36 550 IX Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

D VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR FINANCIËN1

Vastgesteld 5 juli 2024

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de JA21-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en hebben daarover enkele vragen en opmerkingen.

Het lid van de 50PLUS-fractie heeft kennisgenomen van de Wijziging begrotingsstaten van het Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2024 behorende bij de Voorjaarsnota 2024 en heeft daar veel vragen en opmerkingen over.

De leden van de BBB-fractie sluiten zich aan bij de inbreng van de fracties van JA21 en 50PLUS.

Vragen en opmerkingen van de leden van de JA21-fractie

Kan de regering toelichten hoe het kan dat de oorspronkelijke budgetramingen zo significant afwijken van de nu benodigde bedragen? Welke omstandigheden en keuzes hebben tot bijstelling van de begrotingen geleid en welke lessen zijn hieruit te trekken voor de toekomst? Welke factoren zijn over het hoofd gezien of onderschat bij de oorspronkelijke ramingen?

Wat zijn de specifieke maatregelen die nu genomen worden om de kosten van de hersteloperatie toeslagen te beheersen en verdere overschrijdingen te voorkomen? Kan de regering inzichtelijk maken wat de belangrijkste doelstellingen en mijlpalen zijn in dit plan? Kan de regering voorts verhelderen wat de verhouding is tussen de geraamde kosten van de uitvoering ten opzichte van de uitkering?

De leden van de JA21-fractie vragen hoe de effectiviteit van deze maatregelen wordt gemonitord en geëvalueerd. Kan de regering de Kamer informeren over de totaalsom van de uitvoeringskosten van de toeslagenaffaire, het totale budget voor de Catshuisregeling en de geraamde uitgaven voor de aanvullende regelingen, waaronder de regeling via Stichting Gelijkwaardig Herstel? Deze leden wensen graag het totaaloverzicht te behouden van de kosten van deze affaire, bij voorkeur opgesplitst in de verschillende uitgaven voor de compensatieregelingen en de uitvoeringskosten.

Vragen en opmerkingen van het lid van de 50PLUS-fractie

Het lid van de 50PLUS-fractie verneemt graag of de regering het beleid van het kabinet Rutte IV inzake de toeslagenaffaire over zal nemen? Indien dit niet het geval is, op welke punten zal de regering afwijken van dat beleid en op grond van welke overwegingen?

De volgende vragen hebben betrekking op de Voorjaarsnota 2024. Op de kamervraag «in hoeverre de ingeboekte onderuitputting 2024–2025 neerslaat bij middelen die bestemd of faciliterend zijn voor de woningbouw», antwoordde de Minister «dat er geen onderuitputting is ingeboekt op middelen die bestemd zijn voor woningbouw»2. Het lid van de 50PLUS-fractie vraagt of hiermee wordt bedoeld dat er naar verwachting helemaal geen onderuitputting op zal treden op dit beleidsthema of slechts dat het niet is ingeboekt? Kan uit het antwoord «dat er geen onderuitputting is ingeboekt op middelen die bestemd zijn voor woningbouw» ook worden afgeleid dat het de goede kant op gaat met de woningbouwproductie in het algemeen of slechts dat alle bestemde overheidsmiddelen tot besteding komen?

In het antwoord op vraag 107 van de feitelijke vragen naar aanleiding van de Voorjaarsnota, antwoordde de Minister van Financiën het volgende: «In de 17e Studiegroep Begrotingsruimte staat dat de geraamde uitgaven aan AOW tussen 2023 en 2023 toenemen van 48 miljard euro naar 57 miljard euro (in constante prijzen)»3. Is het juist dat hier per abuis een verkeerd jaartal is genoteerd? Met welk jaar wordt 2023 vergeleken? Heeft het lid van de 50PLUS-fractie het juist begrepen dat de Nederlandse AOW, in vergelijking met andere Eurolanden, verreweg de minst kostbare collectief gefinancierde oudedagsvoorziening op basis van een omslagstelsel is? Kunt u de kosten van het Nederlandse omslagstelsel voor de AOW afzetten tegen de kosten van de collectief gefinancierde omslagstelsels in de tien grootste Eurolanden, uitgedrukt als percentage van het Bruto binnenlands product? Kan op basis van deze cijfers gesteld worden dat de vergrijzingsdruk in Nederland behoort tot de laagste binnen de eurozone? Indien dit niet het geval is, waarom niet?

In het antwoord op vraag 107 van de feitelijke vragen naar aanleiding van de voorjaarsnota leest dit Kamerlid het volgende: «Bij de ambitieuze investeringsagenda komt dit doordat er in het coalitieakkoord Rutte IV voor is gekozen om middelen vrij te maken ten behoeve van belangrijke maatschappelijke uitdagen, bijvoorbeeld op het gebied van klimaat, onderwijs en de woningmarkt. Alles verder gelijk leidt dit tot een verslechtering van de overheidsfinanciën»4. Is het aantoonbaar dat de hier bedoelde investeringsagenda per saldo beter uitpakt voor de overheidsfinanciën, dan wanneer deze middelen zouden worden ingezet voor groeibevorderende belastingverlaging?

Het lid van de 50PLUS-fractie merkt op dat in tabel 1 Samenvatting uitgavenbesluitvorming op pagina 9 van de Voorjaarsnota,5 bij «halfgeleidersector» evenals bij «bijdrage uit Nationaal Groeifonds» een minteken staat bij de bedragen voor 2024 en 2025. Klopt dit wel, aangezien een minteken volgens de tabel lagere uitgaven aangeeft?

Voorts wijst dit lid op tabel 38 uit de (ontwerp)begroting Veiligheid en Justitie 20246 en constateert dat het kabinet in september 2023 verwachtte dat de uitgaven aan het vreemdelingenbeleid in 2027 dalen van 4,5 naar 2,1 miljard euro. Kan de uit tabel 38 geconstateerde verschil worden geactualiseerd op basis van de aanpassingen in de Voorjaarsnota 2024? Erkent de regering dat het verhogen van de uitgaven voor asiel voor de jaren 2024, 2025 en 2026 maar niet voor 2027 en verder, betekent dat de reeds zeer scherpe daling van de verwachtte uitgaven aan asiel in 2027, in euro’s nog veel scherper wordt? Vraagt de extreem scherpe daling van de verwachtte uitgaven aan asiel in 2027 om bijsturing? Indien dit niet het geval is, waarom niet?

Heeft de regering de verwachting dat de onderuitputting, zoals gepresenteerd in de Voorjaarsnota 2024, toe of af zal nemen als gevolg van de maatregelen uit het hoofdlijnenakkoord?

Bij de beantwoording van de feitelijke vragen over de Voorjaarsnota 2024, leest dit lid bij vraag 107 dat: «bij ongewijzigd beleid zullen de ambitieuze investeringsagenda, oplopende rentelasten en vergrijzingskosten er inderdaad voor zorgen dat de overheidsfinanciën geleidelijk verslechteren.»7 Is het juist om te veronderstellen dat de ambitieuze investeringsagenda van het vorige kabinet niet ongewijzigd blijft? Hoeveel wordt er volgens het hoofdlijnenakkoord bezuinigd op de genoemde ambitieuze investeringsagenda? Valt deze investeringsagenda dan ook weg als bron van verslechtering van de overheidsfinanciën en zo nee, waarom niet?

De volgende vragen zien op de afhandeling van het Toeslagen Herstel en de SGH-route in relatie tot de Voorjaarsnota 2024. Is de regering bekend met het artikel in «De Correspondent» van auteur Jesse Frederik van 11 juni 2024 «De compensatieregeling voor de toeslagen-affaire: onuitlegbaar, onuitvoerbaar, onbetaalbaar»?8 Kan de regering aangeven of het klopt dat op dit moment in totaal 9,3 miljard euro is gereserveerd voor de optelsom van compensatieregelingen en dat hier door verdere verruiming van de compensatieregeling nog eens 1,2 tot 4,7 miljard euro bij kan komen?

Wat is de reden dat over de jaren 2025, 2026 en 2027 in totaal 900 miljoen euro aan aanvullende schaderoutes wordt geboekt als reservering op de «aanvullende post»? Kan dit worden gekenmerkt als een post onvoorzien? Is het juist dat er inmiddels 2.277 fte werkzaam zijn bij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT)? Hoeveel is dit uitgedrukt als percentage van de huidige bezetting van de Belastingdienst/Toeslagen?

Deelt de regering de opvatting van de 50PLUS-fractie dat er sinds de start van het toeslagen herstel sprake is geweest van een uitdijing van het begrip gedupeerde? Wordt voorts de opvatting gedeeld dat er sluipenderwijs een stevige discrepantie is ontstaan tussen de gedupeerde in de publieke verbeelding en de gedupeerde in de compensatieregeling? Welke consequenties worden hieraan verbonden met betrekking tot het te voeren beleid?

Deelt de regering de opvatting van dit Kamerlid dat het bij de optelsom van compensatieregelingen inmiddels gaat om zo’n beetje iedereen bij wie ooit iets is misgegaan met kinderopvangtoeslag? Indien dit niet het geval is, waarom niet?

Is de regering ermee bekend dat de vaktechnisch adviseurs van het UHT in een interne notitie van september 2022 reeds hun bedenkingen hebben geuit bij de steeds verdere oprekking van het begrip gedupeerde? Tot welke beleidsconsequenties hebben deze bedenkingen geleid? Indien er geen beleidsconsequenties zijn getrokken, waarom niet? Kan worden toegelicht wat er precies is gedaan met de interne conclusie van de vaktechnisch adviseurs dat «het algemene beeld is dat we, na de eerste duizenden beoordelingen van ouders, steeds meer dossiers tegenkomen waarbij er geen sprake is van gedupeerdheid of zou moeten zijn»?

Heeft het lid van de 50PLUS-fractie het goed begrepen, dat in een zeer groot deel van de dossiers, sprake is van de compensatiegrond «institutioneel vooringenomen handelwijze», maar dat dit in de praktijk vaak of meestal gevallen zijn waarin de belanghebbenden nooit hebben gereageerd op herhaaldelijke informatieverzoeken? Hoe legt de regering uit dat mensen die vandaag de dag niet reageren op brieven van de Belastingdienst/Toeslagen met een terugvordering te maken krijgen? Hoe legt de regering uit dat degenen die nu zo handelen, alles moeten terugbetalen; maar degenen die toen zo handelden 30.000 euro krijgen? Graag een toelichting op dit punt.

Is het juist dat ouders zelfs compensatie kunnen krijgen zonder dat het ooit tot een terugvordering is gekomen? Om hoeveel dossiers gaat het in dit verband? Erkent de regering dat hiermee een nieuwe doelgroep van gedupeerden is ontsloten die hebben bijgedragen aan toegenomen administratieve last van het proces van het Toeslagen Herstel? Is het voorts juist dat iedereen met de compensatiegrond «opzet/grove schuld» wordt aangemerkt als gedupeerde van de toeslagenaffaire?

Heeft het lid van de 50PLUS het goed begrepen dat in gevallen waar de Raad van State oordeelde dat er sprake was van een «ernstige nalatigheid of grove onachtzaamheid» van betrokkenen, deze gevallen voor de UHT allemaal zijn aangemerkt als slachtoffer van de toeslagen affaire? Indien dit niet juist is, wat voor een inhoudelijk onderscheid wordt er dan nog precies gemaakt?

Veronderstelt, zo vraagt dit Kamerlid, de gekozen werkwijze dat de Belastingdienst in de afgelopen twintig jaar nooit iemand terecht van misbruik met kinderopvangtoeslag heeft beticht?

Hoe beoordeelt de regering de volgende conclusie van Jesse Frederik: «Zo lijkt de geschiedenis van de toeslagen affaire zich langzaamaan in spiegelbeeld te herhalen. Waar eerder naar de kleinste fouten werd gespeurd om grote bedragen aan toeslagen terug te vorderen, wordt nu naar de minste aanleiding gezocht om grote bedragen aan compensatie uit te keren.»9 Welke beleidsconsequenties zouden hieraan moeten worden verbonden volgens de regering?

Wat is het oordeel van de regering over de constatering dat na de introductie van de Catshuisregeling in januari 2021, het aantal aanmeldingen van gedupeerden toenam van 8.000 tot bijna 70.000? Deelt de regering de opvatting van dit Kamerlid dat de poging om met de Catshuisregeling een versnelling in het proces aan te brengen, faliekant is mislukt? Zo nee, waarom niet?

Wordt de opvatting van dit Kamerlid gedeeld dat een potentieel gedupeerde van de toeslagenaffaire inmiddels veel meer rechten heeft dan slachtoffers van andere ellende, zoals aangegeven in het bovengenoemde artikel van Jesse Frederik in De Correspondent? Indien niet dan graag een uitgebreide toelichting waarom dit niet aan de orde zou zijn.

Deelt de regering de opvatting van dit Kamerlid dat zelfs mensen die geen schijn van kans maken op compensatie er belang bij hebben zich te melden bij de UHT? Bijvoorbeeld vanwege het feit dat bij iedereen die zich als gedupeerde meldt, onmiddellijk de invordering van overheidsschulden wordt gepauzeerd? Erkent de regering dat vrijgevigheid met forfaitaire bedragen ertoe leidt dat vrijwel iedereen die iets te maken heeft gehad met kinderopvangtoeslag, er verstandig aan doet om zich aan te melden als gedupeerde? Op welke wijze heeft de regering rekening gehouden met een zogenoemde aanzuigende werking? In hoeverre balt het de regering aan te rekenen dat er onvoldoende rekening is gehouden met een «aanzuigende werking»? Is het op enigerlei wijze denkbaar dat er bij het opschalen van de SGH-route een vergelijkbaar effect optreedt? Indien niet, waarom kan of zal dit niet het geval zijn? Welke waarborgen worden geboden om deze aanzuigende werking te voorkomen?

Is het correct dat aanmelders als gedupeerden, standaard gratis rechtsbijstand van de overheid krijgen? Op welk moment is dit beleid ingezet? Is er een verband tussen het verlenen van recht op gratis rechtsbijstand en de toenemende doorlooptijd van de afhandeling? Graag een toelichting.

Kan worden bevestigd dat er inmiddels 56 miljoen euro aan dwangsommen is uitbetaald door de UHT? Is het juist dat dwangsommen ook kunnen worden geïncasseerd door mensen die zich wel bij het UHT hebben aangemeld, maar die nooit als gedupeerde zijn aangemerkt? Kan dat cijfermatig inzichtelijk worden gemaakt als percentage van het totaal aan betaalde dwangsommen?

Het lid van de 50PLUS-fractie vraagt hoeveel van de bezwaarzaken mensen betreft die niet door de eerste toets zijn gekomen? Hoeveel van de bezwaarzaken betreft mensen die niet door de integrale beoordeling zijn gekomen en hoeveel van de bezwaarzaken komen van niet-gedupeerden?

Het lid van de 50PLUS-fractie heeft kennis genomen van het voornemen om bezwaarzaken te schikken voor vijfduizend euro. In dat geval is het, volgens dit lid – gelet op de voorgaande vragen en antwoorden – toch onvermijdelijk dat niet-gedupeerden met gratis rechtsbijstand zullen worden beloond voor slecht gedrag? Wat is het oordeel van de regering hierover, graag voorzien van een uitgebreide toelichting op dit punt.

In hoeverre wordt door gemeenten verleende ondersteuning aan gedupeerden van de Toeslagenaffaire meegenomen in de definitieve beoordeling binnen het kader van de SGH-route en in de financiële becijfering van de vergoeding(en)? Is het juist dat in het kader van de SGH-route dikwijls schadevergoedingen worden toegekend die een veelvoud zijn van de oorspronkelijke terugvordering? Is het voorts juist dat SGH dit uitlegt met het argument dat «de terugvordering van kinderopvangtoeslag heeft gezorgd voor een cascade aan ellende?» Betekent dit niet dat een dergelijke onderbouwing van een schadevergoeding niet alleen aanzuigend werkt, maar ook onrechtvaardig is jegens iedereen die in andersoortige geschillen met de overheid met een cascade/escalatie van problemen te maken heeft gekregen?

Kan de mogelijkheid bestaan dat opschaling van de SGH-route, net als eerdere elementen van het Toeslagen Herstel in brede zin, kan leiden tot een nieuwe golf van aanmeldingen van gedupeerden? Kan de opschaling van de SGH-route aanlopen tegen dezelfde of nieuwe administratieve complicaties die het proces van Toeslagen Herstel verder belasten?

Is het oordeel van de regering dat het momenteel moeilijk vol te houden is, dat SGH nog «overeenkomstig het civiele schadevergoedingsrecht» handelt, zoals de Wet hersteloperatie toeslagen voorschrijft?» Indien niet, waarom niet? Welke waarborgen zijn er dat overeenkomstig deze wet wordt gehandeld? Welke afspraken zijn of worden hieromtrent gemaakt?

Het lid van de 50PLUS-fractie constateert dat de nota van wijziging de budgettaire rechtmatigheid van de begrotingsmiddelen regelt,10 maar dat hiermee de schade uitkeringen als zodanig nog niet rechtmatig zijn overeenkomstig het civiele schadevergoedingsrecht. Deelt de regering deze constatering? Zo niet, waarom niet?

Het lid van de 50PLUS-fractie constateert voorts dat uit de evaluatie van de SGH blijkt dat er geen relatie bestaat of hoeft te bestaan tussen de omvang van de terugvordering en de toegekende schade. Kan dit worden bevestigd?

Kan de in het bovengenoemde artikel van Jesse Frederik in De Correspondent genoemde voorbeelden worden bevestigt? Is het juist dat een gedupeerde met een oorspronkelijke terugvordering van 1.100 euro, 83.000 euro aan schadevergoeding ontvangt? Klopt het dat in 30 procent van de onderzochte dossiers aantoonbaar schade is vergoed die stamt vóór de toeslagenaffaire en dat dit bij de overige 70 procent niet met zekerheid valt vast te stellen? Is het juist dat in 11 van de 14 onderzochte dossiers het verhaal van de ouder niet rijmt met beschikbare gegevens van de overheid? Acht de regering de voorbeelden in overeenstemming met het civiele schadevergoedingsrecht? Welke overwegingen heeft zij daarvoor?

De Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane schrijft in haar brief dat continuering van de SGH-route onder pilot-voorwaarden tot onuitlegbare uitkomsten en daarnaast onrechtmatigheid leidt. Kan dit worden toegelicht in het licht van het feit dat één van de pilotvoorwaarden was dat «financiële uitkomsten passen binnen het juridische kader en tevens uitlegbaar zijn»? Wat is het antwoord op de vraag of de stichting zich daar wel of niet aan heeft gehouden?

Is het volgens de regering de bedoeling dat de SGH in de toekomst binnen de grenzen van het civiele schadevergoedingsrecht werkt? Hoe wordt dit afgedwongen? Welke waarborgen bestaan daarvoor? Is het juist dat er nog geen nieuwe dienstverleningsovereenkomst met de SGH is opgemaakt dan wel is goedgekeurd? Is er een wetswijziging nodig om de dienstverleningsovereenkomst te legitimeren? Zo niet, waarom niet?

Dient er rekening mee worden gehouden dat er in een later stadium een wetswijziging moet komen om de gesignaleerde ruimhartige werkwijze binnen de SGH-route met terugwerkende kracht te legitimeren (zoals eerder leek te worden gesuggereerd in een Kamerbrief), aldus dit Kamerlid?

Kan het vermoeden van dit Kamerlid worden weerlegt dat van de Eerste Kamer wordt verwacht dat zij een blanco cheque van 2,3 miljard euro uitschrijft? Hoe valt zo’n blanco cheque, zo vraagt dit Kamerlid, te rijmen met het feit dat de betrokken stichting zich in het verleden kennelijk niet aan de afspraken heeft gehouden en uitkeringen doet die als onrechtmatig kunnen worden beschouwd?

Er wordt in algemeenheid gesproken over de opschaling, maar nergens wordt volgens dit Kamerlid duidelijk gemaakt hoe de zeer grote problemen die in de evaluatie worden aangestipt rond opschaling, worden opgelost. Wanneer denkt de regering dit uitgewerkt te hebben?

Is het juist dat er minimaal ongeveer 40.000 vrijwilligers nodig zullen zijn als «luisterend schrijver», terwijl er tot op heden slechts 2.200 vrijwilligers zijn geworven? Welke garanties zijn er dat het mogelijk is om een dergelijke opschaling te realiseren? Hoe denkt de regering de benodigde functionarissen te werven in de huidige krappe arbeidsmarkt? Is de kans niet aanzienlijk dat hier een nieuwe flessenhals gaat ontstaan, waardoor ouders weer tijden in de wachtrij zouden moeten staan?

De nieuwe dienstverleningsovereenkomst met SGH zal – vermoedelijk – meer eisen stellen aan de bewijslast en de uitlegbaarheid dan nu het geval is, aldus dit Kamerlid. Is er een indicatie beschikbaar van wat dit betekent voor de benodigde personele inzet bij SGH? Zijn de schattingen uit de evaluatie dan nog wel passend? Welke implicaties zal de nieuwe dienstverleningsovereenkomst hebben op de doorlooptijd? Leidt opschaling van de SGH-route met bijbehorende uitbreiding van het aantal functionarissen, tot een gelijktijdige en gelijkwaardige afschaling van de personele formatie van de UHT en of bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS)? Indien niet, waarom niet? Hoe aannemelijk is het dat als zich zes keer meer mensen melden voor de werkelijke schadebeoordeling bij SGH dan nu bij CWS, het proces wederom geplaagd zal worden door vertragingen? Wat maakt dat SGH zo uniek is dat zij niet dezelfde problemen gaat ondervinden als UHT en CWS toen deze werden geconfronteerd met een veelvoud aan aanmeldingen?

Al in maart 2020 waarschuwde de commissie Donner dat wanneer niet duidelijk afgebakend zou worden wie aanspraak maakt op compensatie, de hersteloperatie onherroepelijk uit de hand zou lopen. «De aanpak van de erfenis van vijftien jaar kinderopvangtoeslag wordt een uitzonderlijk groot project» waarschuwde de commissie Donner. «Het risico is daarom reëel dat het ambtelijk apparaat binnen korte tijd zal worden overstroomd door een golf van verzoeken en daarin zal verdrinken. Dat moet niet onderschat worden». Kan de regering, zo vraagt dit Kamerlid, weerleggen dat zij precies in de val is gelopen waar de commissie Donner in 2020 expliciet voor heeft gewaarschuwd?

De Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane schrijft in haar brief van 31 mei 2024 aan de Tweede Kamer dat: «reeds bij het starten van deze route in juni 2023 is geconstateerd dat de SGH-route in potentie onrechtmatig is. Dat komt door de scope van de Wht die in beginsel alleen een schaderoute via de CWS voorziet. Op dit moment worden de juridische consequenties hiervan verder onderzocht. Indien sprake blijkt van (mogelijke) onrechtmatigheid kan één van de juridische oplossingen een wetswijziging zijn. Mocht dat het geval blijken, zal de Kamer worden geïnformeerd.» Kan worden aangegeven welke juridische oplossingen voor de mogelijke onrechtmatigheid denkbaar zijn? Of is een wetswijziging de enige juridische oplossing? Is het uitlegbaar dat een jaar na het starten van deze route, nog steeds niet duidelijk is of de SGH-route rechtmatig is en tevens niet duidelijk is of er een wetswijziging nodig is om de SGH-route rechtmatig te maken?

Het lid van de 50PLUS-fractie verzoekt of de volgende informatie over de stichting SGH verstrekt worden, te weten de samenstelling van het bestuur en Raad van Toezicht en het aantal vrijwilligers en informatie over de samenstelling van deze groep. Zijn er bijvoorbeeld leden van de Tweede Kamer of van de Eerste Kamer actief als vrijwilliger voor de stichting? Wat is de opvatting over eventuele deelname van parlementsleden als vrijwilliger? Krijgen de vrijwilligers een vergoeding en zo ja, wat voor een vergoeding is dat? Kan informatie worden gegeven over de actuele geldstromen van de stichting in 2023 en 2024?

Het lid van de 50PLUS-fractie heeft een aantal vragen naar aanleiding van de nota van wijziging op de eerste suppletoire begroting van Financiën inzake de hersteloperatie Toeslagen.11 Kan worden toegelicht wat de reden is dat de tijd tussen het einde van de pilot en de start van de definitieve route zo kort mogelijk worden gehouden, terwijl de gesprekken met de SGH lopen? Moet niet gewacht worden tot er definitieve afspraken zijn met SGH? Zo niet, waarom niet?

Kan voorts worden toegelicht waarom de schaderoute via SGH voor de zomer moet worden opgeschaald en daarbij opvolging te geven aan de aanbevelingen uit de evaluatie en de route primair te richten op gedupeerden voor wie de Catshuisregeling van 30.000 euro onvoldoende is? Waarom wordt de route primair gericht op deze groep?

Waarop is het vertrouwen gebaseerd dat het sluiten van een dienstverleningsovereenkomst op korte termijn mogelijk zou moeten zijn? Kan in detail aangegeven worden wat de concrete voortgang is van de gesprekken en welke stappen inmiddels concreet zijn gezet in relatie tot de kamerbrief van 31 mei 2024?12

Waarom heeft het kabinet de nota van wijziging op de eerste suppletoire begroting van Financiën niet zoveel eerder ingediend dat het mogelijk was de stemmingen over de Voorjaarsnota 2024 in de Tweede Kamer zo tijdig mogelijk te maken dat vervolgens ook de Eerste Kamer nog zo tijdig mogelijk de voorstellen zou kunnen behandelen voor het zomerreces? Was de reden dat niet eerder opvolging kon worden gegeven aan de aanbevelingen van de evaluatie? Zo nee, waarom niet? Was de reden dat de gesprekken met SGH nog lopen? Zo nee, waarom niet? Waarom wordt de begrotingswijziging niet voorgelegd nadat een dienstverleningsovereenkomst is vastgesteld?

Het lid van de 50PLUS-fractie citeert uit de brief van 21 juni 202413 aan de Eerste Kamer: «Daarnaast heb ik tijdens het debat aangekondigd dat ik na het bereiken van een overeenkomst met de SGH een nota van wijziging op de suppletoire begroting zal sturen». Kan uitvoerig worden gemotiveerd waarom nu van deze lijn wordt afgeweken? Wordt erkend dat stemmingen over de Suppletoire begroting Financiën 2024 en meer specifiek de nota van wijziging op de begroting Financiën, behoren plaats te vinden nadat de dienstverleningsovereenkomst is vastgesteld?

Kan worden toegelicht waarom een zo spoedig mogelijk vervolg van de SGH-route gefaciliteerd moet worden en reeds budgettaire middelen beschikbaar moeten worden gesteld, terwijl de onderliggende criteria voor toe te kennen compensatie van de SGH-route nog niet vaststaat?

Door de nota van wijziging voor te leggen aan de Tweede Kamer kan, zo is toegelicht, de route via SGH na het tekenen van de dienstverleningsovereenkomst met SGH snel van start gaan met voldoende beschikbaar budget. Maar in de brief van 26 juni wordt expliciet daaraan toegevoegd »indien het resultaat van de gesprekken met SGH redelijkerwijs binnen de kaders van de nota van wijziging vallen».14 Wat zijn de gevolgen als het eindresultaat van die gesprekken niet binnen dat kader valt. Hoe wordt dat getoetst?

Voorts wordt in de brief van 26 juni15 gemeld dat voor alle uitgaven aan de SGH-route geldt het voorbehoud dat pas verplichtingen en uitgaven worden aangegaan na ondertekening van de dienstverleningsovereenkomst. Kan de Eerste Kamer ook worden geïnformeerd over het akkoord inzake de dienstverleningsovereenkomst en kan deze Kamer ook een oordeel geven over de inhoud alvorens verplichtingen worden aangegaan? Kan de inhoud van de bestaande dienstverleningsovereenkomst met de Staten Generaal gedeeld worden? Zo niet, waarom niet? Als het eindresultaat wel binnen de kaders van deze nota van wijziging valt, is dit bedrag dan een plafond? Of met andere woorden het maximaal beschikbare budget? Of komt er dan een nieuwe nota van wijziging met suppletoire begroting voor de wérkelijk verwachte overschrijding? Kan worden aangegeven dat compensatie wordt gestaakt als er overschrijding dreigt? Hoe kan worden voorkomen dat een blanco cheque wordt verleend?

Het lid van de 50PLUS-fractie heeft er begrip voor dat het kabinet wil voorkomen dat ouders niet langer dan nodig is moeten wachten op duidelijkheid. Maar daarbij is van wezenlijk belang dat aan die wens vooraf gaat dat beide Kamers der Staten-Generaal duidelijkheid moeten hebben over het eindresultaat van de gesprekken over de dienstverleningsovereenkomst. Deelt de regering deze opvatting?

Erkent het kabinet dat een iets langere wachttijd te billijken is vanuit zorgvuldige en uitvoerbare wetgeving en ook vanuit het gegeven dat vele duizenden gedupeerden die niet onder de SGH-route vallen, al heel lang wachten en helaas nog vele maanden zullen moeten wachten op duidelijkheid?

In het debat op 13 juni 2024 in de Tweede Kamer over de afhandeling van de aanvullende schade heeft de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane aangegeven dat «continuering van de SGH-route onder de pilot voorwaarden tot onuitlegbare uitkomsten leidt en daarnaast tot onrechtmatigheid». Is de regering het met dit Kamerlid eens dat het ook gaat om een grote doch ongewisse extra compensatie die vanuit de schatkist moet worden betaald? Waarom wordt er dan overhaast een nota van wijziging van 2,3 miljard op de suppletoire begroting Financiën ingediend, waarvan nog niet eens uitgelegd kan worden in hoeverre dit bedrag voldoende is?

Het vorige Kabinet spreekt in de brief van 26 juni 2024 de wens uit de pilot van de SGH op te schalen en heeft daar een aantal voorwaarden aan verbonden om de aandachtspunten uit de evaluatie te adresseren: uitlegbaarheid, schaalbaarheid en robuustheid (van de schadeafhandeling door de SGH). Kan bij elk van deze drie aandachtspunten worden verduidelijkt wat zij concreet aan verbeteringen behelzen? Kan ook getoetst worden of aan de rechtmatigheid wordt voldaan? Een van de voorwaarden was volgens dit Kamerlid immers dat de financiële uitkomsten passen in het juridisch kader en tevens uitlegbaar zijn.

Wat is de onderbouwing van de integrale raming voor het totaal aan aanvullende schaderoutes? De raming op dit moment is 2,3 miljard euro. Verdeeld over 1,4 miljard euro op de financiën begroting en 900 miljoen euro als reservering op de aanvullende post. Gezegd wordt dat dit gebaseerd is op een grofmazige raming, met grote onzekerheden over het aantal gedupeerden per route en hun gemiddelde schade, zoals ook in de budgettaire bijlage bij de brief van 26 juni 2024 is toegelicht.16 Kan op verzoek van dit Kamerlid een meer specifieke onderbouwing van deze raming worden vrijgegeven?

In de brief van 26 juni 2024 wordt opgemerkt dat de dekking van 2,3 miljard euro meegenomen wordt in de budgettaire besluitvorming in augustus.17 Deelt de regering de opvatting van het lid van de 50PLUS-fractie dat een plafond op de aanvullende schaderoute van de SGH dringend gewenst is, mede om ongebreidelde toename van het aantal gedupeerden en gemiddelde schadebedragen te voorkomen? Zo niet, waarom niet? Deze vraag klemt temeer, omdat opgemerkt wordt: «Daarnaast lopen de gesprekken met SGH nog, die nog gevolgen kunnen hebben voor zowel het aantal ingeschatte deelnemers als op de gemiddelde uitgekeerde schadevergoeding».

Voorts leest dit Kamerlid in dezelfde brief dat: «Op basis van ervaringen in Groningen onconventionele maatregelen zijn verkend om de afhandeling op bezwaar te versnellen. Het kabinet gaat een schikkingsvoorstel van 5.000 euro doen voor de afhandeling van bezwaren van gedupeerden die voor 1 juni zijn ingediend en die op 1 september 2024 nog niet zijn afgehandeld.» Is het schikkingsvoorstel een symptoom van een uit de hand lopende kwaal?

Kan worden toegelicht waarom het vorige kabinet de Tweede Kamer heeft verzocht op 27 juni te stemmen over de eerste suppletoire begroting van financiën inclusief de nota van wijziging? Dit lid vraagt dit omdat de nota van wijziging één dag voor de verzochte stemming is ingediend. Is dat om te zorgen dat de Eerste Kamer uiterlijk op 9 juli 2024 stemt?

Dit lid maakt zich ernstige zorgen over het afwegingskader van het toeslagen herstel via de SGH-route, vanwege de onnavolgbare verhouding tot andere compensatieregelingen. In hoeverre is de steeds verdere uitbreiding van de compensatieregeling nog uitlegbaar aan slachtoffers van ander overheidsfalen? Kan het afwegingskader worden toegelicht op basis van de genoemde voorbeelden:

  • 1. Iemand die in de jeugdzorg is verkracht moet bewijs leveren van die gebeurtenis en krijgt dan 10.000 euro. Uit de evaluatie van SGH leert dit lid dat iemand die 1.100 euro heeft moeten terugbetalen, in totaal 83.000 euro schadevergoeding, 2.000 tot 10.000 euro per kind, 10.000 euro voor de ex-partner, kwijting van alle publieke schulden, kwijting van alle private schulden en brede gemeentelijke ondersteuning krijgt. Het uitvragen van bewijs wordt voor toeslagen slachtoffers echter te bezwaarlijk gevonden.

  • 2. Dutchbat III-veteranen kregen een eenmalige schadevergoeding van 5.000 euro. Nabestaanden van de slachtoffers van de genocide bij Srebrenica: 15.000 euro voor weduwen en 10.000 euro voor overige familieleden.

  • 3. Limburgse mijnwerkers die jaren eerder doodgingen door ernstige stoflong. Zij kregen 9.075 euro (en had je een beetje stoflong, dan kon je het vergeten).

  • 4. Nabestaanden van overledenen van Q-koorts. Zij kregen 15.000 euro.

Tot slot vraagt dit Kamerlid wat de doorslaggevende ofwel dwingende reden is waarom de Eerste Kamer nu al zou moeten instemmen met uitvoering van nieuw beleid, in de vorm van een opschaling van de SGH-procedure, wanneer de nota van wijziging hersteloperatie toeslagen nog niet door de Staten-Generaal is aanvaard, nog niet tot wet is verheven en nog niet in werking is getreden, en zonder dat er op dit moment zichtbare en adequate waarborgen lijken te bestaan dat het desbetreffende begrotingsbedrag zal worden besteed in overeenstemming met de wet en zonder dat duidelijk is of dit bedrag wel voldoende zal zijn?

De leden van de vaste commissie voor Financiën zien de antwoorden van de regering met belangstelling tegemoet en ontvangen de nota naar aanleiding van het verslag graag uiterlijk vóór maandag 8 juli 2024 12.00 uur.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Van Ballekom

De wnd. griffier van de vaste commissie voor Financiën, Van Luijk


X Noot
1

Samenstelling:

Kroon (BBB) (ondervoorzitter), Van Wijk (BBB), Heijnen (BBB), Griffioen (BBB), Martens (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Karimi (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Rosenmöller (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD) (voorzitter), Geerdink (VVD), Vogels (VVD), Bovens (CDA), Bakker-Klein (CDA), Aerdts (D66), Moonen (D66), Van Strien (PVV), Visseren-Hamakers (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Apeldoorn (SP), Holterhues (CU), Van den Oetelaar (FVD), Schalk (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
4

Idem.

X Noot
5

Kamerstukken II 2023–2024, 36 550, nr. 1, p. 9.

X Noot
6

Kamerstukken II 2023–2024, 36 410 VI, nr. 2, p. 91.

X Noot
10

Kamerstukken I 2023–2024, 36 550 IX, B.

X Noot
11

Kamerstukken I 2023–2024, 36 550 IX, B.

X Noot
13

Kamerstukken I 2023–2024, 36 550 IX, A.

X Noot
14

Kamerstukken I 2023–2024, 36 550 IX, B.

X Noot
15

Idem.

X Noot
17

Kamerstukken I 2023–2024, 36 550 IX, B, p. 3.

Naar boven