36 600 IIA Vaststelling van de begrotingsstaat van de Staten-Generaal (IIA) voor het jaar 2025

Nr. 3 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 9 september 2024 en het nader rapport d.d. 16 september 2024, aangeboden aan de Koning door de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 2 september 2024, no. 2024001739, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Financiën, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van de Staten-Generaal (IIA) voor het jaar 2025, met memorie van toelichting.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.

De vice-president van de Raad van State,

Th.C. de Graaf

Blijkens de mededelingen van de Directeur van Uw Kabinet machtigde Uwe Majesteit de afdeling Advisering van de Raad van State haar adviezen inzake de voorstellen van Wet tot vaststelling van de begrotingsstaten 2025 rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Het betreft de mededelingen van 2 september 2024.

Blijkens de adviezen van 9 september 2024, nummers:

No. W01.24.00193/I

de Koning (I)

No. W04.24.00194/I

Staten Generaal (IIA)

No. W04.24.00195/I

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs en de Kiesraad (IIB)

No. W01.24.00196/I

Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), het Kabinet van de Koning (IIIB); de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC)

No. W04.24.00197/I

Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H)

No. W02.24.00198/II

Ministerie van Buitenlandse Zaken (V)

No. W16.24.00220/II

Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI)

No. W04.24.00219/I

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII)

No. W05.24.00228/I

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII)

No. W06.24.00199/III

Ministerie van Financiën (IXB) en Nationale Schuld (IXA)

No. W07.24.00200/II

Ministerie van Defensie (X)

No. W17.24.00201/IV

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII)

No. W18.24.00202/IV

Ministerie van Economische Zaken (XIII)

No. W11.24.00203/IV

Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F)

No. W12.24.00218/III

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV)

No. W13.24.00224/III

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI)

No. W02.24.00204/II

Ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (XVII)

No. W03.24.00221/II

Ministerie van Asiel en Migratie (XX)

No. W04.24.00205/I

Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (XXII)

No. W19.24.00206/IV

Ministerie van Klimaat en Groene Groei (XXIII)

No. W17.24.00207/IV

Mobiliteitsfonds (A)

No. W04.24.00226/I

Gemeentefonds (B)

No. W04.24.00223/I

Provinciefonds (C)

No. W17.24.00208/IV

Deltafonds (J)

No. W07.24.00209/II

Defensiematerieelbegrotingsfonds (K)

No. W18.24.00210/IV

Nationaal Groeifonds (L)

No. W19.24.00211/IV

Klimaatfonds (M)

kan de Afdeling zich verenigen met de daarin voorgedragen voorstellen van Wet inzake de vaststelling van de begrotingsstaten 2025 (zgn. blanco adviezen).

Inmiddels is het noodzakelijk gebleken in een aantal begrotingen een wijziging aan te brengen. Ik verwijs Uwe Majesteit daarvoor naar de bijlagen bij dit Nader Rapport.

Ten behoeve van de afdeling Advisering van de Raad van State doe ik Uwe Majesteit een afschrift toekomen van dit Nader Rapport en van de daarbij behorende bijlagen.

Overeenkomstig de door U verleende machtiging van 6 maart 1992, nr. 92.002038, zal de ondergetekende de begrotingsstukken voor het jaar 2025 op de derde dinsdag van september bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal indienen.

In afwijking van het vierde lid: worden in geval van voorstellen van algemene begrotingswetten en de stukken betreffende de verantwoording van de ontvangsten en de uitgaven van het Rijk als bedoeld in artikel 105, eerste, tweede en derde lid, van de Grondwet, de daarbij behorende toelichtende stukken, alsmede in geval van een op het in artikel 65 van de Grondwet bedoelde tijdstip ingediende voorstel van wet voor zover dat voorstel betrekking heeft op het heffen van belasting, de versies waarover een adviesaanvraag wordt gedaan, de op die versies betrekking hebbende adviezen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, en de op die versies betrekking hebbende onderzoeken als bedoeld in het tweede lid, onderdeel j, openbaar gemaakt gelijktijdig met de indiening van het voorstel van wet of de stukken bij de Staten-Generaal.

De Minister van Financiën, E. Heinen

Naar boven