingen?
• Wat zal de regering doen wanneer er geconstateerd wordt dat de voorgestelde maatregelen wel strijdig zijn met internationale verdragen en mensenrechtenverplichtingen?
Antwoord:
Met het samenhangend pakket wordt uitwerking gegeven aan de toezegging uit de brief van de Minister-President van 25 oktober 2024 met nadere afspraken t.a.v. de uitwerking van hoofdstuk 2 van het hoofdlijnenakkoord. Hierin is geconstateerd dat de asielketen is vastgelopen. In de brief zijn maatregelen aangekondigd om de asielketen te ontlasten, gericht op het verminderen van de instroom en er is een samenhangend pakket aangekondigd. Dit pakket is gericht op het bevorderen van de tijdige uitstroom van statushouders uit de asielopvang, tegen de achtergrond van de verruiming van huisvestingsopties voor alle woningzoekenden en een gelijk speelveld op de woningmarkt. Dit is dan ook het doel. Met de partijen wordt overlegd over de mogelijkheid van een uitvoeringstoets op onderdelen en/of het totale pakket.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer
De Minister voor Asiel en Migratie, M.C.G. Keijzer
De Staatssecretaris Participatie en Integratie, J.N.J. Nobel
Samenstelling:
Marquart Scholtz (BBB), Griffioen (BBB), Karimi (GroenLinks-PvdA), Lagas (BBB), Veldhoen (GroenLinks-PvdA), Ramsodit (GroenLinks-PvdA), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Recourt (GroenLinks-PvdA), Kaljouw (VVD), Meijer (VVD), Van Toorenburg (CDA), Bakker-Klein (CDA), Dittrich (D66), Croll (D66), Aerdts (D66) (ondervoorzitter), Van Hattem (PVV) (voorzitter), Koffeman (PvdD), Janssen (SP), Huizinga-Heringa (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL), Van de Sanden (Fractie-Van de Sanden), Walenkamp (Fractie-Walenkamp), Visseren-Hamakers (Fractie-Visseren-Hamakers)
Dit betreft het wetsvoorstel tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de introductie van een tweestatusstelsel en het aanscherpen van de vereisten bij nareis (Wet invoering tweestatusstelsel)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36600-XX-S.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.