36 550 IV Wijziging van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)

Nr. 4 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 4 juni 2024

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 17 mei 2024 voorgelegd aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij brief van 31 mei 2024 zijn ze door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie, Paulusma

De griffier van de commissie, Meijers

Vragen en antwoorden

Vraag 1:

Bent u bereid in de nabije toekomst een meer gedetailleerde reactie te geven op de aanbevelingen uit het onderzoek van IdeeVersa, in aanvulling op de brief van 19-4-2024, bijvoorbeeld als het gaat om de aanbevelingen enkele meer specifieke uitkeringen aan het BES-fonds toe te voegen, à la de integratie-uitkering en de decentralisatie-uitkering? Is het mogelijk de hoofdlijnen van deze nadere reactie al in antwoord op deze vragen bij de eerste suppletoire te geven?

Antwoord:

Als het gaat om de tien aanbevelingen van IdeeVersa zijn deze nagenoeg allemaal opgevolgd en/of worden deze aanbevelingen nader uitgewerkt. Zie hieronder per aanbeveling de stand van zaken:

Aanbeveling 1: Aan de eerste aanbeveling – om voldoende middelen structureel ter beschikking te stellen aan de eilanden voor de uitvoering van de huidige taken – is met de toevoeging van € 8,6 mln. bij de Voorjaarsnota 2024 invulling gegeven. Het is nu aan u om hiermee in te stemmen bij de 1ste suppletoire begroting.

Aanbeveling 2: Met betrekking tot de tweede aanbeveling om middelen voor structurele taken ook structureel ter beschikking te stellen aan de eilanden (in plaats van via incidentele bijzondere uitkeringen) worden nog vervolgstappen gezet in afstemming met de betrokken departementen conform de motie van de leden Van den Berg en Wuite. Het komende half jaar zal hier een verkenning op plaats vinden met de betrokken departementen zoals de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering u eerder schriftelijk heeft laten weten (Kamerstuk 36 550 IV, nr 3.).

Aanbeveling 3 en 5: Kijkende naar de derde en vijfde aanbeveling ten aanzien van voorzieningen en investeringen, zal zoals de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering eerder u schriftelijk heeft laten weten (Kamerstuk 36 550 IV, nr 3.), een onderzoek worden gestart naar de noodzakelijke investeringen, onderhoud en vervanging van de eilandelijke fysieke infrastructuur. Parallel hieraan wordt onderzocht hoe de leenmogelijkheden van de openbare lichamen kunnen worden verbeterd en hoe het activeren en afschrijven van kapitaalgoederen kan worden verbeterd.

Aanbeveling 4: De vierde aanbeveling met betrekking tot een gezamenlijke inzet op digitalisering voor Caribisch Nederland is ingezet via de werkagenda voor een veilige, inclusieve en kansrijke digitale samenleving.

Aanbeveling 6: Als het gaat om aanbeveling zes met betrekking tot het principe van wederkerigheid voor het meewegen van de belastingopbrengsten van de eilanden, is dit uitgangspunt meegenomen in het bepalen van de hoogte van de toevoeging van de € 8,6 mln. aan het BES-fonds.

Aanbeveling 7: Aan aanbeveling zeven is invulling gegeven door de invoering van de nieuwe bbp-systematiek per 2024. Deze systematiek geeft de eilanden een meerjarig beeld van de verwachte indexatie en geeft daarnaast ruimte eigen beleidsafwegingen te kunnen bekostigen. Het naleven van artikel 87 van de FinBES met betrekking tot de bekostiging van nieuwe taken blijft een belangrijk uitgangspunt.

Aanbeveling 8: Kijkende naar aanbeveling acht is het Ministerie van BZK zoals hier reeds boven beschreven, aan het onderzoeken hoe de leenmogelijkheden van de eilanden kunnen worden verbeterd, maar wordt er vooralsnog niet over gegaan tot het invoeren van een nieuw type uitkering aan de BES-eilanden. De eilanden en het Cft BES hebben aangegeven dat het huidige stelsel al voldoende ruimte biedt en het toevoegen van een nieuw type uitkering het stelsel onnodig ingewikkeld zou maken.

Aanbeveling 9: Verder als het gaat om aanbeveling negen waarin wordt aanbevolen om zicht op het stelsel van de financiële verhoudingen te houden zodat scheefgroei en/of het uit elkaar groeien van wederzijdse verwachtingen wordt voorkomen, worden de nodige stappen gezet. Allereerst is de aanbeveling om te gaan werken met een circulaire met daarin de financiële mutaties en belangrijke beleidsvoornemens per eiland, overgenomen. Daarnaast wordt gewerkt aan een onderhoudssysteem van het BES-fonds vergelijkbaar met die van het gemeentefonds. Het streven is met ingang van 1 januari 2026 het systeem operationeel te hebben, waarin per taakveld op basis van de jaarrekening en begroting de uitgaven van de openbare lichamen gevolgd kunnen worden, zodat gemonitord kan worden of de taken en middelen in evenwicht zijn. Tot slot wordt de aanbeveling om een bestuurlijk overleg financiële verhoudingen (Bofv) voor Caribisch Nederland in te voeren, overgenomen.

Aanbeveling 10: De laatste aanbeveling van IdeeVersa betreft het advies om meer samen te werken en te zorgen voor kennisdeling tussen de openbare lichamen, gemeenten, provincies, waterschappen en samenwerkingsverbanden. Dit vraagstuk heeft zoals u weet volop de aandacht van de Staatssecretaris van Koninkrijksrelaties en Digitalisering en wordt op diverse fronten ten uitvoering gebracht, waarbij gedacht moet worden aan uitwisselingstrajecten via de VNG, het inrichten van een zogeheten Caribendeks bij de VNG en ga zo maar door.

Vraag 2:

Kan worden aangegeven om welke reden een zichtbare overboeking ontbreekt op de begroting Justitie en Veiligheid van de gelden die worden overgeboekt voor het Gemeenschappelijk Hof, het Openbaar Ministerie Aruba en het Parket-Generaal? Kan hier alsnog in worden voorzien?

Antwoord:

In de begroting van Koninkrijksrelaties is deze de mutatie zichtbaar voor het Gemeenschappelijk Hof, het Openbaar Ministerie Aruba en het Parket-Generaal. Het Ministerie van BZK gaat niet over de begroting van het Ministerie Justitie en Veiligheid. De begroting van het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft een hogere staffel voor het opnemen en toelichten van bedragen.

Vraag 3:

Wat is de precieze reden voor de kasschuif van € 11 miljoen op de onderwijshuisvesting op Curaçao?

Antwoord:

De reden voor de kasschuif van € 10,6 mln. naar 2025 is dat de voorbereidingen voor het onderhoud aan de derde tranche scholen langer duurt dan eerder werd gedacht. De voorbereidingen die nog moeten worden getroffen zijn onder andere het maken van gedetailleerdere ramingen en bestekken en het uitvoeren van de aanbestedingen. Daarnaast duren de werkzaamheden langer omdat er beperkte aannemerscapaciteit is op Curaçao, waardoor de tranches meer volgtijdelijk uitgevoerd zullen worden.

Vraag 4:

Kan er een overzicht worden gegeven van de oorspronkelijke planning van de middelen voor de onderwijshuisvesting op Curaçao, versus de daadwerkelijke besteding daarvan tot dusverre?

Antwoord:

De onderstaande tabel geeft de raming van de middelen voor onderwijshuisvesting Curaçao weer toen deze voor het eerst op de KR-begroting werden geraamd. Daarnaast wordt de realisatie (verlening aan Curaçao) tot nu toe weergegeven en de raming voor 2024 en 2025 conform de eerste suppletoire begroting. Het verschil in het meerjarige totaalbedrag wordt veroorzaakt door in het verleden verwerkte correcties voor koersverschillen en loon- en prijsbijstelling.

Vraag 5:

Wat zijn de precieze redenen voor de vertragingen door de jaren heen?

Antwoord:

In het antwoord op vraag 3 is een toelichting gegeven op de vertraging in de uitgaven van middelen voor onderwijshuisvesting op Curaçao. Hieronder wordt een aanvullend antwoord gegeven voor het geval dat in de vraag wordt gedoeld op de redenen voor de kasschuiven op de middelen voor de Landspakketten in het algemeen. In 2021 zijn de middelen voor de uitvoering van de Landspakketten op de KR-begroting beschikbaar gesteld, met een oploop naar € 30,4 mln. in 2023. In de jaren 2022–2024 zijn verschillende kasschuiven verwerkt in de middelen voor de uitvoering van de Landspakketten, om deze meer in lijn te brengen met het verwachte ritme van uitgaven. In 2022 werd de noodzaak tot verschuiving voornamelijk veroorzaakt doordat de voorbereidingen van hervormingen in de vorm van verschillende onderzoeken, doorlichtingen, en nulmetingen langer duurden dan eerder werd aangenomen. Deze onderzoeken hebben tevens de complexiteit, impact, onderlinge samenhang en afhankelijkheid van de hervormingen duidelijker voor het voetlicht gebracht, met de gevolgen voor de aanpak en benodigde kwantitatieve en kwalitatieve uitvoeringscapaciteit voor de implementatie van dien. Vanaf 2023 spelen dan ook verschillende factoren mee. Een daarvan is een gebrek aan uitvoeringscapaciteit (inclusief wetgevingscapaciteit) in de Landen om de hervormingen te implementeren naast de reguliere taken, dat niet geheel kan worden opgelost met extra financiering door TWO. Een tweede is dat de hervormingen zeer fundamenteel worden aangepakt, inclusief de zorg voor duurzame borging van de resultaten. Dit neemt tijd in beslag. Als laatste laat besluitvorming in de Landen soms op zich wachten, mede door het majeure en complexe karakter van de hervormingen.

Vraag 6:

Kan er een toelichting en nadere uitleg worden gegeven over de vertragingen aan de herstelwerkzaamheden aan de klif op Sint Eustatius, die hebben geresulteerd in een kasschuif van € 8 miljoen naar 2025?

Antwoord:

Een groot deel van de noodzakelijke herstelwerkzaamheden is inmiddels afgerond, wat de veiligheid rond de klif sterk heeft verbeterd. Er is echter sprake van vertraging op enkele samenhangende projecten op Sint Eustatius. In het bijzonder betreft dit het project gericht op het verwijderen van loslopende grazers, dat van cruciaal belang is voor de bescherming van de natuurlijke omgeving en het tegengaan van erosie. Door de samenhang van de erosieprojecten, loopt ook de voortgang van de herstelwerkzaamheden vertraging op. Derhalve is een deel van de middelen voor de klif doorgeschoven naar 2025.

Vraag 7:

Waarom vindt de kasschuif van € 13 miljoen voor de Tijdelijke Werkorganisatie (TWO) plaats richting 2026 en 2027 en niet eerder?

Antwoord:

Naar verwachting is er in 2025 genoeg budget beschikbaar voor de TWO om de uitvoering van de Landspakketten te kunnen ondersteunen.

Vraag 8:

Kunt u toelichten om welke reden de middelen voor de douane die staan gereserveerd op de begroting Koninkrijksrelaties, nog niet zijn overgeboekt naar de begroting Financiën?

Antwoord:

Bij het opmaken van de eerste suppletoire begroting van 2024 waren nog niet alle zaken geregeld om de overboeking van de middelen mogelijk te maken. Deze middelen worden nog overgeboekt naar het Ministerie van Financiën en worden zichtbaar in de Suppletoire Begroting September.

Vraag 9:

Wanneer kan naar verwachting sprake zijn van concrete bestedingsdoelen van de middelen die verband houden met kennis en bewustwording, erkenning, herdenking en de doorwerking van het trans-Atlantisch slavernijverleden voor de Caribische delen van het Koninkrijk?

Antwoord (gecombineerd vraag 9, 11 en 12):

In de Kamerbrief over het vervolgtraject excuses slavernijverleden van d.d. 22 april 2024 (Kamerstukken II, 2023/2024, 36 284, nr. 39) licht het kabinet toe dat samen met nazaten en andere betrokkenen uit Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten gerichte stappen worden genomen om te komen tot de besteding van de € 33,3 mln. voor beleidsintensiveringen voor het Caribisch deel van het Koninkrijk. Voor de € 33,3 mln. voor de maatregelen voor bewustwording, betrokkenheid en doorwerking worden de gedane toezeggingen van 19 december 2022 meegenomen in zogenaamde herstelagenda’s die per eiland worden opgesteld. Deze herstelagenda’s kunnen worden gezien als een overkoepelend programma waarin de verschillende gewenste projecten (c.q. gewenste beleidsintensiveringen) en beoogde kostenonderbouwing en tijdspad zijn opgenomen. Aan de regeringen en bestuurscolleges van Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba, Sint-Eustatius en Sint Maarten wordt gevraagd deze planvorming (zijnde de herstelagenda’s) uiterlijk 1 juli 2025 toe te sturen.

Voor wat betreft de maatschappelijke initiatieven wordt er een subsidieregeling gemaakt, die van 1 maart tot 1 april jl. openstond voor internetconsultatie en eenieder kon hier op kon reageren. Het streven is deze regeling op 1 juli 2024 te publiceren.

Vraag 10:

Kan er een toelichting komen over de bestemming van de overige gelden in het Slavernijfonds, naast de € 66 miljoen die overgeboekt worden vanuit de begroting Binnenlandse Zaken?

Antwoord:

Naast de € 66 mln. voor het Caribisch deel van het Koninkrijk – respectievelijk voor de subsidieregeling voor maatschappelijke initiatieven en de maatregelen voor bewustwording, betrokkenheid en doorwerking, is € 66 mln. bestemd voor Europees Nederland en nogmaals € 66 mln. voor Suriname.12

Voor wat betreft Suriname heeft de door het Ministerie van Buitenlandse Zaken aangestelde Speciaal Gezant Slavernijverleden samen met de Nederlandse ambassade in Paramaribo haar werkzaamheden in Suriname voortgezet. Tot nu toe reisde de Speciaal Gezant zes keer naar Suriname en voerde zij gesprekken met de door de Surinaamse regering aangestelde coördinator slavernijverleden, oud-Minister Silvano Tjong-Ahin. Zij spreekt daarnaast met een groot aantal nazaten en andere betrokkenen, waaronder met vertegenwoordigers van de inheemse gemeenschappen en marrongemeenschappen in Suriname. Haar mandaat is voor de duur van het herdenkingsjaar verlengd.

Op basis van de uitkomsten van deze brede dialoog heeft Suriname het voornemen een platform op te richten waarin een aantal vertegenwoordigers vanuit de meest betrokken groepen zal plaatsnemen. De president van Suriname zal dit platform installeren. Dit platform stelt Suriname en Nederland in staat om een gerichte dialoog te voeren over de toewijzing van de beschikbare middelen.

Voor wat betreft Europees Nederland wordt in samenspraak met nazaten en betrokkenen een subsidieregeling (voor maatschappelijke initiatieven) ontwikkeld en wordt de € 33 mln. voor beleidsintensiveringen besteed aan kosteloze naamswijziging, antidiscriminatiebeleid, erfgoed, een kenniscentrum binnen het nationaal Slavernijmuseum (in ontwikkeling) in Amsterdam, interventies op het gebied van gezondheid en welzijn en curriculumbijstelling, opbouw van een bronnenbank en samenstelling van een leidraad slavernijverleden voor docenten in het onderwijs.3

Vraag 11:

Kan er een toelichting en uitleg worden gegeven over wat er precies wordt bedoeld met beleidsintensiveringen waarvoor de helft van de € 66 miljoen wordt gebruikt?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 9.

Vraag 12:

Kan er worden toegelicht of er al concrete plannen zijn voor de maatschappelijke initiatieven die kunnen worden gerealiseerd met de overboeking vanuit het Slavernijfonds?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 9.

Vraag 13:

Waarom ontbreekt de kasschuif bij de TWO á € 13,3 miljoen van 2024 naar de jaren 2026 en 2027 en € 10,5 miljoen voor reallocaties in het Overzicht belangrijke uitgaven- en ontvangstenmutaties, waar dat gelet op de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV), als opgenomen in de staffel op p. 4 van de memorie van toelichting wel zou moeten?

Antwoord:

In de tabel met belangrijkste uitgavenmutaties staat bij nr. 5 Tijdelijke Werkorganisatie de kasschuif van 2024 naar de jaren 2026 en 2027.

Tabel 3 in de eerste suppletoire begroting van KR geeft de belangrijkste suppletoire uitgavenmutaties tussen de vastgestelde begroting 2024 en de stand eerste suppletoire begroting 2024 weer. Reallocaties binnen de begroting vallen hier niet onder. De reallocatie van € 10,5 mln. valt hier om die reden buiten omdat dit budget verplaatst is naar artikel 6 apparaat (naar de onderdelen eigen personeel, inhuur en overig materiele uitgaven) en naar andere instrumenten op artikel 4 (opdrachten en bijdragen aan medeoverheden).

Vraag 14:

Wat is de precieze aard en de bedoeling van het zekerheidsfonds op de Aanvullende Post?

Antwoord:

Het zekerheidsfonds stond op de Aanvullende Post gereserveerd voor de uitwerking van een garantieregeling voor flexwoningen op de BZK-begroting. De Regeling Tegemoetkoming Herplaatsing Flexwoningen (voorheen: financiële herplaatsingsgarantie) is 13 december 2023 gepubliceerd en op 1 januari jl. in werking getreden. Deze garantie biedt investeerders meer zekerheid op een vervolglocatie van flexwoningen nadat de periode voor de eerste tijdelijke locatie vervalt, waardoor de drempel om te investeren in flexwoningen wordt verkleind (Kamerstukken II, 2023–2024, 32 847, nr. 1159). Het demissionaire kabinet heeft voor deze risicoregeling € 220 mln. beschikbaar gesteld, deze middelen zijn gereserveerd op de voor de garantie ingerichte begrotingsreserve. Het garantieplafond is vastgesteld op maximaal € 783 mln.

Tijdens de Voorjaarsbesluitvorming 2024 is besloten om de op de Aanvullende Post van het Ministerie van Financiën resterende middelen (structureel € 883.000) in te zetten als dekking voor de ophoging van de Vrije Uitkering.

Vraag 15:

Wanneer is dit zekerheidsfonds ingesteld en wat is het doel hiervan of is het doel hiervan geweest?

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 14.

Vraag 16:

Waarom is de wisselkoersreserve deze keer (kennelijk) wel relevant voor het BES-deel van de begroting, maar niet voor de begroting Koninkrijksrelaties zelf?

Antwoord:

Door zowel de begroting van Koninkrijksrelaties als de begroting van het BES-Fonds lopen wisselkoerscorrecties. De reden waarom het vooral zichtbaar is in het BES-Fonds heeft te maken met de omvang van de wisselkoerscorrecties. In de begroting Koninkrijksrelaties worden deze binnen het artikel op instrument niveau berekend en komen vrijwel nooit boven de staffel uit om toe te lichten in de begrotingsstukken.

Vraag 17:

Klopt het dat de compensatie die gemeenten en provincies incidenteel ontvangen voor de overgang naar de nieuwe indexatie-systematiek, niet van toepassing is voor de BES? Zo ja, waarom niet? Zou er een reden kunnen zijn om die compensatie alsnog van toepassing te verklaren?

Antwoord:

Het demissionaire kabinet en koepels zijn overeengekomen dat de overstap van de accres-systematiek naar de bbp-systematiek vervroegd wordt ingevoerd per 2024. De financiële impact hiervan voor gemeenten en provincies wordt incidenteel gecompenseerd.

Omdat de bbp-systematiek een ruimere indexatiesystematiek is dan de systematiek die het BES-fonds tot 2024 kende, is er geen sprake van een negatieve financiële impact. Daardoor is de compensatie die gemeenten en provincies ontvangen niet van toepassing op de BES-eilanden.

Vraag 18:

Kan er een verklaring en nadere toelichting worden gegeven waarom er rekening wordt gehouden met een jaarlijkse extra uitgave vanaf 2025 als gevolg van de wisselkoersactualisatie?

Antwoord:

In het verleden zijn er afspraken gemaakt in Amerikaanse Dollars (USD) met de openbare lichamen voor de middelen die zij ontvangen uit het BES-Fonds. Dit vertegenwoordigde destijds een bepaald bedrag in euro’s. Dit bedrag in Euro’s is destijds structureel in de begroting gezet. Echter, door ontwikkelingen in de verhouding tussen de Euro en de USD, kost het tegenwoordig meer in Euro’s om de afgesproken bedragen in USD uit te kunnen betalen. Tot aan de Ontwerpbegroting 2023 werd dit effect voor het lopende begrotingsjaar en begrotingsjaar T+1 gecompenseerd. Gedurende begrotingsjaar 2023 zijn er afspraken gemaakt met het Ministerie van Financiën om dit structureel recht te trekken. De voornaamste reden hiervoor was om de begroting een betere presentatie van de werkelijkheid te laten zijn ten aanzien van de uitgaven in Euro die worden verwacht en daarmee de transparantie te vergroten.

De toevoeging voor wisselkoersactualisatie vanaf het jaar 2025 ziet dus toe op een reparatie van nog niet gedekte koerseffecten uit het verleden.

Vraag 19:

Kan er worden uitgelegd waarom de overstap naar een nieuwe BBP-indexatiesystematiek resulteert in hogere uitgaven richting de toekomst?

Antwoord:

Dit komt doordat de bbp-systematiek een ruimere indexatiesystematiek is dan de systematiek die het BES-fonds tot 2024 kende. In tegenstelling tot de oude systematiek biedt de bbp-systematiek, naast ruimte om loon- en prijsstijgingen op te kunnen vangen, ook financiële ruimte aan de openbare lichamen om eigen financiële keuzes te maken omdat het BES-fonds mee zal gaan groeien met het bbp van Nederland.

Naar boven