36 566 Wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met het herstel van omissies en het aanbrengen van verduidelijkingen

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 15 oktober 2024

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, VVD en NSC bij de wijziging van de Tijdelijke Wet Groningen in verband met het herstel van omissies en het aanbrengen van verduidelijkingen. Graag beantwoord ik de vragen die door de verschillende fracties zijn gesteld. In deze nota zijn de vragen en opmerkingen uit het verslag integraal opgenomen in cursieve tekst en de beantwoording daarvan in niet-cursieve tekst.

I. ALGEMEEN

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel tot wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met het herstel van omissies en het aanbrengen van verduidelijkingen en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen over.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken die horen bij de Wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met het herstel van omissies en het aanbrengen van verduidelijkingen en hebben hierover nog enkele vragen en/of opmerkingen.

De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Voor deze leden is het van belang dat de uitvoering van het schadeherstel en het werk aan de versterkingsopgave in Groningen onbelemmerd doorgang kunnen vinden. Zij hebben nog enkele vragen bij het wetsvoorstel.

1. Inhoud

1.1 Voorrang voor (acuut) onveilige situaties bij opname op verzoek

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie begrijpen de behoefte om een grondslag te creëren om een woning, die is opgenomen in het loket-opname-op-verzoek traject, versneld te kunnen beoordelen als er sprake is van een situatie waarbij het gegronde vermoeden bestaat dat er sprake is van onveiligheid.

1.

Deze leden vragen voor hoeveel woningen deze nieuwe mogelijkheid een verschil gaat maken.

Op basis van ervaring uit het verleden wordt ingeschat dat het om 5 tot 10 woningen per jaar zal gaan.

De leden van de VVD-fractie vinden het positief te lezen dat woningen waarbij het gegronde vermoeden bestaat dat er sprake is van onveiligheid, versneld kunnen worden beoordeeld. Deze leden achten het belangrijk dat er snel en gericht kan worden gehandeld in dit soort situaties.

2.

De leden van de NSC-fractie vragen wat de gevolgen van dit onderdeel van het wetsvoorstel zijn voor andere mensen die wachten op versterkingsmaatregelen. Kan de regering een nadere duiding geven of dit ertoe leidt dat andere mensen langer moeten wachten tot zij aan de beurt zijn voor versterkingsmaatregelen? Kan de regering daarbij aangeven of zij dit wenselijk acht?

Nee, door deze regeling ontstaat geen vertraging voor mensen die in de versterking zijn opgenomen. Zoals ook in het antwoord op vraag 1 is aangegeven gaat het bij deze aanvulling van de regels met betrekking tot het omgaan met onveilige situaties in de praktijk om een zeer beperkt aantal woningen. Daarbij zal deze regel pas na inwerkingtreding van de wetswijziging van kracht zijn, naar verwachting in 2025. Hiermee heeft de regel een zeer beperkt effect op de gebouwen die nog beoordeeld moeten worden.

1.2 Besluit tot niet versterken

3.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen welk afwegingskader wordt gehanteerd bij het besluit over wat te doen als een eigenaar niet wil versterken. Hoe wordt bepaald of de belangen van derden wel of niet worden geschaad? Hoe wordt veiligheid afgewogen ten opzichte van de wens van de eigenaar? Deze leden vragen hoeveel van dit soort gevallen zijn voorgekomen.

Het versterkingsprogramma in Groningen is gericht op veiligheid. Daarmee is het niet wenselijk als eigenaren medewerking aan de versterking van hun gebouw uitstellen of weigeren. Dit neemt niet weg dat een eigenaar zelf mag beschikken over zijn eigendom. Dit betekent dat een eigenaar in beginsel zelf bepaalt wat er met zijn woning gebeurt. Daarom kan een eigenaar op ieder moment afzien van versterken door een schriftelijk verzoek in te dienen bij de Nationaal Coördinator Groningen (hierna: NCG). Het kan ook voorkomen dat de eigenaar besluit niet langer mee te werken aan de versterking. In beide situaties wordt de eigenaar geïnformeerd over de consequenties hiervan. NCG neemt binnen acht weken na ontvangst van het schriftelijke verzoek om niet te versterken het besluit dat het gebouw niet wordt versterkt. Als de eigenaar van het gebouw niet meewerkt aan de versterking van zijn gebouw neemt de NCG ambtshalve een besluit tot niet versterken. Het besluit tot niet versterken wordt in beide gevallen ingeschreven in de openbare registers (kadaster) zodat derden kunnen zien dat zo’n besluit is genomen. Ongeveer 110 adressen hebben tot heden een besluit tot niet versterken ontvangen.

Deze besluiten tot niet versterken kunnen alleen worden genomen indien hierdoor de belangen van derden niet geschaad worden. Dit volgt uit de Tijdelijke wet Groningen. Wie die derden zijn en wanneer hun belangen al dan niet zouden kunnen worden geschaad is afhankelijk van de feitelijke situatie en vereist dus een afweging per geval. Waar nodig zal daarbij het belanghebbende-begrip in de Algemene wet bestuursrecht worden gebruikt. Een gebouw kan bijvoorbeeld gehuurd worden door een bewoner of uit meerdere constructief verbonden gebouwen (woningen) bestaan, zoals bij een rijtjeswoning. Als de eigenaar beoordeling of versterking van zijn gebouw weigert, kan dat ook gevolgen hebben voor de huurder of de eigenaar van het verbonden gebouw. Indien versterking wenselijk of zelfs noodzakelijk is, gelet op het belang van derden, spant NCG zich in om de eigenaar te overtuigen toch mee te doen. Met de wettelijke mogelijkheid om beoordeling of versterking af te dwingen wordt, gezien de impact op de eigenaar en de omgeving, voorzichtig omgegaan. Het is een ultimum remedium. Daarom wordt in deze situatie eerst ingezet op het voeren van gesprekken met de eigenaar. Indien dit niet afdoende blijkt wordt eventueel het interventieteam ingezet of externe mediation ingeschakeld. Ook kan het opkopen van een gebouw binnen of buiten het gebied van de versterkingsopgave een oplossing bieden. Dit soort situaties vraagt in de meeste gevallen om een maatwerkaanpak van NCG.

1.3 Coördinatiebepaling

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de gemeenten en provincie vraagtekens hadden rondom de coördinatiebepaling.

4.

Zij vroegen welk probleem wordt opgelost en wezen erop dat een extra juridisch proces zaken alleen maar ingewikkelder maakt. Is de regio hierover geconsulteerd?

In de Tijdelijke wet Groningen is een coördinatiebepaling opgenomen voor de noodzakelijke coördinatie van het versterkingsbesluit door de NCG en de vergunningverlening bij de gemeente en de aanvraag van een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming bij de provincie. Deze coördinatie is met name van belang voor de afstemming over welke besluiten voor de versterking van een gebouw moeten worden genomen en wanneer de procedures moeten worden gestart om deze besluiten tijdig te kunnen nemen. Dit heeft als doel dat de versterking volgens planning start en later geen onnodige vertraging oploopt, doordat bijvoorbeeld de juiste vergunningen ontbreken en procedures alsnog moeten worden gevolgd. Met een zorgvuldig voorbereide versterking wordt ook onnodige stress bij de bewoners van een woning die moet worden versterkt voorkomen.

Op verzoek van zowel de NCG, als de vijf aardbevingsgemeenten en de provincie Groningen is deze coördinatiebepaling nog niet in werking getreden.

Met dit wetsvoorstel wordt de coördinatiebepaling vervangen door de verplichting tot een samenwerkingsovereenkomst tussen de betrokken partijen. De voorgestelde aanpassing van de wet is tot stand gekomen door middel van intensieve afstemming tussen alle betrokken partijen in het bestaande samenwerkingsverband rond vergunningen, toezicht en handhaving VTH Drieslag (gemeenten, provincie, NCG en Instituut Mijnbouwschade Groningen, hierna: IMG). De inhoud van deze samenwerkingsovereenkomst zal worden geactualiseerd wanneer de omstandigheden hierom vragen. De tekst in de memorie van toelichting over dit onderwerp is afgestemd met de vertegenwoordigers van de overheden uit de regio, het IMG en NCG.

5.

Kan de regering praktijkvoorbeelden van deze samenwerking geven?

Er vindt tussen de NCG, de provincie Groningen en de gemeenten overleg plaats over de uitvoering van versterkingsprojecten. In deze overleggen vindt afstemming plaats over onder andere de benodigde vergunningen. Daarbij kan het dan gaan om het tijdig verstrekken van een vergunning voor het slopen, bouwen of constructief versterken van gebouwen door de gemeente of een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming door de provincie. Binnen het samenwerkingsverband zijn voor veel van deze vergunningenprocedures vaste afspraken over de wijze van aanvragen en afhandelen gemaakt. Indien zich toch problemen voordoen ten aanzien van vergunningverlening in een specifiek dossier, kan via de korte lijnen snel een oplossing gerealiseerd worden. Deze samenwerking wordt in haar geheel aangestuurd door de Stuurgroep VTH Drieslag, waarin bestuurders van gemeenten en provincie en directeuren van NCG en IMG vertegenwoordigd zijn.

De leden van de VVD-fractie vinden het bijzonder om de gang van zaken rondom de coördinatiebepaling te lezen.

6.

Deze leden vragen hoe het kan dat niet eerder is gesignaleerd dat de coördinatiebepaling die in de bestaande wet is opgenomen, onuitvoerbaar is voor de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) vanwege de publicatieplicht van besluiten? Welke lessen kunnen hieruit worden getrokken voor de toekomst?

Voor de coördinatiebepaling in de wet voor de bestuurlijke samenwerking tussen de uitvoeringsdiensten, de aardbevingsgemeenten en de provincie Groningen is gekozen voor een samenwerking overeenkomstig paragraaf 3.5.3 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit is opgenomen in artikel 13l van de Tijdelijke wet Groningen.

Toen deze bepaling werd opgenomen is niet voorzien dat de publicatieplicht van besluiten onuitvoerbaar zou zijn voor de NCG. In de praktijk bleek dat de coördinatie van de publicatie van besluiten op technische barrières stuit, aangezien de informatiesystemen van de gemeenten en de NCG niet op elkaar zijn aangesloten.

Met het verplicht publiceren van de besluiten door de NCG wordt door mogelijke miscommunicatie tussen de betrokken partijen over genomen besluiten en de publicatie daarvan het risico gelopen dat noodzakelijke procedures niet tijdig worden doorlopen, wat kan leiden tot onnodige juridische procedures. Mede om deze reden is artikel 13l tot op heden ook niet in werking getreden.

Bij nader inzien moet ik daarom constateren dat het geen goede keuze was om voor de coördinatie van besluiten aan te sluiten bij de samenwerking zoals bedoeld onder Algemene wet bestuursrecht. Het was beter geweest dit eerder te onderkennen en tot een andere oplossing te komen voor de noodzakelijk geachte coördinatie.

Voor een goede aansluiting op de uitvoering in de praktijk heeft daarom aanvullend overleg plaatsgevonden met de gemeenten, de provincie, de NCG en het IMG. Met de betrokken partijen is een passende oplossing bedacht, voor wijziging van artikel 13l van de wet, die ook samen kan gaan met het regime van de Omgevingswet. De les die hieruit kan worden getrokken is om bij het aanpassen van de regelgeving te zoeken naar meer praktische oplossingen die de uitvoeringsdiensten helpen bij hun taakuitvoering. Daarbij zal ik de uitvoerbaarheid van de regels nadrukkelijker toetsen aan het begin van wet- en regelgevingstrajecten voor gewenste aanpassingen van de regelgeving.

De leden van de NSC-fractie lezen dat de coördinatiebepaling als overbodig gezien wordt, aangezien de betrokken gemeenten, provincie en de Nationaal Coördinator Groningen al goed samenwerken op basis van onderlinge afspraken.

7.

Deze leden vragen om een toelichting waarom er dan alsnog gekozen wordt om een wettelijke verplichting op te nemen dat de betrokken overheden handelen volgens de afspraken van de samenwerkingsovereenkomst van het samenwerkingsverband VTH Drieslag.

Het wettelijk borgen van de samenwerking is in het belang van inwoners van Groningen, omdat zeker wordt gesteld dat partijen ook in de toekomst de samenwerking blijven aangaan over de onderlinge afstemming van besluiten die nodig zijn bij de voorbereiding van een versterkingsbesluit. Dit geeft duidelijkheid aan zowel eigenaren van woningen als aan de partijen in het samenwerkingsverband zelf over wat er van de NCG, het IMG, de aardbevingsgemeenten en de provincie Groningen verwacht mag worden en voorkomt onnodige vertragingen.

1.4 Mogelijkheid tot herbeoordeling bij constructief verbonden gebouwen

1.4.1 Herbeoordeling bij constructief verbonden gebouwen

De leden van de NSC-fractie lezen dat de Minister van Economische Zaken en Klimaat alle bij de constructief verbonden gebouwen betrokken eigenaren bij de te maken keuze zal ondersteunen en een zorgvuldig proces van bemiddeling daarvoor zal opzetten, waarbij eigenaren onderling overeenstemming kunnen bereiken.

8.

Deze leden vragen hoe dit vormgegeven zal worden.

Uiteindelijk moeten alle eigenaren van constructief verbonden gebouwen tot eenzelfde keuze komen. Om hier toe te komen treedt de NCG in overleg met alle eigenaren van de woningen of gebouwen waarbij sprake is van constructief verbonden gebouwen en gaat daarbij na welke verschillende belangen er zijn bij de betrokken eigenaren en hoe zij tegenover herbeoordeling van hun gebouw staan. Waar nodig zal de NCG tussen eigenaren bemiddelen. Eigenaren kunnen daarin ook gebruik maken van de mogelijkheid tot onafhankelijke mediation. Indien, ondanks de geboden bemiddeling, geen uitkomst wordt gevonden of de bedenktermijn van zes maanden om een herbeoordeling aan te vragen voor de betrokken eigenaren is verstreken, gaat de NCG over tot een ambtshalve besluit. De eigenaar die geen aanvraag voor een herbeoordeling heeft ingediend, krijgt dan een brief waarin staat dat de NCG voornemens is een herbeoordeling toe te wijzen (voorgenomen ambtshalve besluit), om tot een gezamenlijke oplossing te komen.

De eigenaar krijgt dan twee weken de tijd om (eventueel) een zienswijze in te dienen. Deze zienswijze wordt meegenomen bij het nemen van het definitieve besluit. Is er na twee weken geen zienswijze ingediend, dan wordt het definitieve ambtshalve besluit genomen. In de praktijk betekent dit veelal een toekenning herbeoordeling voor het gehele cluster.

1.4.2 Belangenafweging t.b.v. de keuze al dan niet herbeoordeling

9.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe bij deze belangenafweging willekeur wordt voorkomen. Is er een bepaald afwegingskader dat wordt gehanteerd?

Ik verwijs hier naar het antwoord op vraag 8.

1.5 Heffing Nederlandse Aardolie maatschappij (NAM)

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hechten er grote waarde aan om te benoemen dat alle kosten gemaakt in verband met de afhandeling van schade en de uitvoering van de versterkingsoperatie betaald- en daardoor verhaald moeten worden op de NAM. Hierbij past een ruime interpretatie van het begrip kosten. In die zin steunen deze leden dan ook de aanpassingen die hiermee in lijn zijn.

10.

Wel vragen zij of met de bestaande bepalingen en voorliggende aanpassingen naar het oordeel van de regering nu ook daadwerkelijk álle kosten worden verhaald op de NAM.

Alle kosten ter bestrijding van de nadelige gevolgen van de gaswinning uit het Groningenveld, die vallen onder de aansprakelijkheid van de NAM, worden op de NAM verhaald. De bestaande bepalingen en voorliggende aanpassingen maken het mogelijk deze kosten op de NAM te verhalen.

11.

Tevens vragen zij de regering of de huidige heffingsmogelijkheden ook voorzien in nog onvoorziene kosten in de toekomst.

Met dit wetsvoorstel wordt het mogelijk gemaakt om ook kosten te verhalen in verband met de uitvoering van maatregelen ter bestrijding van de nadelige gevolgen van de gaswinning uit het Groningenveld die nu nog niet worden voorzien, maar in de toekomst toch nodig blijken te zijn. Dit wetsvoorstel bevat echter geen besluit over welke kosten uiteindelijk worden geheven. Het verhalen van gemaakte kosten gebeurt door middel van het nemen van afzonderlijke heffingsbesluiten. Dat is het moment waarop weging plaatsvindt van welke kosten al dan niet binnen deze aansprakelijkheid van de NAM vallen en dus worden geheven op NAM.

Bovendien stellen zij vast dat Shell en ExxonMobile (onderdeel van de NAM) niet beschikken over een moreel kompas waar het gaat om Groningen, blijkens ook de aangespannen arbitragezaken om niet alle kosten te willen vergoeden en compensatie te krijgen voor het stoppen van de gaswinning; het feit dat Groningers eindelijk boven gas worden gesteld.

12.

In dit licht vragen deze leden of Shell en ExxonMobile ook te kennen hebben gegeven een ruime definitie van het begrip veiligheid en daarmee kosten te steunen?

Zoals op pagina 8 en 9 van de memorie van toelichting op het wetsvoorstel is gemeld, heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een uitspraak van 3 juli 20191 de reikwijdte van het begrip veiligheid bepaald. In die uitspraak heeft de Afdeling bepaald «dat in dit geval het belang van veiligheid ruim moet worden uitgelegd en dat ook de stress, gezondheidsklachten en vermindering van woongenot als gevolg van het grote gevoel van onveiligheid dat in Groningen na jaren van aardbevingen leeft bij de afweging van het veiligheidsbelang moeten worden betrokken.»2 Deze uitspraak van de hoogste bestuursrechter staat niet ter discussie. Wel zijn er meningsverschillen tussen de Staat en de NAM en diens aandeelhouders Shell en ExxonMobil, over de hoogte en reikwijdte van de aan NAM doorbelaste kosten voor schadeafhandeling en de versterkingsoperatie. Hierover lopen diverse procedures, waaronder drie arbitragezaken.

13.

Hoe kijkt de regering, mede gelet op de arbitragezaken en het ontbrekende moreel kompas van de oliemaatschappijen, naar een extra heffing op Shell en ExxonMobile waarmee ze gedwongen worden om recht te doen aan Groningen en wel hun eerlijke deel te betalen?

De mogelijkheid van een extra heffing op Shell en ExxonMobil is onderzocht door de Staat, zoals besproken in de brief van mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer van 21 mei 2024.3 In die brief wordt uiteengezet dat de huidige en toekomstige regelgeving voldoende instrumenten biedt om deze oliemaatschappijen te houden aan hun wettelijke verantwoordelijkheden voor compensatie voor de gevolgen van de gaswinning in Groningen. Hierbij zijn de juridische en praktische grenzen van een extra heffing verkend, waarbij is geconcludeerd dat de bestaande maatregelen, met de door het onderhavige wetsvoorstel aan te brengen wijzigingen in het heffingsartikel, volstaan om de volledige aansprakelijkheid van de oliemaatschappijen te waarborgen.

De leden van de NSC-fractie vinden het een goede zaak dat de regering er streng op toe zal gaan zien dat alle kosten die bij de NAM in rekening gebracht kunnen worden, dat ook echt worden.

14.

Deze leden vragen de regering om een nadere toelichting over de mate waarin emotionele schade ook bij de NAM in rekening gebracht kan worden.

Het IMG is verantwoordelijk voor het afhandelen van claims voor immateriële schade. Deze vergoeding is bedoeld voor inwoners die persoonlijk leed en verdriet hebben ervaren door de gevolgen van de gaswinning. De regeling voor immateriële schade voorziet in compensatie voor deze emotionele schade, waarvan de kosten worden doorbelast aan NAM. Alle kosten voor het vergoeden van immateriële schade tot en met het kalenderjaar 2022 zijn doorbelast aan NAM en volledig voldaan. Daarnaast vergoedt de NCG in het kader van «schade door versterken» ook diverse kosten, bijvoorbeeld een vergoeding voor de overlast die mensen hebben ervaren tijdens de versterking. Ook deze kosten worden bij de heffing op de NAM betrokken.

1.6 Vergoeding van overlast voor een eigenaar van een gebouw op norm

De leden van de NSC-fractie lezen dat er alsnog wordt voorzien in een grondslag om in het besluit dat een gebouw aan de veiligheidsnorm voldoet ook de vergoeding voor overlast en schade als direct gevolg van de opname van het gebouw op te nemen.

15.

Deze leden vragen of het klopt het dat deze grondslag – gezien Artikel III, lid 2 – met terugwerkende kracht van toepassing is tot en met 1 juli 2023.

Deze veronderstelling is correct. Eigenaren van een gebouw dat na een beoordeling aan de veiligheidsnorm blijkt te voldoen die deze vergoeding nog niet hebben ontvangen van de NCG kunnen deze vergoeding alsnog ontvangen met terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2023.

16.

Zij vragen ook of er gevallen van voor 1 juli 2023 zijn waar deze besluiten al genomen zijn zonder dat er vergoedingen uitgekeerd zijn.

Voor 1 juli 2023, de datum van inwerkingtreding van hoofdstuk 5 (Versterken) in de Tijdelijke wet Groningen, bestond dit probleem niet. Deze vergoeding kon destijds ook via een separaat besluit verstrekt worden. Met de inwerkingtreding van hoofdstuk 5 is de grondslag voor separate schadebesluiten komen te vervallen. Dat betekent dat schade door versterken (en dus ook de vergoeding voor overlast door de opname) in het «besluit op norm» meegenomen zou moeten worden. Voor het besluit op norm bleek dit echter niet goed ingeregeld in de Tijdelijke wet Groningen, waardoor deze vergoeding niet meer via een separaat besluit, noch via het besluit op norm, verstrekt kon worden. Die omissie wordt nu hersteld.

1.7 Uitbreiding takenpakket ACVG

1.7.1

17.

De leden van de NSC-fractie vragen om een nadere toelichting waarom er voor gekozen is om het Adviescollege Veiligheid Groningen (ACVG) te laten adviseren over schade wanneer die van invloed is op de constructieve veiligheid van gebouwen.

Het Adviescollege Veiligheid Groningen adviseert de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in de praktijk de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties – Herstel Groningen, over de constructieve veiligheid van gebouwen in Groningen. Wanneer schade dermate van aard is dat zij de constructieve veiligheid van een gebouw raakt ligt het in de rede om dit aspect ook te betrekken in de advisering door het Adviescollege Veiligheid Groningen over veiligheid in Groningen.

1.8 Juridische, bouwkundige en financiële bijstand bij schadeafhandeling en versterken

18.

De leden van de NSC-fractie vragen welke andere buurten naast de Zandplatenbuurt Zuid worden versterkt onder de verantwoordelijkheid van een gemeente in het aardbevingsgebied.

Naast Zandplatenbuurt Zuid in de gemeente Eemsdelta worden binnen «batch 1588» ook andere woningen versterkt onder verantwoordelijkheid van de gemeenten. De adressen die binnen «batch 1588» vallen bevinden zich in de gemeenten Eemsdelta, Groningen en Midden-Groningen.

2. Adviezen en internetconsultatie

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Raad van State aangeeft zorgen te hebben over een mogelijke samenloop van de bevoegdheid van het Instituut Mijnbouwschade Groningen en de Commissie Mijnbouwschade. De regering geeft aan dat het Instituut en de Commissie Mijnbouwschade reeds samenwerkingsafspraken hebben gemaakt over de werkwijze in situaties waarin er sprake is van schade, die mogelijk ontstaan is als gevolg van gecombineerde effecten van mijnbouwactiviteiten in de nabijheid van het Groningenveld, Norg of Grijpskerk.

19. Deze leden vragen in hoeverre de samenwerkingsafspraken zoals deze nu zijn gemaakt verstrekkend genoeg zijn, zodat bij een samenloop van bevoegdheid het duidelijk is welk orgaan bevoegd is? Wat gebeurt er als er blijkt dat er toch onduidelijkheden zijn hierover? Hoe wordt voorkomen dat Groningers hier de dupe van worden?

Vanwege de nieuwe werkwijze in de schadeafhandeling komen bewoners zelden nog in de situatie waarin hun schade zowel door het IMG als door de Commissie Mijnbouwschade (CM) moet worden beoordeeld. Dit komt doordat bewoners binnen het IMG-effectgebied nu kunnen kiezen voor daadwerkelijk herstel en de vaste vergoeding, waarbij er niet meer naar de oorzaak van schade wordt gekeken. Alleen als de bewoner kiest voor een maatwerkbeoordeling kan het zo zijn dat het IMG op basis van een onderzoek naar de schadeoorzaak bewoners moet doorverwijzen naar de CM. Dit gebeurt wanneer schade mogelijk is veroorzaakt door andere mijnbouw dan de gaswinning uit het Groningenveld of de gasopslagen Norg en Grijpskerk.

Om ook in die situaties de schadeafhandeling milder, menselijker en makkelijker te maken willen het IMG en de CM bewoners niet meer naar elkaar doorverwijzen. Zij hebben daarom na een gezamenlijke verkenning besloten de samenwerking verder te intensiveren en te gaan werken met een één-loket-werkwijze4. Het uitgangspunt hierbij is dat bewoners niet meer te maken krijgen met verschillende procedures bij twee instanties, maar na één procedure uitsluitsel krijgen over alle schade. Beide organisaties behouden hierbij hun bestaande bevoegdheden. De organisaties werken deze één-loket-werkwijze momenteel uit en bereiden de implementatie voor. Naar verwachting is deze werkwijze in het eerste kwartaal van 2025 geïmplementeerd.

2.1 Uitvoeringstoets IMG en NCG

20.

De leden van de VVD-fractie vinden het positief om te lezen dat de voorgestelde aanpassingen in de wet leiden tot minder administratieve lasten en verbetering van de uitvoerbaarheid van de regelgeving. Deze leden willen graag weten in hoeverre hier lessen uit kunnen worden getrokken om ook bij andere vraagstukken in het dossier schadeherstel en versterking Groningen knelpunten in de uitvoerbaarheid weg te nemen en administratieve lasten te verminderen.

Bij beleidsontwikkeling en de uitwerking daarvan in regelgeving wordt nadrukkelijk gekeken naar de uitvoerbaarheid en naar de administratieve lasten die zij veroorzaken, in overleg met de uitvoerders. Dat is ook bij de totstandkoming van de Tijdelijke wet Groningen en de onderliggende regelgeving, en de wijzigingen daarvan, gebeurd. Desondanks kunnen daarbij zaken over het hoofd worden gezien of aannames en inschattingen verkeerd blijken als de regelgeving in werking is getreden. Mede naar aanleiding van de parlementaire enquête is de samenwerking met de uitvoerende instanties op het dossier Groningen geïntensiveerd. Van belang is de samenwerking die nu bestaat met de uitvoeringsorganisaties voort te zetten en deze samenwerking ook op andere terreinen te blijven zoeken.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel III

21. De leden van de NSC-fractie vragen waarom er gekozen is voor 1 juli 2023 als datum.

Het wetsvoorstel voorziet inderdaad voor sommige onderdelen in terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2023. Dit heeft ermee te maken dat er voor die onderdelen sprake is van het herstel van omissies en van het aanbrengen van verduidelijkingen, soms op basis van nadere inzichten, met betrekking tot onderwerpen die met ingang van 1 juli 2023 zijn geregeld. Door deze onderdelen nu met terugwerkende kracht in werking te laten treden per 1 juli 2023 wordt dit hersteld.

Concreet bekent dit dat inwoners die tussen 1 juli 2023 en het moment van inwerkingtreding van de nu voorgestelde wetswijziging aanspraak hadden moeten kunnen maken op een vergoeding voor overlast bij een op-normverklaring, of die geen akte van cessie hadden hoeven tekenen om over te gaan tot versterking van een gebouw, door de terugwerkende kracht ook vallen onder onderdeel D, subonderdelen 2 en 3, en onderdeel E, subonderdeel 1, subonderdeel a. Voor deze doelgroep geldt dus een aanspraak op een vergoeding voor overlast bij een op-normverklaring en geldt de verplichting tot het tekenen van een akte van cessie niet.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, E. van Marum


X Noot
1

ECLI:NL:RVS:2019:2217.

X Noot
2

Rechtsoverweging 14.2.

X Noot
3

Kamerstukken II 2023/24, 33 529, nr. 1237.

X Noot
4

Op deze wijze is invulling gegeven aan de motie Segers c.s. over het organiseren van een gesprek tussen de Commissie Mijnbouwschade en het Instituut Mijnbouwschade Groningen over de samenwerking (Kamerstuk 33 529, nr. 1018).

Naar boven