36 571 Wijziging van de Kieswet in verband met de aanscherping van de strafbaarstelling inzake het ronselen van volmachtstemmen (Wet aanscherping strafbaarstelling ronselen)

C NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 19 september 2025

1. Inleiding

Met veel belangstelling heb ik kennisgenomen van het voorlopig verslag van de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken over het voorstel van de Wet aanscherping strafbaarstelling ronselen. Ik dank de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA en D66 voor hun vragen en opmerkingen. In het navolgende reageer ik daarop, in de volgorde van het verslag.

2. Uitvoerbaarheid

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de regering het standpunt deelt dat het belangrijk is dat de leden van de Eerste Kamer beschikken over een uitvoeringstoets om de uitvoerbaarheid van wetgeving goed te kunnen beoordelen. Daarnaast vragen de leden waarom er voor dit wetsvoorstel geen uitvoeringstoets is uitgevoerd en, indien dit wel was gedaan, welke organisaties dan door de regering waren gevraagd om hun inbreng.

Wanneer er wetgeving of beleid wordt gemaakt met effecten voor uitvoerende en handhavende instanties, is het wenselijk om al in een zo vroeg mogelijk stadium informatie te verzamelen over de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het voorstel. De uitvoeringstoets is een relevant middel om de uitvoerbaarheid van wetgeving te kunnen beoordelen. Het zwaartepunt van onderhavig wetsvoorstel betreft een wijziging van een strafrechtelijke bepaling in de Kieswet, namelijk artikel Z 8. De instanties die hoofdzakelijk betrokken zijn bij de uitvoering en handhaafbaarheid van dit artikel betreffen de organisaties in de strafrechtketen. Om die reden is aan het Openbaar Ministerie, de Raad voor de Rechtspraak en de Nederlandse Orde van Advocaten in de consultatiefase advies gevraagd over het wetsvoorstel. Alle instanties hadden waardevolle inbreng met betrekking tot de uitvoerbaarheid van de aangepaste strafbepaling. Deze is meegenomen in de verdere uitwerking van het wetsvoorstel. De wijziging van artikel L 2 betreft een nadere explicitering en geen inhoudelijke wijziging met betrekking tot de volmachtregeling. Deze wijziging heeft dan ook geen wezenlijke gevolgen voor de uitvoering. Gelet op het voorgaande was er geen noodzaak om naast de consultatiefase nog een aparte uitvoeringstoets uit te voeren.

3. Analyse gebruik volmachten

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen of er gegevens beschikbaar zijn over de omvang van het aantal volmachtstemmen bij verkiezingen in Nederland en of er verschillen zijn tussen lokale en landelijke verkiezingen dan wel tussen verschillende doelgroepen of regio’s. Daarnaast vragen de leden of de regering deze verschillen problematisch acht en, indien dit het geval is, of de regering voornemens is om maatregelen te nemen. Ook vragen de leden zich af hoe groot het percentage volmachtstemmen is dat in de privésfeer wordt gebruikt en of de situatie van Nederland vergelijkbaar is met andere landen.

Bij Nederlandse verkiezingen wordt ongeveer 10 procent van het totaal aantal uitgebrachte stemmen per volmacht uitgebracht.1 Uit het onderzoek naar de ervaring van kiesgerechtigden bij de Europees Parlementsverkiezing 20242 blijkt dat de meeste volmachtstemmen zijn uitgebracht voor een eerstegraads familielid: een partner, kind of ouder. Het gaat om ruim 81 procent van de mensen die met een volmacht hebben gestemd. Ongeveer 0,5 procent geeft aan dat ze voor iemand hebben gestemd met een volmacht die ze niet (goed) kennen of dat het om een vriend(in) of buurman/-vrouw gaat (6,25 procent). De overige categorieën zijn andere familie of bekenden. Uit de cijfers blijkt dat er bij gemeenteraads-verkiezingen iets vaker gebruik wordt gemaakt van volmachtstemmen dan bij Tweede Kamerverkiezingen, maar dit verschil is klein. Uit onderzoek blijkt dat culturele factoren een rol kunnen spelen bij het afgeven van een volmacht. Zo ligt het aantal volmachtstemmen relatief hoog in orthodox protestantse gemeenten en ook binnen bepaalde allochtone groepen wordt relatief vaak een volmacht afgegeven. Het is echter ook denkbaar dat dit met andere factoren te maken heeft, bijvoorbeeld dat een relatief groot deel veel werkt en niet altijd in staat is om naar de stembus te gaan, of omdat ze relatief vaker een persoon in hun omgeving hebben die bereid is om de volmacht aan te nemen.3 Als ik naar de cijfers kijk, zie ik dat de verschillen veelal te verklaren zijn en daarom acht ik het niet problematisch op dit moment. Wel blijf ik de cijfers van toekomstige verkiezingen omtrent de volmachten nauwkeurig in de gaten houden.

Er zijn weinig landen ter wereld waar stemmen per volmacht mogelijk is bij een verkiezing, maar in België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk is het eveneens toegestaan. Wel kan er gesteld worden dat Nederland een ruime volmachtregeling heeft in vergelijking met deze landen. Zo is het alleen in Nederland mogelijk om een onderhandse volmacht, dus zonder enige tussenkomst van een derde partij, te verlenen. In de andere landen moet een volmacht altijd via een officieel formulier aangevraagd worden, vergelijkbaar met de schriftelijke volmacht in Nederland.4

4. Tijdig informeren

De leden van de fractie van D66 wijzen op het voorgestelde artikel L 2 eerste lid, waarin wordt gestipuleerd dat de volmachtgever de gemachtigde tijdig moet informeren over de wijze waarop de volmacht moet worden uitgeoefend. De leden vragen wat er moet worden verstaan onder tijdig en of het gewenst is dat in het stembureau aan de gemachtigde wordt gevraagd of de volmachtgever een concrete instructie heeft gegeven. Indien dat niet het geval is, vragen de leden zich af hoe artikel L 2 zal worden gehandhaafd.

Onder tijdig informeren wordt verstaan dat de gemachtigde op het moment dat hij de volmachtstem uitbrengt, weet op welke kandidaat hij namens de volmachtgever moet stemmen. Tijdig betekent dus niet een concreet tijdstip zoals bij het afgeven van de volmacht, maar moet worden gezien als een extra waarborg dat de gemachtigde op tijd weet wat de wens is van de gemachtigde. Dit kan bij wijze van spreken ook op de dag van de verkiezing nog zijn, zolang het maar duidelijk is voor de gemachtigde op wie er moet worden gestemd wanneer deze in het stembureau is. Het is niet aan de leden van het stembureau om artikel L 2 te handhaven. Om die reden acht ik het niet wenselijk dat er aan het stembureau een controle plaatsvindt of er een juiste steminstructie is gegeven aan de gemachtigde. Bovendien kan er, gelet op het stemgeheim, niet echt gecontroleerd worden of de gemachtigde een steminstructie heeft gekregen dan wel of deze steminstructie zal worden opgevolgd. Het handhaven van artikel L 2 zal dan ook per definitie lastig worden. Het expliciet benadrukken dat er een steminstructie moet worden gegeven kan echter de kenbaarheid van dit aspect van de volmachtregeling vergroten. Dit zal ik eveneens betrekken in de communicatiestrategie in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezing op 29 oktober 2025 en toekomstige verkiezingen. In de toelichting bij het volmachtbewijs op de stempas, de kiezerspas en de schriftelijke volmachtaanvraag is bijvoorbeeld informatie over de steminstructie toegevoegd en ook op elkestemtelt.nl is er een toelichting over de steminstructie toegevoegd.

5. OVSE

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen of de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (hierna: OVSE) bevindingen geeft ten aanzien van het gebruik van volmachten in Nederland.

De OVSE heeft middels de door haar afgevaardigde verkiezingswaarnemers meermaals kritiek geuit op het gebruik van volmachten bij verkiezingen in Nederland. Deze kritiek luidt onder meer dat de mogelijkheid om te stemmen bij volmacht – en de mate waarin stemgerechtigden in Nederland daarvan gebruikmaken – in strijd is met fundamentele beginselen voor vrije en eerlijke verkiezingen, zoals het stemgeheim en de stemvrijheid.5 De kritiek luidt dat de regeling onvoldoende waarborgen bevat tegen misbruik en onvoldoende bescherming biedt van het individuele stemrecht. Om tegemoet te komen aan de toenemende internationale zorgen over het stemmen bij volmacht, heeft de regering een belangrijke stap gezet met onderhavig wetsvoorstel tot aanscherping strafbaarstelling ronselen van volmachtstemmen. Het wetsvoorstel vergroot de mogelijkheden om op te treden tegen misbruik en biedt een concreet antwoord op één van de kritiekpunten van internationale waarnemers: het risico op beïnvloeding en manipulatie van stemgedrag via het ronselen van volmachten. De wet versterkt de bescherming van de stemvrijheid door kiezers te beschermen tegen druk of beïnvloeding en draagt bij aan het waarborgen van het stemgeheim. Volledigheidshalve zij opgemerkt dat in de Verkiezingsagenda 2030 onderzoek is aangekondigd naar de mogelijkheden om deze risico’s verder te verkleinen.

6. Implicaties privésfeer

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen of door de aanpassingen aan artikel Z 8 meer situaties in de privésfeer onder de nieuwe delictsomschrijving van ronselen gaan vallen. Graag ontvangen de leden een reflectie van de regering hierop. Indien dit aan de orde is, vragen deze leden of de regering deze implicatie wenselijk vindt? Ziet zij nadelen en zo ja, welke?

Zoals reeds benoemd in de memorie van toelichting, komt het ronselen van volmachten in de praktijk niet vaak voor. Het is dan ook niet de verwachting dat dit wetsvoorstel zal leiden tot een grote toename van veroordelingen voor ronselen. Dat neemt niet weg dat het ronselen van volmachten zeer onwenselijk is en effectief moet kunnen worden aangepakt wanneer het gebeurt, of dit nou in de privésfeer plaatsvindt of niet. Het enkele feit, dat de volmachtgever en de gemachtigde bijvoorbeeld familieleden zijn, zou niet tot gevolg moeten hebben dat nooit sprake kan zijn van ronselen. In algemene zin zijn geen aantallen te geven over hoeveel meer gevallen van ronselen binnen de privésfeer als gevolg van dit wetsvoorstel vervolgd zullen worden, omdat de vraag of in een concreet geval sprake is van ronselen te allen tijde afhangt van de omstandigheden van dat individuele geval. In algemene zin geldt dat het probleem van ronselen in omvang beperkt is, waardoor het niet in de lijn der verwachting ligt dat het aantal vervolgingen substantieel zal toenemen. Het is zo dat een groot deel van de volmachtstemmen wordt uitgebracht door iemand uit de huiselijke kring (zie paragraaf 3 van deze nota naar aanleiding van het verslag). Vaak zal daarbij evenwel sprake zijn van goedbedoelde hulp. Dit kan en moet ook blijven kunnen. Dergelijke goedbedoelde hulp valt dan ook buiten de reikwijdte van de strafbaarstelling. In dergelijke gevallen zal immers het opzet ontbreken om de ander ertoe te bewegen (dus iemand aanleiding geven of overhalen) de volmachtstem af te geven. Wanneer het wetsvoorstel in werking is getreden, zal in de voorlichting rond de verkiezingen extra aandacht worden besteed aan dit onderwerp. Overigens kan ik mij voorstellen dat de kans dat aangifte wordt gedaan van ronselen kleiner is als dit plaatsvindt in de privésfeer. Maar gebeurt dit, dan moet het mogelijk zijn om strafrechtelijk op te treden. Het is dan aan het Openbaar Ministerie (en vervolgens de rechter) om te beoordelen of sprake is van strafbaar handelen of niet.

Deze leden vragen voorts om aan de hand van een aantal concrete voorbeelden uit de privésfeer aan te geven welke situaties wel én niet onder de nieuwe delictsomschrijving vallen. Is met een of meerdere voorbeelden duidelijk te maken welke situatie in de privésfeer niet onder de huidige delictsomschrijving valt en wel onder de nieuwe omschrijving?

Zoals eerder benoemd, zal van geval tot geval moeten worden bekeken of sprake is van ronselen. Wel zijn er scenario’s te bedenken waarin al dan niet sprake kan zijn van strafbaar handelen. Hieronder worden twee voorbeelden gegeven.

Voorbeeld 1:

Een vader verkondigt regelmatig aan de eettafel «binnen deze familie stemmen wij altijd op partij X; niets anders». Wanneer zijn zoon voor de eerste keer mag stemmen en een stempas thuis krijgt opgestuurd, zegt de vader tegen hem: «geef je stempas maar aan mij, jij hebt nog nooit gestemd en straks doe je het verkeerd. Als ik ga stemmen dan weet ik tenminste zeker dat er op de juiste partij wordt gestemd». Hier kan sprake zijn van ronselen. Het initiatief voor het afgeven van de volmacht ligt bij de vader en niet bij de zoon (de kiezer) en het is heel duidelijk dat de vader niet behulpzaam wil zijn aan de zoon, zodat de zoon zijn stem kan uitbrengen, maar erop uit is dat de (blanco) volmachtstem aan hem wordt overhandigd zodat hij er een stem mee kan uitbrengen op de partij die zijn eigen voorkeur heeft. In dit scenario kan worden gezegd dat de vader strafbaar handelt omdat hij (voorwaardelijk) opzet heeft op het bewegen van zijn zoon om zijn volmacht aan hem af te geven.

Voorbeeld 2:

Esther en Jip zijn huisgenoten in een studentenhuis. Als ze aan het praten zijn over de verkiezingen die de volgende dag plaatsvinden, merkt Esther op dat ze de volgende dag de hele dag moet werken en daarna een feestje heeft, waardoor ze waarschijnlijk geen tijd heeft om naar het stembureau te gaan. Jip reageert daarop «als je wilt kun je mij machtigen, dan neem ik je volmacht mee als ik morgenochtend ga stemmen».

Hier is geen sprake van ronselen. Jip biedt slechts aan om de volmacht mee te nemen, zodat de stem van Esther niet verloren gaat. Jip heeft niet de intentie om Esther ertoe te bewegen om haar volmacht aan hem af te geven; hij doet een aanbod om Esther te helpen bij het uitbrengen van haar stem, het initiatief om de volmacht daadwerkelijk af te geven ligt bij Esther.

De leden van de fractie van D66 merken op dat het ronselen een misdrijf wordt en ook het strafmaximum wordt verhoogd. Nu zijn bij amendement twee zinnen aan het oorspronkelijke voorstel toegevoegd. Als gevolg daarvan moet de volmachtgever de gemachtigde informeren (1) op welke kandidaat de stem moet worden uitgebracht, of (2) aangeven dat de stem blanco moet worden uitgebracht. De leden van de fractie van D66 leggen de regering de volgende casus voor. Een vrouw vertelt haar buurman: «ik ga op vakantie en mis daardoor de verkiezingen.» De dag daarop benadert de man zijn buurvrouw en zegt: «Ik zou het vervelend vinden als je stem verloren zou gaan. Wil je mij een volmacht geven?» De buurvrouw had niet aan de mogelijkheid van het verlenen van een volmacht gedacht en is door het initiatief van haar buurman aangenaam verrast. Zij verleent de volmacht. Welke van de volgende situaties leidt in principe tot strafbaarheid van de gevolmachtigde buurman volgens het wetsartikel L2. De leden verzoeken de regering op elk van de voorbeelden te reflecteren.

Zoals hiervoor benoemd is het altijd afhankelijk van de omstandigheden in een specifiek geval of er sprake is van strafbaar handelen of niet. Als een buurman een aanbod doet om de buurvrouw te helpen zodat haar stem niet verloren gaat, lijkt dit goedbedoelde hulp en niet ronselen. Ik merk in dit verband op dat de strafbaarheid van ronselen is vastgelegd in artikel Z 8 van de Kieswet. Artikel L 2, dat ziet op het verlenen van de volmacht, is geen strafbepaling. Wanneer de voorschriften uit dit artikel niet worden gevolgd bij het verlenen van de volmacht, leidt dit op zichzelf niet tot strafbaar handelen en er is dan ook niet automatisch sprake van ronselen. Graag licht ik dit aan de hand van de door deze leden genoemde voorbeelden nader toe.

a. De volmachtgevende buurvrouw geeft geen instructie hoe te stemmen;

Het niet geven van een steminstructie heeft tot gevolg dat de stem van de vrouw niet namens haar kan worden uitgebracht, omdat de buurman niet weet op welke kandidaat er moet worden gestemd. Maar dat de volmachtgever geen steminstructie heeft gegeven aan de gemachtigde, terwijl dat volgens de Kieswet in beginsel wel moet wanneer een volmacht wordt gegeven, brengt niet vanzelfsprekend mee dat sprake is van ronselen dan wel tot ander strafbaar handelen. Het gaat met name om wat de intentie van de buurman is op het moment dat hij de buurvrouw vraagt of zij hem een volmacht wil geven (zie ook de voorbeelden e en f). Als die intentie is om haar te helpen om haar stem niet verloren te laten gaan, dan is geen sprake van strafbaarheid. Het feit dat de steminstructie niet juist is gevolgd, leidt niet tot een strafbare gedraging van de buurman.

b. De volmachtgevende buurvrouw geeft de instructie: «Als je maar niet op kandidaat X stemt.»;

Het enkele feit dat de buurvrouw aangeeft op welke kandidaat niet moet worden gestemd, geeft onvoldoende duidelijkheid voor de buurman waar haar stem dan wel op moet worden uitgebracht. In dit voorbeeld is sprake van een missende steminstructie, maar net als in het eerste voorbeeld is dit geen reden om te concluderen dat hier sprake is van strafbaar handelen.

c. De volmachtgevende buurvrouw geeft als instructie mee: «Ik wil dat je op partij X stemt». Zij noemt geen kandidaat;

Ook in dit voorbeeld is geen sprake van een juiste steminstructie, omdat artikel L 2 bepaalt dat de volmachtgever kenbaar moet maken op welke kandidaat de stem moet worden uitgebracht. Enkel het noemen van de partij is daarmee onvoldoende. In de praktijk komt dit echter vaker voor en kan het zijn dat de volmachtgever geen voorkeur heeft voor een specifieke kandidaat en daarmee vertrouwt op de lijstvolgorde van de partij. Hoewel de steminstructie in dit voorbeeld onvolledig is, is ook hier geen sprake van strafbaar handelen.

d. De volmachtgevende buurvrouw zegt: «Ik wil dat je op een vrouw stemt van partij X.» Ze noemt geen specifieke kandidaat;

Net als in de voorgaande voorbeelden is hier geen sprake van een juiste steminstructie, omdat niet duidelijk wordt gemaakt op welke kandidaat de stem moet worden uitgebracht. Ook hier is geen sprake van strafbaar handelen.

e. De volmachtgevende buurvrouw zegt: «Ik heb altijd op partij X gestemd.». De gemachtigde buurman zegt: «Ik ga namens jou op partij Y stemmen, want die is veel beter.» De volmachtgevende buurvrouw antwoordt: «Doe maar wat jij het beste vindt.»;

In dit voorbeeld wil de buurman dat de stem op een bepaalde manier wordt uitgebracht; hij wil het stemgedrag van de buurvrouw beïnvloeden. Of sprake is van ronselen hangt af van de intentie van de buurman op het moment dat hij de buurvrouw vraagt of zij hem een volmacht wil geven. Waar het om gaat is dat hij op dat moment opzet had de buurvrouw ertoe te bewegen (dus te overhalen of aanleiding te geven) haar volmacht aan hem af te geven. Dat de buurman tegen de buurvrouw, nadat zij een volmacht heeft verleend, zegt dat hij met haar volmacht op een andere partij gaat stemmen dan de partij waarop de buurvrouw wil stemmen, kan in voorkomende gevallen een indicatie zijn dat de buurman, toen hij de buurvrouw benaderde, opzet had om haar ertoe te bewegen haar volmacht af te geven en niet enkel goedbedoelde hulp aan haar wilde bieden. Het hangt echter ook van de andere feiten en omstandigheden van het geval af of hiervan sprake is. Het is aan het openbaar ministerie en de rechter om dit in een concreet geval te beoordelen.

f. De gemachtigde buurman zegt: «Ik wil best op kandidaat Y van partij X stemmen, zoals jij wilt, maar dan moet jij in ruil daarvoor volgende maand, als ik op vakantie ga, mijn planten water geven en de poes te eten geven.» De buurvrouw gaat akkoord.

In dit voorbeeld gaat het over de partij en de kandidaat waarop moet worden gestemd met de volmacht en dat de buurman dit enkel zal doen in ruil voor een wederdienst. Dit is niet in lijn met artikel L 2, omdat de buurman de steminstructie van de buurvrouw moet opvolgen. Maar of sprake is van ronselen hangt, zoals hiervoor al uiteen is gezet, ook af van de andere feiten en omstandigheden van het geval.

7. Implicaties hulpverlening

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen de regering om aan de hand van een aantal concrete voorbeelden in de zorgpraktijk aan te geven welke situaties wel en niet onder de nieuwe delictsomschrijving vallen.

Het is uiteindelijk afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval of sprake is van ronselen. Wanneer een patiënt bijvoorbeeld zelf het initiatief neemt om een verzorger te vragen voor hem te stemmen met een volmacht, ligt het initiatief bij de volmachtgever en is er dus geen sprake van ronselen. Maar als een verzorger een patiënt bijvoorbeeld verzoekt om zijn of haar volmacht af te geven, nadat de patiënt heeft aangegeven eigenlijk niet te willen stemmen, dan kan er in voorkomende gevallen wel sprake zijn van ronselen. Of sprake is van een strafbare gedraging is, is dan mede afhankelijk van de intentie (opzet) van de verzorger en de overige omstandigheden van het geval. Om misstanden te voorkomen, is het raadzaam dat binnen zorginstellingen afspraken worden gemaakt met het zorgpersoneel over het stemmen bij volmacht voor patiënten.

8. Caribisch deel van het Koninkrijk

De leden van de D66-fractie vragen of deze wet ook gaat gelden in Caribisch Nederland en of er tijdig van te voren met de autoriteiten aldaar overleg is gepleegd over de details van dit wetsvoorstel in het kader van «comply or explain». Daarnaast vragen de leden of het onderhavige wetsvoorstel invloed heeft op de wet- en regelgeving in Curaçao, Aruba en Sint Maarten.

De Kieswet is eveneens geldig in Caribisch Nederland, dus is er sprake van comply. Zodra het wetsvoorstel in werking is getreden zal dit ook gelden in Caribisch Nederland. De wet is voorgelegd ter consultatie in 2023 en de drie openbare lichamen zijn verzocht om hun inbreng. Bonaire en Saba hebben gereageerd op het wetsvoorstel en juichten het aanscherpen van ronselpraktijken toe. Dit wetsvoorstel heeft geen invloed op de wet- en regelgeving in Aruba, Curaçao en Sint Maarten, want deze landen zijn autonoom en verantwoordelijk voor hun eigen rechtssysteem en bestuur. Wel is het denkbaar dat zij naar aanleiding van dit wetsvoorstel bezien of het wenselijk is hun eigen wet- en regelgeving aan te passen.

9. Handhaafbaarheid

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen of de handhaafbaarheid van ronselen in de privésfeer met dit wetsvoorstel eenvoudiger of juist complexer wordt en verzoeken om een toelichting.

Met het schrappen van de bestanddelen «stelselmatig» en «persoonlijk» uit de delictsomschrijving wordt het mogelijk om strafrechtelijk op te treden tegen ronselpraktijken die bijvoorbeeld via sociale media plaatsvinden of slechts eenmalig zijn gebeurd. Door deze drempels weg te nemen wordt het makkelijker om het ronselen van volmachten aan te pakken. En dat is het doel van dit wetsvoorstel. Zoals ik in mijn antwoord op de vraag van deze leden in paragraaf 6 van deze nota al heb aangegeven, is het ronselen van volmachten zeer onwenselijk. Dit moet effectief kunnen worden aangepakt, of dit nou in de privésfeer plaatsvindt of daarbuiten. Of het onderhavige wetsvoorstel ertoe leidt dat ronselpraktijken, wanneer zij in de privésfeer plaatsvinden, eerder zullen worden vervolgd is niet op voorhand te zeggen, zo lichtte ik in paragraaf al toe. Het is aan het openbaar ministerie om aan de hand van alle feiten en omstandigheden van het geval te beoordelen of sprake is van ronselen en zo ja, of vervolging in het concrete geval opportuun is.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, F. Rijkaart


X Noot
1

Brüheim, E., Stemmen bij volmacht: waarborg of bedreiging voor een vrij en eerlijk verkiezingsproces?, Den Haag: Boom Juridisch, 2023, p. 76.

X Noot
2

Ervaring kiesgerechtigden bij Europees Parlementsverkiezing 2024, Ipsos I&O https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2024/09/02/ervaring-kiesgerechtigden-bij-europees-parlementsverkiezing-2024

X Noot
3

Van der Kolk, H., Over het aantal volmachtstemmen, Enschede: Universiteit Twente (Faculteit Management en Bestuur), 2014, p. 9 e.v.

X Noot
4

Brüheim, E., Stemmen bij volmacht: waarborg of bedreiging voor een vrij en eerlijk verkiezingsproces?, Den Haag: Boom Juridisch, 2023, hoofdstuk 8.

X Noot
5

OSCE/ODIHR, Election Assessment Mission Report, The Netherlands, Parliamentary Elections 15 March 2017, Warschau: 7 June 2017, https://www.osce.org, p. 17.

Naar boven