36 539 Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, Het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's Onze toekomst veiligstellen – De klimaatdoelstelling voor Europa voor 2040 en de weg naar klimaatneutraliteit tegen 2050 met het oog op de totstandbrenging van een duurzame, rechtvaardige en welvarende samenleving

D VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 12 november 2025

De vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei1 heeft schriftelijk overleg gevoerd met de Minister van Klimaat en Groene Groei over de klimaatdoelstelling 2040. Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:

  • De uitgaande brief van 15 oktober 2025.

  • De antwoordbrief van 12 november 2025.

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei, Karthaus

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN / KLIMAAT EN GROENE GROEI

Aan de Minister van Klimaat en Groene Groei

Den Haag, 15 oktober 2025

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei hebben met belangstelling kennisgenomen het voorstel van de Europese Commissie van 2 juli 2025 over de klimaatdoelstelling 2040.2 De leden van de fracties van de PvdD en JA21 hebben naar aanleiding daarvan een aantal vragen en opmerkingen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdD

De leden van de PvdD-fractie vragen of u van mening bent dat de voorgestelde EU-klimaatdoelstelling van een netto-reductie van 90% in 2040 voldoende aansluit bij de urgentie van de klimaatcrisis en de afspraken uit het Klimaatakkoord van Parijs. Waarom is er niet gekozen voor een volledig klimaatneutraal doel in 2040, in lijn met wetenschappelijke aanbevelingen van het IPCC?

Hoe verhouden de huidige nationale én Europese subsidies voor fossiele brandstoffen zich tot het behalen van de klimaatdoelstellingen voor 2040, zo willen de leden van de PvdD-fractie weten. Is het kabinet bereid zich in te zetten voor een juridisch bindende uitfaseringsroute voor fossiele subsidies binnen de EU?

Hoe voorkomt u dat de lasten van de energietransitie richting 2040 onevenredig op burgers met een lager inkomen of bij kleinere lidstaten terechtkomen, terwijl grote bedrijven en (rijkere) lidstaten met veel uitstoot relatief worden ontzien?

De leden van de fractie van de PvdD ontvangen graag een toelichting op hoe u het feit beoordeelt dat in de gepresenteerde EU-klimaatdoelstellingen nauwelijks sprake is van concrete reductiemaatregelen voor de landbouwsector, terwijl deze sector verantwoordelijk is voor een aanzienlijk deel van de methaan- en stikstofuitstoot in Europa. Acht u het wenselijk dat de landbouw hiermee opnieuw wordt ontzien? Zo ja, waarom? Zo nee, welke aanvullende maatregelen gaat het kabinet dan nemen in EU-verband en op nationaal niveau?

Het behalen van de klimaatdoelen leunt sterk op het opvangen van technologische oplossingen, zoals het opvangen van CO2 via carbon capture storage (CCS), zo stellen de fractieleden van de PvdD. Tegelijkertijd is de mondiale en nationale ervaring met CCS gering. Deelt u de zorgen van deze leden dat de EU-klimaatdoelstellingen voor 2040 een te groot beroep doen op technologische oplossingen, terwijl structurele reducties in uitstoot – met name in de industrie, landbouw en consumptie – achterblijven? Deze leden vragen welke maatregelen u neemt om te waarborgen dat CCS een aanvulling is, en geen afleidingsmanoeuvre van daadwerkelijke emissiereductie en systeemverandering.

Bent u het met de leden van de fractie van de PvdD eens dat verhoogde defensie-uitgaven bijdragen aan extra CO2-uitstoot en vervuiling van het milieu, bijvoorbeeld als gevolg van het gebruik van zware metalen en chemicaliën? Bent u voornemens om – in navolging van Slovenië en Oostenrijk – te streven naar een nul-emissie van uitstoot voor de nationale defensie-industrie, zo vragen deze leden.3 En is het kabinet het met deze leden eens dat de lidstaten van de Europese Unie zouden moeten streven naar het jaarlijks publiceren van de CO2-uitstoot van hun defensie-industrieën? Zo ja, welke actie gaat u hiertoe nemen op nationaal, Europees en internationaal niveau? Zo nee, dan ontvangen deze leden graag een toelichting hierop.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van JA21

Heeft u inzicht in de totale macro-economische impact voor Nederland van de Europese klimaatdoelstelling van 90% emissiereductie in 2040, inclusief effecten op het bbp, werkgelegenheid en de overheidsfinanciën? Hoe worden de kosten en baten van deze doelstelling verdeeld over sectoren en inkomensgroepen?

Hoe beoordeelt u de investeringsbehoefte die voortvloeit uit dit voorstel? Kunt u aangeven welk deel daarvan door publieke middelen, private investeringen of Europese fondsen moet worden gedragen, en hoe dit zich verhoudt tot de huidige budgettaire ruimte?

Verwacht u dat de versnelde decarbonisatie onder het 2040-doel het Europese industriële concurrentievermogen versterkt of juist onder druk zet? In welke mate biedt de Clean Industrial Deal (CID) daadwerkelijk voordelen voor energie-intensieve bedrijven in Nederland?

Acht u het risico reëel dat striktere reductiedoelen leiden tot verplaatsing van productie naar regio’s met minder stringente emissienormen («carbon leakage»)?

De leden van de fractie van JA21 vragen hoe u de impact van het voorstel op de groothandelsprijzen van elektriciteit en gas inschat, mede gelet op de versnelde afbouw van fossiele capaciteit en de hoge investeringsdruk op netinfrastructuur. Is de leveringszekerheid in de lidstaten, inclusief Nederland, voldoende geborgd in het beoogde transitiepad?

Hoe beziet u het risico dat uiteenlopende nationale implementaties van het 2040-doel leiden tot fragmentatie van de interne markt of tot verstoring van het gelijke speelveld binnen de EU? Hoe wordt de voorspelbaarheid van het investeringsklimaat voor Nederlandse bedrijven geborgd?

Tot slot vragen de fractieleden van JA21 of u de uitvoerbaarheid van het 2040-doel realistisch acht binnen de huidige tijdshorizon, gegeven de beperkingen in arbeidscapaciteit, vergunningverlening en beschikbaarheid van grondstoffen en netcapaciteit.

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk binnen vier weken

Voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken / Klimaat en Groene Groei, S.M. Kluit

BRIEF VAN DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 november 2025

Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van de leden van de fracties van de PvdD en JA21 over het voorstel van de Europese Commissie van 2 juli 2025 over de klimaatdoelstelling 2040, ingezonden op 15 oktober 2025 (uw kenmerk 178383).

Minister van Klimaat en Groene Groei, S.Th.M. Hermans

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdD

1

De leden van de PvdD-fractie vragen of u van mening bent dat de voorgestelde EU-klimaatdoelstelling van een netto-reductie van 90% in 2040 voldoende aansluit bij de urgentie van de klimaatcrisis en de afspraken uit het Klimaatakkoord van Parijs. Waarom is er niet gekozen voor een volledig klimaatneutraal doel in 2040, in lijn met wetenschappelijke aanbevelingen van het IPCC?

Antwoord

Het voorgestelde doel voor 2040 van netto 90% emissiereductie is gebaseerd op o.a. het advies van de Europese Wetenschappelijke Klimaatraad. Het kabinet steunt dit voorgestelde doel. Het doel sluit aan bij het Europese doel om in 2050 klimaatneutraal te zijn, in lijn met IPCC-rapporten en de afspraken in het Akkoord van Parijs.4

De Commissie stelde dit doel voor op basis van uitgebreide analyses, waarin haalbaarheid, kosten, technologische mogelijkheden, en rechtvaardigheid meegewogen werden. Deze beoordeling betrof aan de ene kant het broeikasgasbudget van de EU en de bijdrage van de EU aan mondiale afspraken, en aan de andere kant de uitvoerbaarheid (inclusief kosten, technologische randvoorwaarden en uitruilen). Naast het bereiken van klimaatneutraliteit en de beperking van het broeikasgasbudget is een vergelijking van de effectiviteit en efficiëntie van verschillende opties in termen van specifieke subdoelen in de beoordeling meegewogen, waarbij o.a. ook is gekeken naar een eerlijke en rechtvaardige transitie, borging van de economische concurrentiekracht op de lange termijn, uitrol van innovatieve technologie, energie- en grondstofzekerheid, en synergie met milieudoelen zoals biodiversiteit en de toegang tot schoon water en schone lucht. De Commissie heeft op deze wijze gezocht naar een maatschappelijk optimum dat eveneens in lijn is met het onafhankelijke advies van de Europese Wetenschappelijke Klimaatraad.

2

Hoe verhouden de huidige nationale én Europese subsidies voor fossiele brandstoffen zich tot het behalen van de klimaatdoelstellingen voor 2040, zo willen de leden van de PvdD-fractie weten. Is het kabinet bereid zich in te zetten voor een juridisch bindende uitfaseringsroute voor fossiele subsidies binnen de EU?

Antwoord

Het kabinet blijft pleiten voor een Europees actieplan om fossiele brandstofsubsidies uit te faseren en heeft daartoe eerder concrete suggesties aangereikt bij de Europese Commissie. De precieze verhouding tussen het EU 2040 doel en de huidige stand van zaken met betrekking tot bevoordeling van fossiele brandstoffen is niet eenduidig, aangezien fossiele brandstofsubsidies in verschillende mate bijdragen aan CO2-uitstoot binnen de EU. Daarnaast hanteren de lidstaten verschillende definities. Nederland vindt het belangrijk dat het samenspel van heffingen en subsidies in totaliteit wordt bezien, zoals in de Miljoenennota het geval is. Sommige andere lidstaten hanteren echter een nauwere definitie van fossiele brandstofsubsidies. Op de milieuraad van 4 november is een Algemene Oriëntatie bereikt op een Europees netto 90% klimaatdoel voor 2040. Hiermee is de positie bepaald van de Raad voor de komende onderhandelingen («trilogen») met het Europees Parlement. Deze trilogen zijn bepalend voor de definitieve tekst van de wetgeving. Naar verwachting zal de Commissie komende jaren wetgevende voorstellen uitbrengen om het tussendoel te realiseren. De Commissie heeft ook aangekondigd om een raamwerk voor de uitfasering van fossiele brandstofsubsidies te presenteren.

3

Hoe voorkomt u dat de lasten van de energietransitie richting 2040 onevenredig op burgers met een lager inkomen of bij kleinere lidstaten terechtkomen, terwijl grote bedrijven en (rijkere) lidstaten met veel uitstoot relatief worden ontzien?

Antwoord

Het kabinet benadrukt het belang van een rechtvaardige energietransitie richting 2040 en klimaatneutraliteit in 2050, waarbij de lusten en lasten naar draagkracht worden verdeeld. De transitie naar klimaatneutraliteit vraagt veel van burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijven, met name van minder draagkrachtige personen, bedrijven en organisaties. Het kabinet vindt het daarmee belangrijk dat alle sectoren en lidstaten een gebalanceerde en kosteneffectieve bijdrage dienen te leveren aan het halen van het 2040 doel, zoals ook toegelicht in het BNC-fiche.5

4

De leden van de fractie van de PvdD ontvangen graag een toelichting op hoe u het feit beoordeelt dat in de gepresenteerde EU-klimaatdoelstellingen nauwelijks sprake is van concrete reductiemaatregelen voor de landbouwsector, terwijl deze sector verantwoordelijk is voor een aanzienlijk deel van de methaan- en stikstofuitstoot in Europa. Acht u het wenselijk dat de landbouw hiermee opnieuw wordt ontzien? Zo ja, waarom? Zo nee, welke aanvullende maatregelen gaat het kabinet dan nemen in EU- verband en op nationaal niveau?

Antwoord

Zoals beschreven in het BNC inzake de wijziging van de EU klimaatwet (EU 2040 doel) heeft de landbouwsector een belangrijke rol te vervullen in het realiseren van klimaatneutraliteit voor Nederland en in de EU in 2050 en in het halen van het EU-klimaatdoel voor 2040, hoewel de sector de eigen broeikasgasemissies niet tot nul kan reduceren vanwege de onvermijdelijke biologische processen van vee. De Commissie benadrukte eerder het belang van deze sector om het EU-klimaatdoel voor 2040 te kunnen halen en heeft daarom een strategische dialoog met de landbouwsector georganiseerd. Europese voorstellen voor concrete sectordoelen richting 2040, waar de landbouwsector ook in wordt meegenomen, en mogelijk aanvullend instrumentarium, worden in 2026 verwacht als onderdeel van het beleidspakket van de Europese Commissie. Dit geeft ook meer duidelijkheid aan Nederland en andere lidstaten welke eventuele aanvullende maatregelen op nationaal niveau nodig zijn.

5

Het behalen van de klimaatdoelen leunt sterk op het opvangen van technologische oplossingen, zoals het opvangen van CO2 via carbon capture storage (CCS), zo stellen de fractieleden van de PvdD. Tegelijkertijd is de mondiale en nationale ervaring met CCS gering. Deelt u de zorgen van deze leden dat de EU-klimaatdoelstellingen voor 2040 een te groot beroep doen op technologische oplossingen, terwijl structurele reducties in uitstoot – met name in de industrie, landbouw en consumptie – achterblijven? Deze leden vragen welke maatregelen u neemt om te waarborgen dat CCS een aanvulling is, en geen afleidingsmanoeuvre van daadwerkelijke emissiereductie en systeemverandering.

Antwoord

Uitgangspunt voor het kabinet is om maximaal in te zetten op emissiereductie en zo afhankelijkheid van koolstofverwijdering te minimaliseren. Op de kortere termijn zijn transitietechnologieën waaronder afvang- en opslag van fossiele CO2 (CCS en CCU) nodig om de netto uitstoot van CO2 sneller te reduceren. Op de langere termijn wordt de opslag van biogene/atmosferische CO2 (koolstofverwijdering) belangrijk voor het zoveel mogelijk beperken van de uiteindelijke temperatuurstijging. De SDE++ bevat een «horizon» voor de stimulering van bepaalde toepassingen en de «zeef» die voorkomt dat subsidie voor CCS bij fossiel tijdige ontwikkeling van CO2-vrije technologieën in de weg zitten.

Het is de verwachting dat op termijn de toepassing van CCS zal verschuiven van fossiel naar steeds meer niet-fossiel. Afvang en opslag van CO2 als zodanig is een toekomstbestendige technologie, omdat die ook in de toekomst nodig is voor koolstofverwijdering. Het is van belang de vinger aan de pols te houden en te monitoren of de markt zich wel zodanig ontwikkelt dat het ook kan voldoen aan de toekomstige vraag van koolstofverwijdering. Indien de markt zich anders ontwikkelt dan gewenst kan een volgend kabinet hierop bezien of en in hoeverre het bestaande CCS-beleid en -instrumentarium aangepast en uitgebreid moet worden.

6

Bent u het met de leden van de fractie van de PvdD eens dat verhoogde defensie-uitgaven bijdragen aan extra CO2-uitstoot en vervuiling van het milieu, bijvoorbeeld als gevolg van het gebruik van zware metalen en chemicaliën? Bent u voornemens om – in navolging van Slovenië en Oostenrijk – te streven naar een nul-emissie van uitstoot voor de nationale defensie-industrie, zo vragen deze leden. En is het kabinet het met deze leden eens dat de lidstaten van de Europese Unie zouden moeten streven naar het jaarlijks publiceren van de CO2-uitstoot van hun defensie-industrieën? Zo ja, welke actie gaat u hiertoe nemen op nationaal, Europees en internationaal niveau? Zo nee, dan ontvangen deze leden graag een toelichting hierop.

Antwoord

Het effect van verhoogde defensie-uitgaven op de broeikasgasuitstoot en het milieu is niet per definitie enkel negatief. Zo zijn energiezekerheid en -onafhankelijkheid ook in belang van Defensie, waarbij wordt ingezet op decentrale energiesystemen en -opwekking en deze zijn in de regel vaak hernieuwbaar. Defensie heeft de geactualiseerde aanpak en focus aanpak toegelicht in de Kamerbrief uitvoeringsagenda Energie en Duurzaamheid.6 De uitstoot van Nederlandse Defensie (met uitzondering van operaties) en die van bedrijven die onder Defensie-industrie, net zoals van andere industriële sub-sectoren, vallen reeds onder het bereik van het EU ETS. Daarmee wordt het pad van emissiereductie geborgd. Alle installaties die onder het ETS vallen dienen zich namelijk te houden aan de monitoring- en uitstootregels. De Nederlandse Emissie Autoriteit verzamelt jaarlijks emissie- en productiegegevens om toezicht te houden op de CO2-uitstoot van de industrie in Nederland en hoe die zich verhoudt ten opzichte van de Europese benchmarks.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van JA21

1

Heeft u inzicht in de totale macro-economische impact voor Nederland van de Europese klimaatdoelstelling van 90% emissiereductie in 2040, inclusief effecten op het bbp, werkgelegenheid en de overheidsfinanciën? Hoe worden de kosten en baten van deze doelstelling verdeeld over sectoren en inkomensgroepen?

Antwoord

Zoals Draghi in zijn rapport reeds aangaf, is een toekomstbestendige, sterke en concurrerende Europese economie duurzaam. Decarbonisatie biedt kansen voor onze energieonafhankelijkheid, en economische groei voor de groene Europese industrie.

De afbouw van (geïmporteerde) fossiele brandstoffen en grondstoffen en opbouw van duurzame alternatieven versterkt enerzijds de onafhankelijkheid door diversificatie. Anderzijds worden de energiekosten op de lange termijn verlaagd. Hierbij wordt door de Commissie benadrukt dat de kosten van het niets doen tegen klimaatverandering significant hoger zijn dan de kosten van het klimaatbeleid zelf.7 Een tussendoel van netto 90%, zoals op 5 november afgesproken door klimaatministers van de EU-lidstaten, draagt bij aan de voorspelbaarheid van beleid en investeringszekerheid voor bedrijven in deze transitie.

De Commissie heeft in de effectbeoordeling voor het 2040-doel reductie scenario’s doorgerekend waaronder de netto 90%. De decarbonisatie van ons energiesysteem vergt investeringen die in alle voorgestelde paden naar klimaatneutraliteit moeten worden gedaan. De totale investeringskosten voor de periode tussen 2030 en 2050 zijn beheersbaar mits er wordt voldaan aan een aantal belangrijke randvoorwaarden zoals de volledige uitvoering van het EU-beleid richting 2030.8 Dit blijkt ook uit de doorberekening voor Nederland, door CE Delft.9

Om de haalbaarheid van het klimaatdoel voor 2040 verder te ondersteunen, richt de Commissie zich in verschillende voorstellen op het ondersteunen van bedrijven bij het oplossen van knelpunten in de energietransitie en het bevorderen van duurzame concurrentievermogen zoals hoge net- en aansluitkosten, versnelling van aanleg nieuwe energie infrastructuur, afhankelijkheid (van import) van fossiele brandstoffen en leveringszekerheid en een mondiaal gelijk speelveld.10 Ook heeft de Commissie aandacht voor vereenvoudiging, onder andere via de aankondiging van verschillende omnibuspakketten. Dit sluit aan bij de doelstelling van de Commissie om de administratie lasten te verminderen met minstens 25% voor alle bedrijven en 35% voor het mkb.

Het wetsvoorstel voor 2040 is door het kabinet beoordeeld volgens de gebruikelijke BNC-procedure, waarbij ook de gevolgen voor bedrijven, regeldruk, concurrentievermogen, overheidsfinanciën en rechtvaardigheidsprincipes zijn meegenomen. Het BNC-fiche is reeds met de Tweede Kamer gedeeld.11

Zoals ook toegelicht in het BNC-fiche volgen er uit de voorgestelde wijziging van de Commissie van de EU Klimaatwet voor het 2040-doel geen directe financiële gevolgen. Na de verdere Europese besluitvorming over het tussendoel zullen er wetgevende voorstellen volgen om dit doel te bereiken. In de Impact Assessment bij deze voorstellen wordt duidelijk wat de financiële gevolgen van deze toekomstige voorstellen zijn.

2

Hoe beoordeelt u de investeringsbehoefte die voortvloeit uit dit voorstel? Kunt u aangeven welk deel daarvan door publieke middelen, private investeringen of Europese fondsen moet worden gedragen, en hoe dit zich verhoudt tot de huidige budgettaire ruimte?

Antwoord

In algemene zin beoogt de vaststelling van het Europese tussendoel zekerheid te bieden over het pad naar klimaatneutraliteit, en daarmee investeringszekerheid voor bedrijven en lange termijn perspectief voor consumenten. Het voorstel volgt de huidige Europese beleidsinzet en draagt bij aan de voorspelbaarheid van beleid. De effectbeoordelingen uitgevoerd door de Commissie (en CE Delft) laten zien dat meer klimaatbeleid richting 2040 leidt tot een verschuiving in uitgaven. Kapitaalsinvesteringen (CAPEX) nemen toe, bijvoorbeeld voor duurzame-energie-infrastructuur, elektrische voertuigen en woningverduurzaming. Operationele kosten (OPEX) dalen echter na verloop van tijd door energiebesparing en het gebruik van hernieuwbare bronnen. Voor bedrijven kan dit op termijn de voorspelbaarheid en stabiliteit van energiekosten verbeteren, wat aantrekkelijk is voor investeringsbeslissingen.12 Bedrijven vragen om stabiliteit van beleid. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de recente oproep van meer dan 150 bedrijven en investeerders die in een gezamenlijke brief vragen om een EU-emissiereductiedoel van ten minste 90% in 2040 met oog op investeringszekerheid.13

Na vaststelling van het 2040-doel zullen beleidsvoorstellen volgen voor een post-2030 beleidspakket om de invulling van het doel verder vorm te geven. Voor deze beleidsvoorstellen zullen effectbeoordelingen worden uitgevoerd door de Commissie, waarin ook inzicht in mogelijke financiële gevolgen geboden worden. Het kabinet zal deze wetgevende voorstellen via de gebruikelijke procedures beoordelen. De voornaamste budgettaire consequenties zullen voortkomen uit de nationale beleidskeuzes die Nederland nog moet maken voor het klimaatbeleid na 2030. Ten behoeve van de kabinetsformatie heeft het kabinet een werkgroep ingesteld voor een onafhankelijk advies over mogelijke beleidsopties. Deze werkgroep zal in december haar rapport publiceren.

3

Verwacht u dat de versnelde decarbonisatie onder het 2040-doel het Europese industriële concurrentievermogen versterkt of juist onder druk zet? In welke mate biedt de Clean Industrial Deal (CID) daadwerkelijk voordelen voor energie-intensieve bedrijven in Nederland?

Antwoord

Het uitgangspunt van de Clean Industrial Deal (CID)14 en de kamerbrief toekomstperspectief voor de energie-intensieve industrie15 is dat verduurzaming en decarbonisatie van de energie-intensieve industrie (EII) en een sterker concurrentievermogen hand in hand gaan. Een toekomstbestendige industrie en sterke economie in Europa is duurzaam en circulair, en draagt zo ook bij aan onze energieonafhankelijkheid en strategische autonomie. De CID bevat beleidsaankondigingen voor het ondersteunen van de transitie voor de EII in Europa, waaronder de staal-, metaal- en chemiesector. Dit beleid zal zich richten op het adresseren van energiekosten, creëren van banen, vereenvoudigen van regelgeving, verbetering van toegang tot financiering, het versterken van de circulaire economie en creëren van groene markten.

De energie-intensieve industrie zal bovendien al nagenoeg klimaatneutraal moeten zijn voor 2040 conform het afbouwpad van het EU ETS. Het 2040-doel is daarmee voor de industrie vooral een bevestiging van de ingezette koers en geeft duidelijkheid over de noodzakelijke lange termijn investeringsbeslissingen. Om de haalbaarheid van het doel verder vorm te geven, vindt het kabinet het van groot belang dat gestelde doelen gepaard gaan met goede randvoorwaarden die de transitie voor de energie-intensieve industrie ook mogelijk maken. Het kabinet verwelkomt daarom de CID en de toekomstige beleidsvoorstellen uit de CID die hieraan bijdragen.

4

Acht u het risico reëel dat striktere reductiedoelen leiden tot verplaatsing van productie naar regio’s met minder stringente emissienormen («carbon leakage»)?

Antwoord

Het kabinet is over het algemeen beducht op mogelijke risico’s rond weglek van koolstof over de grens naar plekken waar minder of andere emissienormen gelden. Dergelijke weglekrisico’s zijn niet inherent aan het voorgestelde 2040-doel en getracht wordt dit waar nodig met gericht beleid te ondervangen. Zo wordt via het CBAM voorkomen dat koolstof weglekt door productieverplaatsing naar buiten de EU, van bedrijven die onder het ETS vallen. Voor specifieke elektriciteits-intensieve sectoren wordt steun verleend via de indirecte kosten compensatie (IKC), waardoor bedrijven gecompenseerd worden voor hoge energiekosten en tegelijk moeten inzetten op verduurzaming. Deze regeling is door het kabinet verlengd tot 2028. Om koolstoflekkage te voorkomen, zet het kabinet verder in nationaal beleid en richting de EU in op het verbeteren van de randvoorwaarden voor verduurzaming. Het kabinet ziet verduurzaming, waaronder ook circulariteit, van de industrie als een accelerator voor lange termijn concurrentievermogen en strategische autonomie.

5

De leden van de fractie van JA21 vragen hoe u de impact van het voorstel op de groothandelsprijzen van elektriciteit en gas inschat, mede gelet op de versnelde afbouw van fossiele capaciteit en de hoge investeringsdruk op netinfrastructuur. Is de leveringszekerheid in de lidstaten, inclusief Nederland, voldoende geborgd in het beoogde transitiepad?

Antwoord

Door binnen de Europese Unie de productie van schone energie op te schalen en de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen te verkleinen, vergroten we de leveringszekerheid en verminderen we de impact van prijspieken als gevolg van geopolitieke spanningen. Het is daarom belangrijk om op de lange termijn fossiele energiedragers verantwoord af te bouwen. Het kabinet acht het van essentieel belang dat de uitwerking van toekomstige voorstellen ter realisatie van het 2040-klimaatdoel gepaard gaat met aandacht voor zowel de Europese leveringszekerheid als de betaalbaarheid van de energietransitie.

6

Hoe beziet u het risico dat uiteenlopende nationale implementaties van het 2040-doel leiden tot fragmentatie van de interne markt of tot verstoring van het gelijke speelveld binnen de EU? Hoe wordt de voorspelbaarheid van het investeringsklimaat voor Nederlandse bedrijven geborgd?

Antwoord

Het kabinet vindt het van belang dat alle sectoren en lidstaten een gebalanceerde en kosteneffectieve bijdrage leveren aan het halen van het 2040 doel, zoals ook toegelicht in het BNC-fiche. Een 2040 doel draagt op deze wijze juist bij aan een gelijk speelveld en investeringszekerheid waarmee de concurrentiekracht van de markt wordt geborgd richting klimaatneutraliteit in 2050. Het voorgestelde doel zou daarom niet tot de gesuggereerde risico’s in de vraag moeten leiden.

7

Tot slot vragen de fractieleden van JA21 of u de uitvoerbaarheid van het 2040-doel realistisch acht binnen de huidige tijdshorizon, gegeven de beperkingen in arbeidscapaciteit, vergunningverlening en beschikbaarheid van grondstoffen en netcapaciteit.

Antwoord

Voor het kabinet staat de uitvoerbaarheid van het klimaatdoel centraal. Daarom wordt ingezet op een concreet, tijdig en stevig uitvoeringspakket in de EU dat bedrijven en burgers in staat stelt de transitie mee te maken en mede vorm te geven. Dit kabinet blijft daarmee vol inzetten om knelpunten rondom uitvoering, zoals de tijdige realisatie van infrastructuur, krappe arbeidscapaciteit, vergunningverlening, beschikbaarheid van grondstoffen, hoge energiekosten, en een ongelijk mondiaal speelveld en netcapaciteit zo snel als mogelijk weg te nemen. Daarmee wordt ook de weg vrijgemaakt om de nodige stappen te zetten richting het tussendoel van 2040. Deze inzet wordt beschreven in de Kamerbrief over uitvoering van het Pakket Groene Groei en de Klimaat- en Energienota 2025.16 De verduurzamingsroutes voor de energie intensieve industrie staan beschreven in de Kamerbrief Toekomstperspectief Energie-intensieve industrie.17 In de eerdere effectbeoordelingen van de Commissie, en de wetenschappelijke adviezen, zijn financiële en technologische haalbaarheid afgewogen in de voorgestelde 90% netto reductie als Europees tussendoel voor 2040.


X Noot
1

Samenstelling:

Van Gasteren (BBB), Kroon (BBB), Van Langen-Visbeek (BBB) (ondervoorzitter), Panman (BBB), Crone (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA) (voorzitter), Thijsssen (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA), Van Ballekom (VVD), Straus (VVD), Petersen (VVD), Bovens (CDA), Prins (CDA), Aerdts (D66), Dittrich (D66), Van Strien, (PVV), Baumgarten (JA21), Van Aelst-den Uijl (SP), Holterhues (ChristenUnie), Dessing (FVD), Schalk (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van der Goot (OPNL), Van Rooijen (50PLUS), Van de Sanden (Fractie-Van de Sanden), Walenkamp (Fractie-Walenkamp), Visseren-Hamakers (Fractie-Visseren-Hamakers)

X Noot
2

Brussel 2 juli 2025, COM(2025)524.

X Noot
4

Kamerstukken II 2024/25, 22 112, nr. 4114

X Noot
5

Kamerstukken II 2024/25, 22 112, nr. 4114

X Noot
6

Kamerstukken II 2024/25, 36 592, nr. 52

X Noot
7

Kamerstukken II 2023/24, 22 112, nr. 3916

X Noot
8

SWD (2024) 64 final

X Noot
9

CE Delft (2024) Impactanalyse Klimaatplan 2025–2035 Effecten op economie en brede welvaart

X Noot
10

Het Kabinet verwelkomt hierbij ook de publicatie van de Clean Industrial Deal (BNC-fiche Kamerstuk 22 112, nr. 4020) en het Actieplan betaalbare energieprijzen (BNC-fiche Kamerstuk 22 112, nr. 4021) ter ondersteuning van de verduurzaming van de industrie in Europa.

X Noot
11

Kamerstukken II 2024/25, 22 112, nr. 4114

X Noot
12

Kamerstukken II 2024/25, 22 112, nr. 4114

X Noot
13

Corporate Leaders Group (2025) «Business and Investor Sign on Letter Calling on the EU to Set a Greenhouse Gas Emissions Reduction Target of at least 90% by 2040.»

X Noot
14

Kamerstukken II 2024/25, 22 112, nr. 4020.

X Noot
15

Kamerstukken II 2024/25, 29 826, nr. 265.

X Noot
16

Kamerstukken II 2024/25, 2025D39522

X Noot
17

Kamerstukken II 2024/25, 29 826, nr. 265

Naar boven