36 550 J Wijziging van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 29 mei 2024

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 17 mei 2024 voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. Bij brief van 29 mei 2024 zijn ze door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie, Postma

De adjunct-griffier van de commissie, Meedendorp

1

Vraag:

Wat is de volledig vrij besteedbare ruimte op deze begroting?

Antwoord:

De investeringsruimte op het Deltafonds staat op artikel 5.03 en bedraagt in de periode 2024–2038 € 1.687,7 miljoen. Van dit bedrag is € 637,1 miljoen voor risicoreserveringen bestemd. De vrij besteedbare ruimte, beschikbaar vanaf 2030, bedraagt daarmee € 1.050,6 miljoen. In de toekomst kan deze ruimte, bijvoorbeeld door een nieuw kabinet, ingezet worden voor eventuele nieuwe risico’s en/of nieuwe beleidsintensiveringen.

2

Vraag:

Kunt u aangeven op welke specifieke artikelen nog vrij besteedbare ruimte zit?

Antwoord:

De vrije besteedbare ruimte staat begroot op artikel 5.03 Investeringsruimte. Dit betekent ook dat op de andere artikelen binnen het Deltafonds geen vrij besteedbare ruimte aanwezig is.

3

Vraag:

Welke begrotingsartikelen zijn beleidsmatig belegd, maar nog niet juridisch vastgelegd?

Antwoord:

Reserveringen en risicoreserveringen zijn beleidsmatig gereserveerd. Voor het Deltafonds gaat het om € 637,1 miljoen aan risicoreserveringen (artikel 5.03 Investeringsruimte) en € 3.895,1 miljoen aan beleidsreserveringen (artikel 5.04 Reserveringen).

4

Vraag:

Op welke begrotingsartikelen zijn bedragen bestuurlijk vastgelegd?

Antwoord:

Voor projecten in de planuitwerkingsfase of verkenningsfase geldt dat de budgetten bestuurlijk gebonden zijn. Voor het Deltafonds gaat het om:

  • Artikel 1.02.01 Planning waterveiligheid: € 590,5 miljoen

  • Artikel 2.02.01 Planning zoetwatervoorziening: € 42,3 miljoen

  • Artikel 7.02.02 Planning waterkwaliteit: € 133,0 miljoen

5

Vraag:

Kunt u inzicht geven in de begroting van de Integrale aanpak rivieren en daarbij ook aandacht besteden aan eventuele mee- en tegenvallers?

Antwoord:

Voor Integraal Riviermanagement (IRM) is momenteel vanaf 2028 tot en met einde looptijd van het Deltafonds (2037) € 617,2 mln gereserveerd en vervolgens structureel € 80 mln/jaar (2038–2050: € 1.040 mln). Vanuit het Mobiliteitsfonds is € 100 mln uit de reservering robuust Hoofdvaarwegennet (HVWN) toegezegd voor IRM. Hierdoor is tot 2050 vooralsnog € 1,75 mld t.b.v. IRM gereserveerd.

Het totale maatregelenpakket zal in de vervolgfase van het programma verder uitgewerkt worden, inclusief kosten voor de lange termijn.

In de periode 2028 tot 2038 is naar verwachting minimaal € 0,75 tot € 1,25 mld extra nodig als dekking voor maatregelen voor voldoende toekomstige ruimte voor de rivier en het vastleggen van de bodem.

6

Vraag:

Kunt u aangeven welke eventuele mee- en tegenvallers u verwacht binnen het project Afsluitdijk en project Afsluitdijk bestaande Spuimiddelen?

Antwoord:

Voor de bestaande spuimiddelen Den Oever en Kornwerderzand worden meerkosten verwacht, maar deze zijn nog niet exact te duiden. Het huidige beschikbare budget voor de renovatie van de bestaande spuimiddelen in Den Oever is gebaseerd op een eerste kosteninschatting die nu nader wordt gepreciseerd. De voorbereiding van de aanbesteding loopt momenteel.

Voor het spuimiddel bij Kornwerderzand wordt op dit moment onderzocht of het spuimiddel kan worden gerenoveerd of meteen moet worden vervangen, daarbij wordt rekening gehouden met de klimaatscenario’s. De Kamer wordt op een later moment hierover geïnformeerd.

Op 9 november 2022 is aan de Kamer gemeld welke extra maatregelen voor fietsers op de Afsluitdijk kunnen worden gerealiseerd (n.a.v. de motie van het lid Bromet, Kamerstukken 35 570-XII, nr. 91). Voor de toegezegde tijdelijke bushalte bij Kornwerderzand worden beperkte meerkosten verwacht die zullen worden gefinancierd uit de risicoreservering van dit project.

7

Vraag:

Is het feit dat de generale kasschuif in het Deltafonds (461 miljoen euro in 2024, p. 5) hoger is dan de afgelopen jaren een indicatie van toenemende vertraging bij projecten in het Deltaprogramma?

Antwoord:

De generale kasschuif is geen indicatie van toenemende vertraging bij projecten maar een gevolg van een geactualiseerde programmering van het Deltafonds. Deze programmering was eerder in lijn gebracht met de toegenomen productie van de afgelopen jaren. Achteraf gezien is de programmering toch iets te ambitieus gebleken en worden de middelen daarom nu met de kasschuif in lijn gebracht met de actualiteit.

8

Vraag:

In hoeverre betekent de versnelling in het aangaan van verplichtingen voor KRW-projecten (Kaderrichtlijn Water) ook een versnelling in de realisatie van deze projecten, en dus een grotere kans op het halen van de deadline van 2027?

Antwoord:

De versnelling van planfase naar realisatie en het daarbij aangaan van verplichtingen is bedoeld om alles op alles te zetten om op 22 december 2027 de maatregelen gerealiseerd te hebben.

9

Vraag:

Kunt u het meest actuele beeld van de budgettaire situatie bij het basiskwaliteitsniveau (BKN) spoornetwerk ProRail geven?

Antwoord:

De besluitvorming over de dekking van de resterende budgettaire opgave is nog niet afgerond. Bij de brief over het basiskwaliteitsniveau spoor1 van 22 maart jl. is aangegeven dat wordt toegewerkt naar finale besluitvorming over de uiteindelijke vormgeving en dekking van het BKN Spoor voor de zomer van 2024.

10

Vraag:

Wat is het huidige beeld van de budgetspanning in het Deltafonds voor projecten voor de KRW (vergeleken met de eerdere indicatie van 133 miljoen euro in de verzamelbrief van 25 januari 2024, (Kamerstuk 27 625, nr. 663))? In hoeverre zijn inzichten hierover verwerkt in artikel 7 van de huidige suppletoire begroting?

Antwoord:

De eerder gemelde budgetspanning van 133 miljoen euro met een bandbreedte van 109 miljoen euro wordt nu verder onderzocht. Onderdeel hiervan betreft de meerkosten van het versnellen van de planningen. Deze inzichten zijn nog niet volledig bekend en daarom geen onderdeel van de huidige suppletoire begroting. De Kamer wordt hier op een later moment over geïnformeerd.

11

Vraag:

Wat is de reden dat nu pas verplichtingen voor KRW-projecten van latere jaren naar 2024 worden geschoven (p. 15), aangezien de deadline van 2027 al lang bekend is? Welke nieuwe inzichten liggen hieraan ten grondslag?

Antwoord:

Er worden verplichtingen naar voren gehaald om de oplopende planfase-kosten te financieren, zodat de planfases ook versneld kunnen worden afgerond.

12

Vraag:

Hoe verhoudt de verschuiving van de uitgaven voor de KRW van 2024 en 2025 naar 2026 en 2027 zich tot het halen van de deadline van 2027?

Antwoord:

Omdat de daadwerkelijke aanleg van de, met deze middelen te financieren maatregelen grotendeels in 2026/2027 plaatsvindt, zullen ook de uitgaven grotendeels in die jaren worden gedaan. Daarbij wordt alles op alles gezet om op 22 december 2027 de maatregelen gerealiseerd te hebben.

13

Vraag:

Wat is de reden van het niet gebruiken van 4,5 miljoen euro voor het uitvoeren van KRW-maatregelen binnen artikelonderdeel «3.02 Onderhoud zoetwatervoorziening»?

Antwoord:

De 4,5 miljoen euro betreft een restbudget na uitvoering van de 1e tranche van KRW. Het budget blijft beschikbaar voor de realisatie van 2e en 3e tranche van de KRW. Het budget is verschoven naar Artikel 7.

14

Vraag:

Waarom is het kasbudget voor het Realisatieprogramma KRW verlaagd naar 81 miljoen euro?

Antwoord:

Het betreft geen verlaging van het budget, het betreft een verschuiving van het budget omdat de daadwerkelijke aanleg van de maatregelen grotendeels in 2026/2027 plaatsvindt.


X Noot
1

Kamerstukken 29 984, nr. 1184.

Naar boven