36 538 EU-voorstellen: Pakket betreffende de Europese industriële defensiestrategie (JOIN(2024)10 en COM(2024)150)

B VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 7 juni 2024

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking1 hebben kennisgenomen van de mededeling van de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid aangaande Europese Defensie-Industrie Strategie (EDIS)2, het voorstel voor Verordening Europees Defensie-industrie Programma (EDIP)3, en tevens het BNC-fiche over deze voorstellen dat per brief4 van 28 maart 2024 naar de Kamer is gestuurd. Daarnaast hebben zij kennisgenomen van de brief5 van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 1 maart 2024 met een kabinetsappreciatie over het Witboek van de Europese Commissie over exportcontrole.

Naar aanleiding hiervan is op 1 mei 2024 een brief gestuurd aan de Minister van Defensie.

De Minister en de Staatssecretaris van Defensie hebben op 6 juni 2024 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, Van Luijk

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN, DEFENSIE EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Minister van Defensie

Den Haag, 1 mei 2024

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) hebben kennisgenomen van de mededeling van de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid aangaande Europese Defensie-Industrie Strategie (EDIS)6, het voorstel voor Verordening Europees Defensie-industrie Programma (EDIP)7, en tevens het BNC-fiche over deze voorstellen dat per brief8 van 28 maart 2024 naar de Kamer is gestuurd. Daarnaast hebben zij kennisgenomen van de brief9 van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 1 maart 2024 met een kabinetsappreciatie over het Witboek van de Europese Commissie over exportcontrole.

De leden van de fracties van BBB, VVD, D66, SP, ChristenUnie, Partij voor de Dieren, JA21 en Volt hebben naar aanleiding van deze stukken een aantal vragen en opmerkingen. De leden van de fractie van Volt sluiten zich aan bij de vragen van de leden van de D66-fractie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie lezen dat de Europese Defensie Industrie Strategie (EDIS) en het Europese Defensie-Industrie Programma (EDIP) bedoeld zijn om de Europese Defensie Technologische en Industriële Basis (EDTIB) te versterken. Volgens de Europese Commissie (Commissie) toont de Russische agressie tegen Oekraïne aan dat de EU-lidstaten meer verantwoordelijkheid moeten nemen voor de eigen veiligheid. Het is noodzakelijk en urgent de gereedheid van de krijgsmachten van de lidstaten te versterken en de militaire steun aan Oekraïne voort te kunnen zetten. Dit vereist versterking van de Europese defensie-industrie. In de mededeling doet de Commissie hiertoe voorstellen die zien op het stimuleren van gezamenlijke aanschaf door lidstaten, het opschalen van de productiecapaciteit en het verbeteren van leveringszekerheid van defensieproducten. In de verordening wordt een aantal voorstellen uit de mededeling geoperationaliseerd. De leden van de BBB-fractie hebben naar aanleiding hiervan de volgende vragen.

Voor de verordening wordt een totaalbudget van 1,5 miljard euro uit de EU-begroting voorgesteld, wat uit de tussentijdse herziening van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) overeengekomen ophoging van het budget van het Europees Defensiefonds (EDF) komt. De verordening heeft een looptijd van moment van vaststelling tot en met 31 december 2027. De Commissie geeft in de mededeling aan dat dit een beperkt budget is, bedoeld als overbrugging richting een volgend MFK, gezien de omvang van inspanningen die nodig zijn om de EDTIB te versterken. Kunt u aangeven waarom het voorgestelde budget, zeker gezien de looptijd, redelijk beperkt is? Verwacht u een spoedige tussentijdse verhoging? Is er enige (ambtelijke of militaire) indicatie met betrekking tot de ideale omvang, wil het initiatief kansrijk worden geacht?

Volgens de Commissie coördineren lidstaten in onvoldoende mate defensieplanningen- en aanschaf, wat leidt tot fragmentatie van vraag, hogere prijzen en inefficiënte investeringen. In de mededeling doet de Commissie voorstellen om gezamenlijke ontwikkeling en aanschaf van defensiematerieel te bevorderen. De Commissie nodigt lidstaten in de mededeling uit om in 2030 ten minste 50% van hun defensie-aankoopbudget aan de EDTIB te besteden en in 2035 60%. De leden van de BBB-fractie vragen u in welke mate dit initiatief met name ook het vraagstuk van standaardisatie zal bestrijken. Hoe zal de coördinatie tussen de diverse schijven plaatsvinden (nationale, Europese en NAVO aanschaf)? En hoe denkt het kabinet verdere bureaucratie te voorkomen door de noodzakelijke overleggen en het ogenschijnlijke gebrek aan een inzichtelijke governance tussen en over deze groepen heen? Wordt er voor dit initiatief een eigen ambtelijke organisatie opgericht? Zo ja, wat is het daarbij behorende uitvoeringsbudget? Zijn er afspraken gemaakt om deze extra overhead te beperken of om nationale overheadkosten budgetten over te hevelen naar Europees niveau?

Daarnaast stelt de Commissie voor European Defence Projects of Common Interest (EDPCI) te identificeren om gezamenlijke capaciteitsontwikkeling te stimuleren. De verordening bepaalt dat de Commissie, na raadpleging van een door de Commissie voorgestelde en nog op te richten Defence Industrial Readiness Board en rekening houdend met opvattingen van de lidstaten, EDPCI’s mag identificeren die in aanmerking komen voor financiering binnen EDIP. Kunt u toelichten wat een «project of common interest» is, aan welke kwalitatieve en/of kwantitatieve criteria dient een dergelijk project te voldoen? Hoe verloopt voor de uiteindelijke keuze de governance binnen de Commissie? Wat wordt de exacte omvang, taakstelling, werkwijze en samenstelling van deze Defence Industrial Readiness Board? Als dit nog niet duidelijk is, wanneer verwacht u dat een en ander gereed zal zijn voor verdere bespreking en/of toelichting, zo vragen de leden van de BBB-fractie.

Ook introduceert de Commissie in de mededeling en de verordening een juridisch raamwerk (Structure for European Armament Programme of «SEAP») om materieelsamenwerking aantrekkelijker te maken voor lidstaten, zo lezen de leden van de BBB-fractie. Lidstaten, geassocieerde landen en/of Oekraïne kunnen een SEAP oprichten indien de samenwerking zich richt op een van de capaciteitsprioriteiten die zijn vastgesteld in het kader van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB). Voor het aangaan van materieelsamenwerking gericht op capaciteitsprioriteiten is het gebruik van een SEAP echter niet verplicht. Een SEAP wordt op basis van dit voorstel aangemerkt als internationale organisatie. Materieelsamenwerking middels een SEAP wordt onder andere gestimuleerd met mogelijke financiële steun uit de verordening, vereenvoudigde aanbestedingsprocedures, gestandaardiseerde procedures voor projectmanagement en een mogelijke btw-vrijstelling, indien lidstaten gezamenlijk eigenaar worden van hetgeen wordt aangeschaft. Daarnaast kan een SEAP-schuldpapier uitgeven, waar participerende lidstaten garant voor staan. Ook kunnen lidstaten cohesiemiddelen overhevelen naar een SEAP. De Commissie beoordeelt de aanvraag van een SEAP, kan aanbevelingen doen en besluiten tot intrekking. Deze leden vragen u waarom Oekraïne in dit initiatief wordt genoemd, aangezien het land noch lid van de NAVO noch lid van de EU is? En wat is de status en opdracht van het Innovation Office in Kyiv? Hoe wordt voorkomen dat dit als een vooruitgeschoven militaire post wordt gezien? En heeft het kabinet of de Raad beleidskaders gereed, mocht dit kantoor getroffen worden door Russische agressie?

De leden van de BBB-fractie vragen u wat het nut is van een separate Structure for European Armament Programme (SEAP), als het niet verplicht is? Begrijpen zij het goed dat er meerdere SEAP’s kunnen bestaan? Hoe wordt «wildgroei» dan voorkomen, met andere woorden, zijn er of komen er minimumvereisten voor een SEAP? Is zo’n SEAP een operationele eenheid/organisatiestructuur met eigen personeel of slechts een juridische en financiële structuur om te contracteren? Wat is de ideale omvang in het eerste geval? Is het de SEAP die uiteindelijk inkoopt? Zijn de aanbestedingsregels en wetten nu wel of niet van toepassing? Hoe vindt controle plaats op zowel het inkoopproces, criteria, keuzes en resultaten? In welke mate is de inkooporganisatie «vrij» in het buiten de EU bestellen van materiaal? Wat is in geval van «buiten de EU» het beleid met betrekking tot compensatieorders voor het uiteindelijk betalende EU-land? Hoe wordt voorkomen dat de Nederlandse defensie-industrie kansen en markt verliezen door deze verdergaande centralisatie van inkoopactiviteiten?

Vervolgens lezen de leden van de BBB-fractie dat de EDTIB in staat moet zijn om te leveren wat nodig is, in de juiste hoeveelheden en met de juiste snelheid. De Commissie wil hieraan bijdragen door de bedrijfsrisico’s van de industrie te mitigeren om de gereedheid te verbeteren. De Commissie stelt daarom in de mededeling voor het EU-instrument ter ondersteuning van de opschaling van productiecapaciteit Act in Support of Ammunition Production (ASAP) voort te zetten tot het einde van het huidige MFK in 2027, en de reikwijdte uit te breiden met alle defensieproducten. ASAP loopt in 2025 af en de voortzetting van ASAP na 2025 wordt vastgelegd in de verordening. Daarnaast wordt via de verordening de defensie-industrie gestimuleerd om reserveproductiecapaciteit aan te houden, onder andere door het financieren van machines en personeel. Verder stelt de Commissie in de mededeling voor om samen met lidstaten mogelijkheden te verkennen om de civiele industrie te mobiliseren voor de productie van defensieproducten. Ook stelt de Commissie in de mededeling voor om een fonds (FAST) op te richten gericht op het faciliteren van toegang tot financiering voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) in de defensieproductieketen. De verordening creëert de mogelijkheid tot oprichting van FAST. Hiermee beoogt de Commissie ook een ecosysteem van investeerders te creëren gericht op de defensie-industrie. Deze leden constateren dat in de mededeling en de verordening de beoogde omvang van het fonds niet wordt gespecificeerd.

De leden van de BBB-fractie menen dat er reeds sprake is van tekorten op het gebied van munitie. Waarom denkt u dat door inkoop te coördineren het capaciteitsprobleem wordt opgelost? Bij elke capaciteitsplanning hoort een demand planning. De industrie zal slechts overgaan tot het uitbreiden van capaciteit, oftewel het doen van investeringen, indien de klant bereid is een langere termijn verplichting aan te gaan. Zal er dan sprake zijn van meerjarige inkoopcontracten? Of zal de EU overgaan tot medefinanciering van de investeringen of het leveren van financiering tegen gunstige voorwaarden? Hoe verhoudt het FAST zich tot andere investeringsfondsen zoals bijvoorbeeld Invest NL of het NAVO Innovatiefonds? Wanneer denkt u de eerste contouren van de nadere invulling te kunnen delen?

Om de krijgsmachten van de lidstaten te versterken is het van belang dat de EDTIB verzekerd is van toelevering van componenten en grondstoffen voor defensieproducten, ook in tijden van crisis, zo lezen de leden van de BBB-fractie. De Commissie stelt daartoe in de verordening een EU-breed leveringszekerheidsregime voor, inclusief twee crisismechanismen die door de Raad kunnen worden geactiveerd. De maatregelen zien onder meer op het in kaart brengen en monitoren door de Commissie van de toeleveringsketens van kritieke grondstoffen, componenten en defensieproducten, het instellen van een tijdelijke uitzondering op de aanbestedingsrichtlijn voor defensie zodat lidstaten in tijden van extreme urgentie makkelijker gebruik kunnen maken van elkaars (raam)contracten voor de aanschaf van defensieproducten en de mogelijkheid om de Commissie op verzoek van lidstaten defensieproducten te laten aanschaffen. Daarnaast moeten lidstaten ervoor zorgen dat vergunningaanvragen ten behoeve van onder andere bouw en exploitatie van productiefaciliteiten voor defensieproducten versneld in behandeling worden genomen en dat bij het afwegen van juridische belangen in het kader van vergunningverlening, prioriteit wordt gegeven aan dergelijke faciliteiten. Verder wordt in de verordening de mogelijkheid gecreëerd om de Commissie componenten en grondstoffen voor defensieproducten aan te laten kopen met het doel om strategische voorraden aan te leggen. In de mededeling stelt de Commissie voor hier een kleinschalige pilot voor te draaien.

Indien sprake is van een leveringscrisis of een veiligheidscrisis, kan de Raad op basis van de verordening besluiten om twee verschillende crisisfases te activeren afhankelijk van het type crisis. Als een crisisfase is geactiveerd dan krijgt de Commissie bevoegdheden om maatregelen te nemen ten behoeve van leveringszekerheid. Het gaat hierbij om het opleggen van verplichte informatieverzoeken aan bedrijven om inzicht te krijgen in de productiecapaciteit of het, op verzoek van lidstaten, prioriteren van bestellingen van componenten en grondstoffen van defensieproducten en (als er sprake is van een veiligheidscrisis) ook defensie-(eind)producten zelf.

Het inkopen van grondstoffen is één van de meest commerciële en kort cyclische handelsactiviteiten. Hoe denkt u dat een EU-bemoeienis op centraal niveau, ver weg van de dagelijkse handel en contacten, daadwerkelijk in tijden van crises een bijdrage kan leveren? Welke leerpunten zijn of worden meegenomen van de inkoop van medische producten, voorraden en vaccines ten tijde van de coronapandemie? De leden van de BBB-fractie menen dat de plannen voorbij lijken te gaan aan het feit dat de EU niet in een vacuüm opereert maar op internationale schaal. Hoe zullen centrale EU-inkoopinspanningen, zeker ten tijde van crises, zich verhouden tot inkoopinspanningen van andere NAVO-landen niet zijnde EU-lid zoals de Verenigde Staten (VS), Canada of Turkije, of landen zoals Japan, Australië en Nieuw-Zeeland? Waarom wachten tot het aanleggen van voorraden zoals grondstoffen totdat de crisis zich voordoet in plaats van proactief nu een aanvang maken? Gezien het gegeven dat veel van de strategische grondstoffen gedolven worden in landen met groeiende goede relaties met Rusland en China vragen de leden van de BBB-fractie of u een herijking voorziet van het Buitenlandse Beleid en de Ontwikkelingssamenwerking in relatie tot de Defensie-strategie?

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vragen u welke invloed de uitvoering van deze defensie-industrie strategie op de NAVO zal hebben? Welke (extra) druk zet deze strategie op de samenwerking van de lidstaten met belangrijke niet-EU lidstaten zoals de VS en het Verenigd Koninkrijk?

Hoe passen volgens u deze initiatieven binnen het streven naar strategische autonomie voor de EU? Maakt ons dit per saldo afhankelijker of onafhankelijker van de VS? Komen door de harmonisatie van standaarden en certificeringen de strenge standaarden die door Nederland worden gehanteerd in gevaar? Of worden aan defensiematerialen juist nóg strengere eisen gesteld? En loopt Nederland in dat geval het risico dat – eerder goedgekeurde – defensiematerialen op enig moment alsnog niet meer mogen worden gebruikt? Verwacht u dat Nederland defensiematerieel vervroegd moet afschrijven, omdat dat mogelijk voortijdig niet (meer) voldoet aan de geharmoniseerde standaarden en certificeringen?

De leden van de VVD-fractie lezen dat is voorzien dat de European Defense Industry Group zal bestaan uit hoge vertegenwoordigers van de industrie. Hoe taxeert u het risico dat het «establishment» van de industrie de toegankelijkheid van deze markt voor nieuwkomers lastiger maakt, zodat eventuele nieuwkomers worden buitengesloten? Hoe beoordeelt u de kansen en bedreigingen van deze Defensie-industrie strategie voor Nederlandse ondernemingen?

Daarnaast vragen deze leden u welke gevolgen de uitvoering van deze strategie heeft voor de handelsbetrekkingen met de VS en voor de handelsbetrekkingen met het Verenigd Koninkrijk. En ook welke gevolgen de uitvoering van deze strategie heeft voor de interne markt, en voor de concurrentie tussen in de EU gevestigde ondernemingen? Is met alle gepresenteerde maatregelen en voornemens straks nog sprake van een markt?

Kunt u ook aangeven welke financiële gevolgen de uitvoering van deze strategie zal hebben voor Nederland? Zal de Nederlandse financiële bijdrage aan de EU hierdoor (absoluut en relatief) stijgen? En hoeveel economisch voordeel verwacht u hierdoor te verkrijgen? Welke wijzigingen zou het kabinet in de voorgestelde strategie willen aanbrengen, als het hiervoor nog de vrije keuze zou hebben gehad, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie merken op dat met de Russische invasie van Oekraïne in 2022 conventionele oorlog is teruggekeerd op het Europese continent. De urgentie voor een sterke nationale en Europese defensie is hiermee meer dan bevestigd. Voor deze leden is het belangrijk dat Nederland, en Europa, in staat zijn om zichzelf te verdedigen. Vergaande Europese defensiesamenwerking is noodzakelijk om ook de komende decennia ons grondgebied en onze waarden te kunnen beschermen. De leden van de D66-fractie verwelkomen de Europese Industriële Defensiestrategie daarom als een stap in de goede richting tot het creëren van een vergaande Europese Defensie samenwerking. Voor een effectieve Nederlandse en Europese defensie-industrie zijn meer individuele en collectieve investeringen nodig. Hoe wordt ervoor gezorgd dat er meer in defensie-industrie wordt geïnvesteerd?

De Europese Commissie geeft aan dat extra geld voor het inkopen van wapens voor Oekraïne kan komen uit de rente-inkomsten van bevroren Russische tegoeden. Hoe hoog schat u in dat de inkomsten uit deze tegoeden zullen zijn? Welke financiële risico’s kleven er aan het investeren van Russische tegoeden met het doel om inkomsten te genereren?

Een van de grootste uitdagingen van een succesvolle Europese defensie-industrie is de standaardisering van wapensystemen. Op dit moment hebben de EU-landen meer dan 150 verschillende soorten wapensystemen.10 De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat wapensystemen binnen de EU zoveel mogelijk op elkaar aansluiten, om zo effectief gezamenlijk op te kunnen treden in conflictsituaties. Welke maatregelen neemt he kabinet om de standaardisering en interoperabiliteit van wapensystem te bevorderen?

De Europese Commissie geeft aan dat de certificering van wapensystemen op dit moment problematisch is, omdat alle EU-landen een aparte nationale procedure hebben voor het certificeren van wapens. Welke maatregelen treft het kabinet om dit aan te pakken?

De hoeksteen van de Europese veiligheid is de NAVO. Deze leden vinden het belangrijk dat de EDIS goed aansluit op het trans-Atlantische samenwerkingsverband. Deze leden ondersteunen daarom de plannen van het kabinet om de samenwerking tussen de EU en de NAVO te versterken. Daarbij blijft het van belang dat NAVO-partners die geen onderdeel van de Europese Unie vormen, waaronder de VS, Turkije en het Verenigd Koninkrijk, zich gehoord blijven voelen binnen het bondgenootschap. Hoe kijken deze landen naar de Europese Industriële Defensiestrategie?

Onder het «EU Security of Supply regime» krijgt de Europese Raad de mogelijkheid om noodzakelijke en doeltreffende maatregelen te nemen om een gecombineerde veiligheids- en leveringscrisis binnen de EU aan te pakken, zo lezen de leden van de D66-fractie. Welke voorbeelden kunt u geven van maatregelen die u in dit kader gepast acht? In hoeverre hebben de nationale parlementen, of het Europees Parlement, democratische controle over de maatregelen die de Raad neemt in tijden van crisis?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie erkennen dat bilaterale en Europese samenwerking op defensiegebied onder voorwaarden nuttig kan zijn, in zoverre dit gericht is op het verminderen van fragmentatie en doublures, maar zijn er niet van overtuigd dat daarvoor het door de Europese Commissie voorgestelde programma voor nodig is met een budget van 1,5 miljard euro. Kunt u, zo vragen voornoemde leden, aangeven waarom – gegeven dat het kabinet de Mededeling en de voorgestelde Verordening positief beoordeelt – het nodig is dat om samenwerking en integratie te bevorderen zoveel publieke middelen ter beschikking te stellen? Is samenwerking niet bedoeld om meer efficiëntie te bereiken en juist daarmee kosten te besparen? Klopt het dat een deel van het budget van 1,5 miljard euro rechtstreeks als subsidie naar de Europese defensie-industrie zal gaan indien dit voorstel tot een verordening wordt aangenomen, en zo ja is duidelijk hoe groot dit deel zal zijn/ zal kunnen zijn? En gaat dit dan om de opschaling van de productiecapaciteit op basis van de Act in Support of Ammunition Production (ASAP)? Zijn er, zo vragen de leden van de SP-fractie, naast dit doel ook andere wijzen waarop de private Europese defensie-industrie op basis van de voorgestelde verordening subsidie kan ontvangen? Kan u in het algemeen aangeven waarom in de regel zeer winstgevende bedrijven, welke hun winsten genereren met overheidsorders, ook nog eens met publieke middelen ondersteund moeten worden (middels subsidies)?

De Europese Commissie stelt ook voor te komen tot de oprichting van een adviserende European Defence Industry Group, met daarin vertegenwoordigers van de defensie-industrie. Kunt u, zo vragen de leden van de SP-fractie, een appreciatie geven van dit specifieke voorstel? Waarom is het nodig dat de private bedrijven, welke overheden als enige klant hebben, ook nog eens diezelfde overheid gaan adviseren over bijvoorbeeld besluiten ten aanzien van aankopen van wapensystemen bij diezelfde bedrijven? De leden van de SP-fractie vrezen dat hiermee steeds meer de contouren van een Europees militair-industrieel complex zichtbaar worden. Kunt u aangeven hoe voorkomen kan worden dat dit leidt tot een innige en daarmee ongezonde belangenverstrengeling tussen overheden en de Commissie (welke staan voor het publieke belang) en de private industrie met hun private belangen? En, zo vragen deze leden, heeft u ook zicht op welke vertegenwoordigers van welke defensiebedrijven deel uit zullen gaan maken van deze groep en door wie zal dat besloten worden? Hoe wordt met deze voorgestelde governance structuur geborgd dat publieke in plaats van private belangen leidend zullen zijn?

In het BNC-fiche lezen de leden van de SP-fractie dat het kabinet de door de Commissie in de mededeling beschreven noodzaak tot verdere stroomlijning en convergentie van het wapenexportcontrolebeleid van de lidstaten onderschrijft. Deze leden vragen u om een nadere toelichting op en onderbouwing van dit standpunt. Waarom is dit noodzakelijk? En hoe moet die stroomlijning en convergentie er volgens het kabinet uitzien? Kan dit in de praktijk betekenen dat Nederland in voorkomende gevallen niet langer zelf kan beslissen naar welke landen in Nederland geproduceerde wapens geëxporteerd zullen worden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de fractie van de ChristenUnie constateren dat in de Europese Industriële Defensiestrategie verschillende voorstellen worden gedaan om de defensie-industrieën van de Europese lidstaten verder tot bloei te brengen, zoals het promoten van Europese militaire producten en het vereenvoudigen van aanbestedingsprocedures. Zodoende hoopt de EU er onder andere voor te zorgen dat er gestage vooruitgang wordt geboekt in de richting van het verwerven van minimaal 50 procent van hun defensiebudget voor defensieaanbestedingen binnen de EU tegen 2030, en 60 procent in 2035. Nu zijn de Verenigde Staten in de huidige markt de grootste wapenexporteur; in de afgelopen vijf jaar was 55 procent van de naar Europa geïmporteerde wapens afkomstig uit de VS, blijkt uit onderzoek van het «Stockholm International Peace Research Institute» (2023). Hoe beïnvloeden deze in EDIS voorgestelde maatregelen om de Europese defensie-industrie te stimuleren de handel met NAVO-bondgenoten zoals de VS?

Een ander speerpunt van EDIS is het ontwikkelen van nauwere banden met Oekraïne door Oekraïense deelname aan Europese initiatieven ter ondersteuning van de defensie-industrie en het stimuleren van samenwerking tussen de Europese en Oekraïense defensie-industrieën. Hierbij wordt Oekraïne behandeld als een gelijkwaardige lidstaat en mag dus deelnemen aan gezamenlijke aankopen en samenwerkingen, zo lezen de leden van de ChristenUnie-fractie. Zijn er afspraken gemaakt over het beëindigen van deze uitzonderingspositie van niet-lidstaat Oekraïne na afloop van de dan hopelijk door Oekraïne gewonnen Russische agressieoorlog?

Ten slotte merken de leden van de ChristenUnie op dat een prominent probleem in de huidige Europese defensie-industrieën de grote versnippering is. Zo zijn er in de EU 178 verschillende hoofdwapensystemen actief en zijn er van de 155 mm-granaat wel 16 verschillende types. Om gezamenlijke aankopen daadwerkelijk te vereenvoudigen, zou meer standaardisatie lidstaten kunnen helpen. Hoe draagt de EDIS bij aan meer standaardisatie van de defensie-industrieën binnen de EU?

Vragen en opmerkingen van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren stellen vast dat het pakket van voorstellen uitgaat van het verlenen van overheidsbijdragen aan industriële defensiebedrijven. Kunt u aangeven of de betreffende industrie gebrek aan draagkracht geeft om zelf te investeren in capaciteitsuitbreiding? Hoeveel directe steun is er in het afgelopen jaar aan Nederlandse defensie-industrie gegeven en hoeveel afnamegaranties? Kunt u een prognose geven van de directe steun en afnamegaranties die betrekking hebben op de komende twee jaar? Zo nee, waarom niet?

In de Europese Defensie-Industrie Strategie wordt gesproken over nauwere samenwerking en steun aan Oekraïne. Kunt u een risicoanalyse geven van de afwegingen die samenhangen met het voorgenomen NAVO-steunpakket van 100 miljard aan Oekraïne in relatie tot de oorlog tussen Rusland en Oekraïne? In hoeverre wordt ingeschat dat deze steun de kansen vergroot dat NAVO-lidstaten in deze oorlog betrokken raken en in hoeverre maakt het onze defensie-industrie kwetsbaarder om aangemerkt te worden als betrokken in dit conflict? Ten slotte vragen de leden van de Partij voor de Dieren-fractie hoe u de risico’s ziet voor de veiligheid van de NAVO-lidstaten, door zich te mengen in een conflict van twee niet-NAVO-lidstaten?

Vragen en opmerkingen van de leden van de JA21-fractie

De leden van de JA21-fractie vragen u hoe het kabinet ervoor zorgt dat EDIS in lijn blijft met de nationale belangen en de veiligheidsbehoeften van Nederland. Hoe wordt dit gemonitord? Hoe gaat u ervoor zorgen dat ook de Nederlandse (kennis)industrie wordt meegenomen in de strategie? Hoe worden de Staten-Generaal verder geïnformeerd over de implementatie, voortgang en uitkomsten van de EDIS? En met welke regelmaat?

Volgens deze is het essentieel dat EU-standaardisatie en interoperabiliteit gekoppeld blijven aan NAVO-standaarden om risico’s op incompatibiliteit te voorkomen. Hoe garandeert u dat de interoperabiliteit tussen defensiesystemen binnen de NAVO gewaarborgd blijft als de systemen door een gezamenlijke EU defensie-industrie ontwikkeld worden?

Hoe garandeert u dat de prioriteit van EDIS vooral gelegen is in het op orde brengen van de eigen voorraden en operationele inzetbaarheid in plaats van niet-EU landen? Kunt u aangeven wat de financiële consequenties zijn voor de rijksbegroting in het kader van EDIS en EDIP? Kunt u een gedegen analyse geven van de verwachte kosten en bij welke departementen deze terechtkomen? Kunt u garanderen dat de budgetten die worden vrijgemaakt niet ten koste gaan van budget dat al voor Defensie is gereserveerd? Ten slotte vragen de leden van de JA21-fractie u welke consequenties EDIS en EDIP hebben voor het behalen van de NAVO-norm.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie

De leden van de fractie van Volt hebben kennisgenomen van de reactie van het kabinet op het witboek van de Europese Commissie over exportcontrole van dual-use goods. Deze leden vinden dit een belangrijk dossier en ook complementair aan de voorstellen die de Europese Commissie heeft gedaan voor de Europese Defensie Industrie Strategie. De kabinetsreactie geeft de leden van de Volt-fractie aanleiding tot de volgende vragen.

De leden van de fractie van Volt merken op dat het kabinetsoordeel over de samenwerking op het gebied van de defensie-industrie positiever is dan de kabinetsreactie op het gebied van een daadwerkelijk EU-beleid op de exportcontroles. Hoe verklaart het kabinet dat de verordening voor exportcontroles is gebaseerd op artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, terwijl het kabinet insisteert op een nationale competentie? Is dit niet juist een vorm van onjuiste uitvoering van het EU-verdrag, waarbij handelspolitiek een exclusieve competentie van de EU is? Is hierbij een verschil of de wijziging van annex 1 voortvloeit uit een extern, multilateraal verdrag of een intern gekozen plaatsing op de lijst? De Europese Commissie stelt een nieuw Exportcontrole beleidsforum voor naast de huidige Dual-Use Raadswerkgroep. De leden van de Volt-fractie constateren dat het kabinet welwillend is, maar geeft ook aan hier voorwaarden aan te stellen. Wat zou volgens het kabinet de juridische basis van een dergelijk forum moeten zijn? Zou dit forum moeten beslissen met unanimiteit of gekwalificeerde meerderheid?

Waarom is het zinvol om wel in te zetten op een sterkere EU defensie-industrie, maar de beslissingen over exportcontrole volledig nationaal te houden? Welke lidstaat is verantwoordelijk voor de exportcontrolebesluiten van joint ventures of zelfs volledig Europese bedrijven? Hoe kijkt het kabinet aan tegen het probleem van «forum-shopping» en de mogelijke verplaatsing van bedrijven binnen de EU om nationaal onwelgevallige regels te omzeilen? Individuele lidstaten komen door derde landen nu vaak onder druk om exportvergunningen af te geven. De casus ASML is een voorbeeld. Zou de geopolitiek niet de voorkeur verdienen om deze druk gezamenlijk, als EU, te weerstaan?

De leden van de Volt-fractie hebben al eerder een vraag gesteld over de deelname en rol van de Europese Commissie in de verschillende non-proliferatieverdragen. Het kabinet had daar toen geen informatie over. Kan het kabinet hier nu wel uitsluitsel over geven?

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

Een afschrift van deze brief zal tevens worden verzonden aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking, K. Petersen

BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE EN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 juni 2024

Hierbij sturen wij u de antwoorden op de feitelijke vragen over de Mededeling Europese Defensie-Industrie Strategie en Verordening Europees Defensie-Industrie Programma (Kamerstuk 175104U).

De Minister van Defensie, K.H. Ollongren

De Staatssecretaris van Defensie, C.A. van der Maat

Beantwoording vragen commissie BDO Eerste Kamer over EDIS en EDIP

1.

Kunt u aangeven waarom het voorgestelde budget van 1,5 miljard euro, zeker gezien de looptijd, redelijk beperkt is? Verwacht u een spoedige tussentijdse verhoging? Is er enige (ambtelijke of militaire) indicatie met betrekking tot de ideale omvang, wil het initiatief kansrijk worden geacht?

De Europese Commissie geeft in de mededeling aan dat dit budget bedoeld is als overbrugging richting een volgend Meerjarig Financieel kader (MFK), ten behoeve van inspanningen die nodig zijn om de Europese Defensie Technologische en Industriële Basis (EDTIB) nu te versterken. Binnen het huidige MFK is er niet meer budget beschikbaar voor EDIP. In de onderhandelingen over een nieuw MFK, dat vanaf 2027 zal gelden, zullen de lidstaten en het Europees Parlement moeten bepalen hoeveel EU-budget moet worden ingezet voor versterking van de Europese defensie-industrie. Naar verwachting publiceert de Commissie voor 1 juli 2025 een voorstel, daarna starten de onderhandelingen. Het is aan het volgende kabinet om de integrale Nederlandse inzet voor het volgende MFK te bepalen.

2.

In welke mate zal het initiatief het vraagstuk van standaardisatie bestrijken? Hoe zal de coördinatie tussen de diverse nationale-, Europese- en NAVO-schijven plaatsvinden? Hoe wordt verdere bureaucratie voorkomen tussen en over deze groepen heen? Wordt er voor dit initiatief een eigen ambtelijke organisatie opgericht? Zo ja, wat is het daarbij behorende uitvoeringsbudget? Zijn er afspraken gemaakt om deze extra overhead te beperken of om nationale overheadkosten budgetten over te hevelen naar Europees niveau?

Door gezamenlijke aanschaf te stimuleren wordt via EDIP ook meer standaardisatie bevorderd. Uitgangspunt is dat hierbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van de reeds bestaande NAVO-standaarden. Het in 2004 opgerichte Europees Defensie Agentschap (EDA) heeft een belangrijke rol in het zorgdragen voor een goede aansluiting van gemeenschappelijke aanschaf door EU lidstaten op NAVO-standaarden. Binnen de EU of binnen Defensie worden op dit terrein geen nieuwe organisaties opgericht.

3.

De Commissie stelt voor European Defence Projects of Common Interest (EDPCI) te identificeren om gezamenlijke capaciteitsontwikkeling te stimuleren. Kunt u toelichten wat een «project of common interest» is, aan welke kwalitatieve en/of kwantitatieve criteria dient een dergelijk project te voldoen?

De Commissie geeft in de EDIP verordening geen definitie van een European Defence Project of Common Interest (EDPCI). In EDIP stelt de Commissie wel een aantal criteria voor waar een EDPCI aan moet voldoen. Zo moeten EDPCI’s gericht zijn op het ontwikkelen van capaciteiten die beschermen tegen aanvallen op strategische domeinen (oa cyber, space, maritiem, lucht), strategische enablers en systemen die deel zijn van Europese defensie infrastructuur van gemeenschappelijk belang. Verder moeten bij deze projecten de potentiële algemene baten opwegen tegen de kosten en dienen er minimaal vier lidstaten te participeren.

Het kabinet is in beginsel voorstander van het identificeren van EDPCI om gezamenlijke capaciteitsontwikkeling te stimuleren en militaire capaciteitstekorten te adresseren. Daarnaast kan dit bijdragen aan standaardisatie. Het kabinet is van mening dat de input van lidstaten hierbij doorslaggevend moet zijn en dat daarbij gebruik gemaakt kan worden van bestaande gremia als het EDA en instrumenten als de Capability Development Priorities (CDP) en de Coordinated Annual Review on Defence (CARD). Het kabinet zal zich ervoor inzetten dat eventuele EDPCI’s in lijn zijn met het NAVO planningsproces (NDPP).

4.

Hoe verloopt voor de uiteindelijke keuze de governance binnen de Commissie? Wat wordt de exacte omvang, taakstelling, werkwijze en samenstelling van deze Defence Industrial Readiness Board? Als dit nog niet duidelijk is, wanneer verwacht u dat een en ander gereed zal zijn voor verdere bespreking en/of toelichting, zo vragen de leden van de BBB-fractie.

De Commissie stelt een Defence Industrial Readiness Board voor met twee verschillende poten die in verschillende samenstellingen bijeenkomen en een ander doel dienen. Een poot wordt formeel opgericht in de voorgestelde EDIP verordening en zal advies geven omtrent leveringszekerheid. De andere poot wordt informeel opgericht onder de EDIS mededeling en krijgt een rol in de coördinatie van defensieplanning- en aanschafprocessen. Er is nog onduidelijkheid over de exacte omvang, taakstelling, werkwijze en samenstelling van deze Board.

Het kabinet is positief over het oprichten van een Defence Industrial Readiness Board in de EDIP verordening, waarbij de Hoge Vertegenwoordiger, EDA en de lidstaten gezamenlijk een belangrijke adviesrol richting de Commissie vervullen in het kader van maatregelen ten behoeve van leveringszekerheid. Het kabinet zal de Commissie vragen om duidelijkheid te verschaffen over het niveau van de afvaardiging en de frequentie van de bijeenkomsten. Het kabinet acht het voorts van belang dat lidstaten leidend zijn bij de coördinatie van defensieplanning- en aanschafprocessen. Wel steunt het kabinet hierbij een adviserende en stimulerende rol voor de Commissie. Het kabinet wijst hiernaast op het belang om daarbij beter de bestaande mogelijkheden in het kader van het EDA, in het bijzonder de instrumenten CDP en CARD, te benutten.

In het najaar zullen de onderhandelingen starten over de Board. Tijdens de onderhandelingen over de verordening zet het kabinet zich in voor een rolverdeling tussen de Commissie, het EDA en de lidstaten die passend is op het gebied van Europese defensiesamenwerking. Het uitgangspunt is dat lidstaten, onder andere via het EDA, zeggenschap hebben over prioriteitsstelling, defensieplannings- en aanschafprocessen. De Commissie richt zich in beginsel op industriebeleid, het creëren van financiële prikkels en het initiëren van regelgeving.

5.

Waarom wordt Oekraïne in dit initiatief genoemd, aangezien het land noch lid van de NAVO noch lid van de EU is? Wat is de status en opdracht van het Innovation Office in Kyiv? En heeft het kabinet of de Raad beleidskaders gereed, mocht dit kantoor getroffen worden door Russische agressie?

Oekraïne is een partner van de NAVO en kandidaat voor lidmaatschap van de Europese Unie (EU). Door de oorlog in Oekraïne is samenwerking tussen de Europese en Oekraïense industrie voor zowel de EU als Oekraïne van cruciaal belang. De Europese Commissie beoogt met het EU Innovation Office in Kyiv een brug te slaan tussen (innovatieve) bedrijven in de EU en de Oekraïense defensie-industrie en strijdkrachten.

6.

Wat is het nut van een separate Structure for European Armament Programme (SEAP), als het niet verplicht is? Hoe wordt «wildgroei» van SEAP’s voorkomen? Zijn er of komen er minimumvereisten voor een SEAP?

In het Commissievoorstel EDIP worden vereisten gesteld aan een SEAP. Zo moet SEAP een samenwerkingsverband zijn met eigen rechtspersoonlijkheid en kan een SEAP worden opgericht door minimaal drie lidstaten, geassocieerde landen en/of Oekraïne een SEAP oprichten. De samenwerking binnen een SEAP moet zich richten op een van de capaciteitsprioriteiten die zijn vastgesteld in het kader van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB). Ook moet de ontwikkeling en aanschaf van defensie producten en diensten door een SEAP in lijn zijn met de vastgestelde Capability Development Priorities.

Lidstaten besluiten op vrijwillige basis of zij wel of geen SEAP willen inrichten. Het blijft dus ook mogelijk om op andere manieren internationaal en Europees samen te werken. Voor Nederland bieden bestaande instrumenten, zoals bilateraal op basis van een Memorandum of Understanding of multilateraal door gebruik te maken van de NSPA, OCCAR of het EDA, al mogelijkheden om internationaal samen te werken. Het is dus van belang dat het SEAP raamwerk een werkelijke toegevoegde waarde biedt aan de al bestaande mogelijkheden om internationaal samen te werken. Deze toegevoegde waarde kan bijvoorbeeld zitten in het ter beschikking stellen van middelen door de Commissie.

7.

Is de SEAP een operationele eenheid/organisatiestructuur met eigen personeel of slechts een juridische en financiële structuur om te contracteren? En hoe groot moet deze worden als het een operationele eenheid is?

Een SEAP is een samenwerkingsverband dat conform de voorwaarden uit het Commissievoorstel kan worden opgericht. Er worden in de voorgestelde Verordening geen eisen gesteld aan de omvang van de entiteit.

8.

In welke mate is de inkooporganisatie «vrij» in het buiten de EU bestellen van materiaal? Wat is in geval van «buiten de EU» het beleid met betrekking tot compensatieorders voor het uiteindelijk betalende EU-land? Hoe wordt voorkomen dat de Nederlandse defensie-industrie kansen en markt verliezen door deze verdergaande centralisatie van inkoopactiviteiten?

Het doel van EDIP is het versterken van de Europese defensie-industrie. De Commissie stelt criteria aan investeringen vanuit het Instrument (opvolgers van EDIRPA en ASAP). Aangaande leveranciers en toeleveranciers schrijft het voorstel voor dat aanbieders op de aanbesteding in principe binnen de EU gevestigd moeten zijn, infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen moeten gebruiken van binnen de Unie en niet onder zeggenschap staan van een derde land (tenzij er garanties worden gegeven). Samenwerking met entiteiten gevestigd buiten de Unie of met zeggenschap buiten de Unie is toegestaan, mits dit niet ingaat tegen de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar leden. Er mag echter geen ongeautoriseerde toegang zijn tot gerubriceerde informatie door een derde land en negatieve effecten op de leveringszekerheid zullen moeten worden beperkt. Het voorstel legt minder gedetailleerde eisen aan de gezamenlijke investeringen van lidstaten middels een SEAP. Een belangrijke eis is dat een SEAP moet bijdragen aan de gezamenlijke ontwikkeling en/of aanschaf van defensieproducten die in lijn zijn met de door lidstaten gezamenlijk vastgestelde capability prioriteiten.

Om alle bedrijven uit de hele EU, waaronder uit Nederland, een eerlijke kans te geven om via EDIP toe te treden tot de toeleveringsketens van de grote Europese defensiebedrijven moeten er (financiële) prikkels ingebouwd worden die eerlijke toegang bevorderen en moeten er (basis)regels voor industriële samenwerking worden gemaakt die op verschillende elementen van de verordening van toepassing zijn. Daarnaast zal Nederland in de uitvoering, bijvoorbeeld als het meedoet aan gezamenlijke aanschaf of materieelsamenwerking, zich ervoor inspannen dat de Nederlandse defensie-industrie gepositioneerd wordt in dergelijke samenwerkingsprojecten. Het staat lidstaten vrij om buiten EDIP en SEAP kaders, al dan niet gezamenlijk, materieel te bestellen buiten de EU.

9.

Hoe denkt u dat een EU-bemoeienis op centraal niveau, ver weg van de dagelijkse handel en contacten, daadwerkelijk in tijden van crises een bijdrage kan leveren? Welke leerpunten zijn of worden meegenomen van de inkoop van medische producten, voorraden en vaccines ten tijde van de coronapandemie?

De inschatting van het kabinet is dat EU samenwerking, zoals voorgesteld in EDIP, een belangrijke positieve rol kan spelen bij het bevorderen van gezamenlijke aanschaf en van opschaling van productiecapaciteit. Het gezamenlijk optrekken in tijden van crisis kan zorgen voor een steviger positie op de wereldwijde markten en kan concurrentie tussen lidstaten voorkomen. De les van de covidcrisis is dat gezamenlijk Europees handelen, op grotere schaal, helpt bij het aanpakken van gezamenlijke crises.

10.

Waarom denkt u dat door inkoop te coördineren het capaciteitsprobleem wordt opgelost? Zal er dan sprake zijn van meerjarige inkoopcontracten als de klant bereid is om een langere termijnverplichting aan te gaan? Of zal de EU overgaan tot medefinanciering van de investeringen of het leveren van financiering tegen gunstige voorwaarden?

Gezamenlijk aanschaf is een van de manieren waarmee fragmentatie van wapensystemen kan worden tegengegaan. Het tegengaan van fragmentatie is onder andere belangrijk voor de interoperabiliteit tussen krijgsmachten, maar biedt ook de industrie meer zekerheid omdat er meer afnemers zijn voor hetzelfde product en dit in grotere volumes kan worden geproduceerd. Daarom steunt het kabinet het voorstel van de Commissie om gezamenlijke aanschaf ook binnen EDIP financieel te stimuleren. De relatie tussen het sluiten van meerjarige contracten en het coördineren van inkoop is beperkt tot niet aanwezig. Immers, ook bij individuele inkoop is dit een mogelijkheid. Wel is het zo dat bij gezamenlijke aankoop sprake is van gebundelde, en daardoor waarschijnlijk grotere, bestellingen die de producent meer zekerheid geven.

11.

Hoe verhoudt het FAST zich tot andere investeringsfondsen zoals bijvoorbeeld Invest NL of het NAVO Innovatiefonds? Wanneer denkt u de eerste contouren van de nadere invulling te kunnen delen?

De Commissie stelt in de mededeling voor om een fonds (FAST) op te richten gericht op het faciliteren van toegang tot financiering voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) in de defensieproductieketen. De verordening creëert de mogelijkheid tot oprichting van FAST. De Commissie beoogt met de oprichting van FAST ook een ecosysteem van investeerders te creëren gericht op de defensie-industrie. In de mededeling en de verordening wordt de precieze inrichting en beoogde omvang van het fonds niet gespecificeerd. Dit maakt het lastig om te bepalen hoe FAST zich zal verhouden tot Invest NL of het NAVO Innovatiefonds (NIF). Een belangrijk onderscheid tussen NIF en FAST is dat NIF gericht is op investeringen in innovatieve start-ups die werken aan Emerging Disruptive Technologies (EDTs). FAST is bedoeld om toegang tot financiering voor mkb te vereenvoudigen voor andere doeleinden dan alleen innovatie (bijv. opschaling productie). FAST dient nog nader te worden uitgewerkt. Het kabinet ziet graag dat het FAST een aanvulling wordt op de bestaande instrumentaria.

12.

Hoe zullen centrale EU-inkoopinspanningen, zeker ten tijde van crises, zich verhouden tot inkoopinspanningen van andere NAVO-landen niet zijnde EU-lid zoals de Verenigde Staten (VS), Canada of Turkije, of landen zoals Japan, Australië en Nieuw-Zeeland? Waarom wachten tot het aanleggen van voorraden zoals grondstoffen totdat de crisis zich voordoet in plaats van proactief nu een aanvang maken? Gezien het gegeven dat veel van de strategische grondstoffen gedolven worden in landen met groeiende goede relaties met Rusland en China vragen de leden van de BBB-fractie of u een herijking voorziet van het Buitenlandse Beleid en de Ontwikkelingssamenwerking in relatie tot de Defensie-strategie?

Gezamenlijke inkoop biedt voordelen, en niet alleen ten tijde van crises. Gezamenlijk kunnen EU-lidstaten grotere bestellingen plaatsen die aantrekkelijker zijn voor bedrijven. Landen kunnen momenteel al strategische voorraden aanleggen, de voorgestelde verordening geeft de Commissie de bevoegdheid om in naam van lidstaten grondstoffen en componenten aan te schaffen voor strategische reserves ten behoeve van de defensie-industrie.

Nederland zet in haar buitenlandsbeleid, in lijn met de Nationale Grondstoffenstrategie, onder meer in op diversificatie en verduurzaming van internationale ketens. Door het versterken van internationale samenwerking met derde landen, waar mogelijk in EU-verband, verkleint Nederland haar strategische afhankelijkheden. Hierbij zet het kabinet tegelijkertijd in op het verduurzamen van internationale ketens en het ontwikkelen van lokale waardetoevoeging in derde landen. Het nastreven van een handelsagenda die tegelijkertijd gericht is op duurzaamheid, maakt van de EU een potentieel aantrekkelijke alternatieve partner voor landen die rijk zijn aan grondstoffen. Dit beleid draagt bij aan het vergroten van de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen, die ook van belang zijn voor de defensie-industrie.

Op dit moment voert het Nederlandse onderzoeksbureau Number Three in samenwerking met TNO een haalbaarheidsstudie uit naar de aanleg van strategische voorraden van kritieke grondstoffen voor de EU, en de mogelijke rol van Nederland daarin. Dit onderzoek wordt in het tweede kwartaal van 2024 afgerond. Op basis daarvan zal het kabinet bepalen welke stappen het verstandig acht ten aanzien van het aanleggen van strategische voorraden en de raffinage van kritieke grondstoffen. Hier wordt de Kamer vervolgens over geïnformeerd.

13.

Welke invloed heeft de uitvoering van deze defensie-industrie strategie op de NAVO?

De Europese Defensie-Industrie Strategie en het Europese Defensie-Industrie Programma zijn bedoeld om de Europese Defensie Technologische en Industriële Basis (hierna: EDTIB) te versterken. De Russische agressie tegen Oekraïne toont aan dat de EU- lidstaten meer verantwoordelijkheid moeten nemen voor de eigen veiligheid. Het is noodzakelijk en urgent de gereedheid van de krijgsmachten van de lidstaten te versterken en de militaire steun aan Oekraïne voort te kunnen zetten. Sterkere EU-lidstaten dragen bij aan de veiligheid van het NAVO-bondgenootschap. De Commissie benadrukt in haar voorstellen meermaals dat de EU complementair wil zijn aan NAVO-initiatieven en dat NAVO-standaarden leidend zullen blijven. Bovendien is het van belang dat er afstemming plaatsvindt tussen EU en NAVO met betrekking tot de initiatieven van beide organisaties die als doel hebben om de defensie-industrie te versterken.

14.

Is er een risico dat het «establishment» van de industrie de toegankelijkheid van deze markt voor nieuwkomers lastiger maakt, zodat eventuele nieuwkomers worden buitengesloten? Wat zijn kansen en bedreigingen van deze Defensie-industrie strategie voor Nederlandse ondernemingen.

Meer investeringen in de Europese defensie-industrie biedt ook meer kansen aan bedrijven uit de Nederlandse defensie-industrie. Een risico is dat Nederlandse defensiebedrijven, doorgaans kleiner en toeleverancier, niet worden opgenomen in de toeleveringsketens van grote buitenlandse defensiebedrijven omdat deze nationaal worden ingericht. Het kabinet acht het daarom van groot belang dat met EDIP de toeleveringsketens voor grensoverschrijdende samenwerking verder worden geopend en zal er op toezien dat dit in de praktijk ook wordt bevorderd

15.

Hoe passen deze initiatieven binnen het streven naar strategische autonomie voor de EU? Maakt ons dit per saldo afhankelijker of onafhankelijker van de VS?

Maatregelen om de Europese defensie-industrie te versterken passen bij, en dragen bij aan, de kabinetsinzet en visie voor een sterkere geopolitieke Unie, zoals uiteengezet in de Kamerbrief Open Strategische Autonomie.11 De door de Commissie voorgestelde maatregelen versterken het vermogen van de Unie en de lidstaten om zelfstandig te voorzien in de militaire capaciteitsbehoeften en daarmee minder afhankelijk te zijn van internationale partners, inclusief de VS. Dit draagt dus bij aan het vermogen van de EU om autonomer te opereren in een geopolitieke fragiele wereld. Dit is ook in het belang van NAVO partners, want een sterkere EU betekent een sterkere NAVO. Daarbij blijft het voor Nederland van belang om, in het kader van interoperabiliteit, samen te werken met strategische partners buiten de EU.

16.

Lopen door de harmonisatie van standaarden en certificeringen de strenge standaarden die door Nederland worden gehanteerd in gevaar?

Harmonisatie van standaarden is belangrijk voor de interoperabiliteit tussen krijgsmachten en standaardisatie van wapensystemen. De NAVO speelt hier een centrale rol in door de ontwikkeling van zogenoemde Standardization Agreements (STANAGs). Certificering is doorgaans nationaal ingeregeld. In algemene zin kan het bij harmonisatie voorkomen dat de gestelde eisen hoger of lager zijn dan de huidige nationale normen. Nederland blijft altijd inzetten op het waarborgen van een hoge kwaliteit die nauw aansluit bij onze eigen strenge eisen en standaarden.

17.

Verwacht u dat Nederland defensiematerieel vervroegd moet afschrijven, omdat dat mogelijk voortijdig niet (meer) voldoet aan de geharmoniseerde standaarden en certificeringen?

Een land kan ervoor kiezen pas aan de standaard te voldoen vanaf het moment dat het ervoor kiest of van plan is om nieuw materieel aan te schaffen.

18.

Welke gevolgen heeft de uitvoering van deze strategie voor de handelsbetrekkingen met de VS en voor de handelsbetrekkingen met het Verenigd Koninkrijk?

Het streven naar meer Europese samenwerking laat onverlet dat ook samenwerking met niet geassocieerde partnerlanden, zoals de Verenigde Staten, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk, van belang blijft. Hierbij denkt het kabinet bijvoorbeeld aan het verwerven van productielicenties door bedrijven in de EU van entiteiten afkomstig uit niet-geassocieerde derde landen, waardoor licentieproductie in de EU mogelijk wordt gemaakt. Het kabinet is van mening dat ook hiermee de EDTIB wordt versterkt. Het kabinet zal zich hiervoor inzetten tijdens de onderhandelingen.

19.

Welke financiële gevolgen heeft de uitvoering van deze strategie voor Nederland?

Het EDIP-budget komt uit de bestaande EU-begroting en vormt geen additionele financiële afdracht door Nederland. Wanneer de NLDTIB aanspraak maakt op EDIP-fondsen zal de Nederlandse economie hiervan profiteren.

20.

Welke wijzigingen zou het kabinet in de voorgestelde strategie willen aanbrengen, als het hiervoor nog de vrije keuze zou hebben gehad?

Het kabinet heeft in het BNC-fiche een appreciatie gegeven van zowel de Europese Defensie-Industrie Strategie (mededeling) en het Europese Defensie-Industrie Programma (verordening).12

21.

Hoe wordt ervoor gezorgd dat er meer in defensie-industrie wordt geïnvesteerd?

Investeren in onze nationale defensie-industrie is een prioriteit voor het Kabinet. Ook andere EU lidstaten hebben hun defensie uitgaven flink opgeschroefd de afgelopen jaren. EDIP is erop gericht om de EDTIB te versterken. Dit kan de NLDTIB dus ook ten goede komen. De Commissie stelt in de mededeling voor om een fonds (FAST) op te richten gericht op het faciliteren van toegang tot financiering voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) in de defensieproductieketen. Daarnaast stelt EDIP maatregelen voor om de verkoop van EU-defensieproducten te stimuleren, onder andere door het opzetten van een centrale catalogus met defensieproducten. In de mededeling en de verordening wordt de beoogde omvang van het fonds niet gespecificeerd. Naast het beoogde FAST zijn er verschillende nationale, Europese en internationale instrumenten die ernaar streven te investeren in de NLDTIB zoals het Europees Defensiefonds, het NATO accelerator fonds DIANA en BITS Brainport.

22.

Hoe hoog schat u in dat de inkomsten uit de rente-inkomsten van bevroren Russische tegoeden zullen zijn?

Volgens een huidige inschatting zal dit circa 3 miljard euro per jaar beschikbaar maken voor steun aan Oekraïne, waarbij de precieze inkomsten afhankelijk zijn van de ontwikkeling van de rentestanden.

23.

Welke financiële risico’s kleven er aan het investeren van Russische tegoeden met het doel om inkomsten te genereren?

De financiële risico’s van het investeren van vrijkomende Russische tegoeden – conform het recent bereikte EU-akkoord – lijken beperkt. Door de sancties kunnen centrale effecten bewaarinstellingen zoals het Belgische Euroclear vrijkomende Russische gelden niet uitbetalen aan de Russische Centrale Bank. Deze worden daarom herbelegd. Net als alle andere klanten van Euroclear ontvangt de Russische Centrale Bank geen vergoeding over haar aangehouden cash. De winsten die hierover worden gemaakt zijn hiermee geen eigendom van Rusland. Het investeren van vrijkomende Russische tegoeden is dan ook niet strijdig met het internationale recht.

Conform moties Krul c.s., Dobbe c.s. en Brekelmans c.s.13 zet het Kabinet zich in om de ambitie in de EU te verhogen om aanvullende maatregelen te onderzoeken, ook ten aanzien van de onderliggende tegoeden. Het Kabinet onderzoekt wat de mogelijkheden en juridische en financieel-economische risico’s zijn van dergelijke aanvullende maatregelen. Dit dient zorgvuldig afgewogen te worden. Hierover wordt ook internationaal, en op verschillende multilaterale niveaus, over nagedacht.

24.

Welke maatregelen neemt het kabinet om de standaardisering en interoperabiliteit van wapensystemen te bevorderen?

Nederland werkt sinds de oprichting van de NAVO aan standaardisatie in NAVO-verband, omdat de NAVO inzag dat zonder standaardisatie ook geen interoperabiliteit bereikt wordt. Het belang van betere interoperabiliteit wordt door Nederland veelvuldig opgebracht tijdens NAVO- en EU-bijeenkomsten. Deze gesprekken vinden niet alleen plaats op ministerieel niveau, maar op alle niveaus binnen de defensieorganisatie. Zo is Nederland ambtelijk vertegenwoordigd in meer dan 150 standaardisatie-werkgroepen binnen de NAVO. Ook voor de EU zijn de NAVO-standaarden de belangrijkste referentie voor defensie capaciteiten. Tegelijkertijd moet worden onderkend dat verbeterde interoperabiliteit door middel van standaardisatie een kwestie van een lange adem is. Zowel binnen de EU als in de NAVO zetten bondgenoten stappen, maar om echt resultaat te boeken moeten we toe naar veel meer gelijke capaciteiten, met een commitment aan de nationale implementatie van NAVO-standaarden. De EU aanpak die meer gezamenlijke aanschaf tot doel heeft draagt hier aan bij. Dat gaat tijd kosten. Nederland zet hier al goede stappen in, bijvoorbeeld door de gezamenlijke aanschaf van Anti Submarine Warfare (ASW) fregatten met België en luchtmobiele voertuigen met Duitsland.

25.

Welke maatregelen treft het kabinet om de problematische certificering van wapensystemen aan te pakken en te standaardiseren?

Nederland werkt aan betere nationale implementatie van de in NAVO-verband ontwikkelde standaarden en door continu alert te zijn op wijzigingen en herzieningen door te testen en evalueren, en door hier in NAVO en EU aandacht voor te vragen. Zie ook antwoord op vraag 24.

26.

Hoe kijken NAVO-partners die geen onderdeel van de Europese Unie vormen naar de Europese Industriële Defensiestrategie?

NAVO-partners vragen tijdens reguliere gesprekken met de EU om aandacht voor voldoende mogelijkheden voor deelname van deze landen en hun defensie-industrie aan het EDIP.

27.

Welke voorbeelden kunt u geven van maatregelen die u gepast acht onder het «EU Security of Supply regime»?

Het kabinet verwelkomt maatregelen die gericht zijn op het verbeteren van leveringszekerheid van defensieproducten, ook in tijden van crisis. Het kabinet ondersteunt de mogelijkheid om prioriteit te geven aan levering van grondstoffen en componenten aan de defensie-industrie in plaats van aan de overige civiele industrie als de urgentie van de situatie dit rechtvaardigt. Daarnaast is het kabinet in beginsel positief over de mogelijkheid tot gezamenlijke inkoop van componenten en grondstoffen van defensieproducten om strategische voorraden aan te leggen ten behoeve van de defensieproductie.

Het kabinet is voorstander van het in kaart brengen en monitoren van toeleveringsketens van de Europese defensie-industrie, gezien dit de weerbaarheid van de toeleveringsketens van defensieproducten kan versterken. Bovendien voorziet het EU Security of Supply Regime in een crisismechanisme dat van waarde kan zijn in het mitigeren van leveringscrises binnen de defensie-industrie. Het kabinet ondersteunt de introductie van de crisismechanismen ter voorkoming en mitigatie van verschillende typen crises. Het is positief dat lidstaten middels de Raad kunnen besluiten verschillende leveringscrisisfases te activeren, afhankelijk van de vraag of er sprake is van een leveringscrisis of veiligheidscrisis, waardoor de Commissie bepaalde maatregelen kan nemen. Het kabinet is positief over de voorstellen die worden gedaan op het gebied van het prioriteren van orders voor crisis-relevante producten niet-zijnde defensie-(eind)producten ten behoeve van de defensie-industrie. Via het prioriteren van orders blijft de leveringszekerheid voor de defensie-industrie in tijden van crisis gewaarborgd en kan de industrie een eventuele sterk gestegen vraag naar defensieproducten ook beantwoorden.

28.

In hoeverre hebben de nationale parlementen, of het Europees Parlement, democratische controle over de maatregelen die de Raad neemt in tijden van crisis?

De Raad besluit hierover met gekwalificeerde meerderheid. Voor de Nederlandse inbreng in de Raad geldt de gebruikelijke werkwijze waarbij het kabinet het parlement voorafgaand aan de Raad informeert over de voorgenomen inzet. Het Europees Parlement is medewetgever op het EDIP. Het commissievoorstel voorziet niet in een rol voor het Europees Parlement bij het besluit over crisismaatregelen.

29.

Kunt u aangeven waarom – gegeven dat het kabinet de Mededeling en de voorgestelde Verordening positief beoordeelt – het nodig is dat om samenwerking en integratie te bevorderen zoveel publieke middelen ter beschikking te stellen?

Het streven van de Mededeling en voorgestelde Verordening is het versterken van de Europese defensie-industrie, ten behoeve van het versterken van de nationale krijgsmachten en voortzetten van steun aan Oekraïne. Om dit te bereiken stelt de Commissie onder andere voor om gezamenlijke aanschaf van materieel evenals opschaling van de productie financieel te stimuleren. Daarnaast wordt het voorgestelde budget onder EDIP ook ingezet voor het verbeteren van de leveringszekerheid en biedt financiering voor het mkb in de toeleveringsketen. Het is aannemelijk dat zonder de voorgestelde financiering de gestelde doelen niet of in mindere mate kunnen worden behaald.

30.

Klopt het dat een deel van het budget van 1,5 miljard euro rechtstreeks als subsidie naar de Europese defensie-industrie zal gaan indien dit voorstel tot een verordening wordt aangenomen, en zo ja is duidelijk hoe groot dit deel zal zijn/zal kunnen zijn?

Zie ook het antwoord op vraag 29. Het budget wordt besteedt aan het stimuleren van gezamenlijke aanschaf door lidstaten en als subsidie voor bedrijven uit de EDTIB voor opschaling van productie en het vergroten van de leveringszekerheid, bijvoorbeeld voor het aanhouden van reservecapaciteit («ever warm facilities»).

31.

Zijn er, naast het doel om de productiecapaciteit op te schalen, ook andere wijzen waarop de private Europese defensie-industrie op basis van de voorgestelde verordening subsidie kan ontvangen?

Zie ook het antwoord op vraag 29. Opschalen van de productiecapaciteit is een van de doelen van de voorgestelde verordening. Daarnaast richt het ook op het stimuleren van gezamenlijke aanschaf, omdat dat leidt tot standaardisatie en het tegengaan van fragmentatie. Bovendien biedt vraagbundeling meer zekerheid van afname aan de industrie, wat noodzakelijk is voor investeringen in het opschalen van de productiecapaciteit. Daarnaast doet de Commissie ook voorstellen om de leveringszekerheid van de Europese defensie-industrie te vergroten.

32.

Kan u in het algemeen aangeven waarom in de regel zeer winstgevende bedrijven, welke hun winsten genereren met overheidsorders, ook nog eens met publieke middelen ondersteund moeten worden (middels subsidies)?

De defensie-industrie is anders dan andere industrieën. Vanwege de aard van de producten zijn overheden vaak de enige klanten. Bovendien is de aanwezigheid van een sterke industrie essentieel voor de veiligheid. Een voorbeeld is de opschaling van de productiecapaciteit van de Europese defensie industrie. Dat begint met het meer en op grotere schaal plaatsen van bestellingen door de lidstaten bij de EDTIB. Langetermijncontracten bieden bedrijven namelijk de meeste zekerheid. De defensie-industrie investeert echter minder in uitbreiding van de productiecapaciteit (en bijvoorbeeld innovatie en weerbaarheid) dan vanuit het oogpunt van productiezekerheid is gewenst. Dit komt doordat de industrie substantieel moet investeren maar tegelijk bedrijfsrisico’s loopt (onder andere doordat het een beperkt aantal afnemers heeft, de afname op langere termijn onzeker is en het en lange doorlooptijden kent). Daarnaast kampt de defensie-industrie – met bijna alleen maar maakbedrijven – ook met problemen waar veel andere maakbedrijven tegen aan lopen (o.a. hoge energieprijzen en verstoorde toeleveringsketens). Daarom acht het kabinet het gerechtvaardigd dat de overheid weer een rol spelen bij het afdekken van risico’s met subsidies, aangaan van lange termijn contracten/garanties en het verbeteren van de toegang tot financiering.

33.

Kunt u een appreciatie geven van het voorstel om een adviserende European Defence Industry Group op te richten, met daarin vertegenwoordigers van de defensie-industrie?

De Commissie stelt in de mededeling voor om een European Defence Industry Group op te richten met daarin hoge vertegenwoordigers van de industrie, om een effectieve samenwerking tussen overheid en de industrie te stimuleren. Deze groep kan een adviserende rol spelen richting de overheid. Het BNC-fiche over EDIS/EDIP stelt dat het kabinet het voorstel steunt om een Europese Groep voor de Defensie-industrie op te richten die de overheid op belangrijke thema’s kan adviseren. De NAVO kent een vergelijkbare groep, namelijk de NAVO Industriële Adviesgroep (NIAG).

34.

Kunt u aangeven hoe voorkomen kan worden dat dit leidt tot een innige en daarmee ongezonde belangenverstrengeling tussen overheden en de Commissie (welke staan voor het publieke belang) en de private industrie met hun private belangen? Welke defensiebedrijven deel uit zullen gaan maken van deze groep en door wie zal dat besloten worden? Hoe wordt met deze voorgestelde governance structuur geborgd dat publieke in plaats van private belangen leidend zullen zijn?

Het kabinet zet zich in voor een actieve (internationale) industriepolitiek, waaronder meer maatwerk, gericht op een robuuste (Europese) defensiesector. De geopolitieke ontwikkelingen dwingen de Europese Unie (EU) en de NAVO om de strategische autonomie van Europa te versterken. De defensiebudgetten binnen Europa zijn omhoog gegaan, de grote diversiteit aan wapensystemen moet omlaag en de samenwerking op het gebied van defensie en industrie moet verbeteren.14 Omdat bij defensie de relatie tussen de behoeftesteller en afnemer enerzijds en de producent anderzijds heel hecht is, is een hechte samenwerking tussen overheid en industrie ook van essentieel belang. De Commissie stelt mede daarom in de mededeling voor om een European Defence Industry Group op te richten met daarin hoge vertegenwoordigers van de industrie, om een effectieve samenwerking tussen overheid en de industrie te stimuleren. Deze groep zal een adviserende rol spelen richting de overheid. Het is nog onduidelijk hoe deze groep en haar governance structuur eruit zal zien.

35.

Hoe beïnvloeden de in EDIS voorgestelde maatregelen om de Europese defensie-industrie te stimuleren de handel met NAVO-bondgenoten zoals de VS?

Zie beantwoording vraag 18.

36.

Waarom is verdere stroomlijning en convergentie van het wapenexportcontrolebeleid noodzakelijk en hoe moet dit er uit zien? Houdt Nederland zelf de controle over waar Nederlandse wapens naar geëxporteerd zullen worden?

Het kabinet wil de Europese defensiesamenwerking versterken en Nederlandse deelname aan Europese defensieprojecten stimuleren. Dit vraagt om eerlijke concurrentie (een gelijk speelveld) en verdere convergentie van het wapenexportbeleid in Europa.

Het kabinet probeert dit onder andere te verwezenlijken door de wens toe te treden tot het Verdrag inzake exportcontrole in het defensiedomein. Dit verdrag, waarbij nu nog alleen Duitsland, Frankrijk en Spanje partij zijn, vergroot in de kern de voorspelbaarheid van het regelgevend kader zodat Europese defensiebedrijven waar het gezamenlijke projecten betreft een meer gelijke exportpositie krijgen en de onderlinge concurrentie wordt versterkt. Het verdrag stimuleert voorts convergentie van het wapenexportbeleid omdat verdragspartijen in het kader van die samenwerkingsprogramma’s met elkaar om tafel zitten om potentiële exportbestemmingen te bespreken en risico-inschattingen te delen. Hiermee gaat het verdrag verder dan huidige Europese samenwerking op het wapenexportbeleid waar EU-lidstaten elkaar achteraf informeren over afgewezen vergunningen. Deze consultaties onder het verdrag kunnen ertoe leiden dat landen toewerken naar een meer eenduidige toepassing van het Europese wapenexportbeleid, en zouden Nederland de mogelijkheid bieden om in een vroeg stadium met Europese partners in gesprek te gaan over de risico’s van de potentiële exportbestemmingen. In het uiterste geval hebben de afzonderlijke verdragspartijen de mogelijkheid om een exporttransactie tegen te houden.

Het kabinet wil het gelijk speelveld en verdere convergentie ook vergroten via de herziening van het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexportcontrole dat dit jaar zal worden afgerond om zo tot meer eenduidige toepassing van het wapenexportbeleid te komen. Dat is belangrijk om zo min mogelijk interpretatieverschillen te laten bestaan en een «waterbedeffect» te voorkomen waarbij export die in de ene lidstaat wordt geweigerd alsnog plaatsvindt middels vergunningverlening in een andere lidstaat.

De maatregelen in de EDIS dragen bij aan een versterking van de Europese defensiesamenwerking door instrumenten beschikbaar te stellen ten behoeve van de gezamenlijke aanschaf en ontwikkeling. Op termijn kan dit tot een reductie van de fragmentatie binnen het Europese defensiematerieel, dit draagt bij aan een versterkte interoperabiliteit en standaardisatie binnen de Europese Unie.

37.

Hoe draagt de EDIS bij aan meer standaardisatie van de defensie-industrieën binnen de EU?

De maatregelen in EDIS dragen bij aan een versterking van de Europese defensiesamenwerking door instrumenten beschikbaar te stellen ten behoeve van de gezamenlijke aanschaf en ontwikkeling. Op termijn kan dit tot een reductie van de fragmentatie binnen het aanbod van Europees defensiematerieel, dit draagt bij aan een versterkte interoperabiliteit en standaardisatie binnen de Europese Unie.

38.

Hoe beïnvloeden deze in EDIS voorgestelde maatregelen om de Europese defensie-industrie te stimuleren de handel met NAVO-bondgenoten zoals de VS?

Zie antwoord vraag 18.

39.

Zijn er afspraken gemaakt over het beëindigen van de uitzonderingspositie van niet-lidstaat Oekraïne na afloop van de dan hopelijk door Oekraïne gewonnen Russische agressieoorlog?

In de voorstellen van de Commissie wordt geen eindtijd geformuleerd voor Oekraïense deelname aan de betreffende instrumenten en onderdelen. Oekraïne is kandidaat lidstaat van de EU.

40.

Hoeveel directe steun is er in het afgelopen jaar aan Nederlandse defensie-industrie gegeven en hoeveel afnamegaranties?

Er zijn twee belangrijke EU-instrumenten die subsidies verlenen aan de defensie-industrie, te weten het Europees Defensiefonds (EDF) en de Verordening betreffende de ondersteuning van de productie van munitie (beter bekend als ASAP). Voor het EDF zijn enkel de resultaten voor 2021 en 2022 bekend, daarin is voor ca. 56 miljoen subsidies verstrekt aan de Nederlandse Defensie Technologische en Industriële Basis.15 De subsidies uit ASAP zijn niet naar bedrijven uit Nederland gegaan. Dit is te verklaren doordat Nederland sinds 2003 niet meer over een eigen munitie-producerende industrie beschikt, de Nederlandse defensie-industrie levert met name een bijdrage aan hoogtechnologische wapensystemen.

41.

Kunt u een prognose geven van de directe steun en afnamegaranties die betrekking hebben op de komende twee jaar?

Het EDF betreft een subsidie o.b.v. voorstellen die de Nederlandse industrie en kennis instellingen zelf aanleveren bij de Europese Commissie. Deze zal de voorstellen gaan beoordelen. Ik kan daarom geen prognose geven hoeveel Nederlandse industrie en kennis instellingen hoeveel subsidie door de Europese Commissie krijgen toegewezen.

42.

Kunt u een risicoanalyse geven van de afwegingen die samenhangen met het voorgenomen NAVO-steunpakket van 100 miljard aan Oekraïne?

Nederland verwelkomt dat wordt nagedacht over de intensivering en lange termijn bestendiging van de NAVO-steun aan Oekraïne. Het is belangrijk om het ad hoc karakter van de afgelopen twee jaar te ontstijgen, als signaal richting zowel Kyiv als Moskou. Het mogelijk op te richten financieringsmechanisme van de NAVO, met name voor (mede)financiering van (letaal) militair materieel, moet in relatie worden bezien tot de financieringssporen vanuit de EU, in het bijzonder het Ukraine Assistance Fund onder de Europese Vredesfaciliteit (EPF). De vorm en beoogde omvang van het eventuele financieringsmechanisme staan nog niet vast. Voor de periode na 2026 is steun aan Oekraïne nog niet begroot en daarom kan het kabinet voor die periode nog geen financiële toezeggingen doen.

43.

Hoe zorgt het kabinet ervoor dat EDIS in lijn blijft met de nationale belangen en de veiligheidsbehoeften van Nederland?

EDIS is goed in lijn met de veiligheidsbelangen van Nederland. Verder betreft het een gezamenlijke mededeling van de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger die verder niet in de Raad wordt uitonderhandeld. Over EDIP vinden wel onderhandelingen plaats.

44.

Hoe gaat u ervoor zorgen dat ook de Nederlandse (kennis)industrie wordt meegenomen in de strategie?

Zoals geschreven in het antwoord van vraag 34 zet de Nederlandse overheid in op het onderhouden van de gouden driehoek. De technologische en industriële basis kan worden versterkt door een intensievere samenwerking tussen Rijksoverheid (Defensie, EZK en BZ), Nederlandse kennisinstellingen en bedrijfsleven in de zogenaamde «gouden driehoek». Door het toepassen van de gouden driehoek is er een gezonde wisselwerking tussen de drie stakeholders. Het kabinet prioriteert op het investeren in de NLDTIB.

45.

Hoe worden de Staten-Generaal verder geïnformeerd over de implementatie, voortgang en uitkomsten van de EDIS? En met welke regelmaat?

Zie antwoord op vraag 43. Over EDIS wordt niet onderhandeld. Over EDIP zal de Kamer regulier via onder meer de geannoteerde agenda en de verslagen van de RBZ Defensie geïnformeerd worden.

46.

Hoe garandeert u dat de interoperabiliteit tussen defensiesystemen binnen de NAVO gewaarborgd blijft als de systemen door een gezamenlijke EU defensie-industrie ontwikkeld worden?

Gezamenlijke ontwikkeling van defensiematerieel binnen de Europese Unie draagt ook bij aan de noodzakelijke NAVO-capaciteiten en de interoperabiliteit tussen NAVO-lidstaten. Daarbij volgt de EU in beginsel ook zoveel mogelijk de al bestaande NAVO-standaarden. Daarnaast is Nederland, zoals gesteld in het BNC-fiche, van mening dat samenwerking met niet-geassocieerde partnerlanden van belang blijft, zoals NAVO-bondgenoten die geen EU-lidstaat zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de Verenigde Staten.

47.

Hoe garandeert u dat de prioriteit van EDIS vooral gelegen is in het op orde brengen van de eigen voorraden en operationele inzetbaarheid in plaats van niet-EU landen?

De doelstelling van de Commissie in het EDIS ziet op het stimuleren van gezamenlijke aanschaf door lidstaten, het opschalen van de productiecapaciteit en het verbeteren van leveringszekerheid van defensieproducten. Hierbij staat de versterking van de Europese defensie-industrie, de Europese defensiesamenwerking en de Europese strategische autonomie centraal. Het Kabinet onderschrijft deze doelstelling, zoals reeds gesteld in het BNC-fiche, zodat de Europese krijgsmachten de noodzakelijke verantwoordelijkheid kunnen nemen voor de eigen veiligheid op het Europese continent.

48.

Wat zijn de financiële consequenties voor de rijksbegroting in het kader van EDIS en EDIP, bij welke departementen komen deze terecht en komt vrijgemaakt budget niet ten koste van budget dat al voor Defensie is gereserveerd? Welke consequenties hebben EDIS en EDIP voor het behalen van de NAVO-norm.

De door de Commissie voorgestelde financiering voor EDIP (1,5 miljard euro) bestaat uit bestaande middelen uit het Meerjarig Financieel Kader (MFK) en past binnen de raming van de EU-afdrachten op de Rijksbegroting. Het kabinet verwacht geen additionele kosten die volgen uit EDIS en EDIP. EDIS en EDIP worden op dit moment niet toegerekend aan de NAVO-norm en hebben daarmee geen consequentie voor het al dan niet behalen ervan.

49.

Hoe verklaart het kabinet dat de verordening voor exportcontroles is gebaseerd op artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, terwijl het kabinet insisteert op een nationale competentie?

Wapenexportbeleid is een nationale bevoegdheid van lidstaten. Met betrekking tot export van militaire goederen en technologie is onder het EU Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid een bindend gemeenschappelijk kader afgesproken voor de toetsing van aanvragen voor export van wapens (en andere militaire goederen of technologie). Dit is op grondslag van het destijds geldende artikel 15 van het Verdrag betreffende de EU; het thans geldende artikel 29 van het Verdrag betreffende de EU. Op basis van het EU Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB inzake de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie, is het aan de individuele lidstaten om de wapenexportaanvragen volgens dat kader te toetsen en is het de lidstaat zelf die hier een besluit over neemt.

Aangezien wapenexport op het terrein van veiligheid en buitenlandsbeleid ligt, acht het kabinet het van belang dat de EU lidstaten conform het bindende kader zeggenschap houden over de uitvoer van militaire goederen en technologie. Nederland zet in op een convergente toepassing van de gemeenschappelijke kader door de EU lidstaten.

De uitvoer van goederen en technologie voor tweeërlei gebruik (oftewel: dual-use goederen en technologie) wordt geregeld middels een andere rechtshandeling van de Unie, te weten Verordening 2021/821. Die verordening is vastgesteld op grond van artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat betrekking heeft op de gemeenschappelijke handelspolitiek.

50.

Wat zou volgens het kabinet de juridische basis van een nieuw Exportcontrole beleidsforum moeten zijn?

In het kader van wapenexportbeleid ziet Nederland geen reden om de huidige juridische basis die hiervoor wordt gehanteerd te wijzigen.

51.

Waarom is het zinvol om wel in te zetten op een sterkere EU defensie-industrie, maar de beslissingen over exportcontrole volledig nationaal te houden?

Het wapenexportcontrolebeleid is onderdeel van het gemeenschappelijk buitenlandbeleid en veiligheidsbeleid van de Unie (GBVB) en een nationale bevoegdheid van de lidstaten. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 36 is hierbij meer convergentie in de toepassing van de wapenexportregels van belang. Tegelijkertijd heeft de Russische aanval op Oekraïne de Europese tekortkomingen ten aanzien van het zelfstandig militair-industrieel voortzettingsvermogen in bredere zin blootgelegd en de noodzaak onderstreept van meer Europese zelfredzaamheid. Het kabinet zet dan ook in op versterking van Europese defensiesamenwerking.

52.

Hoe kijkt het kabinet aan tegen het probleem van «forum-shopping» en de mogelijke verplaatsing van bedrijven binnen de EU om nationaal onwelgevallige regels te omzeilen?

Zie beantwoording vraag 36.


X Noot
1

Samenstelling:

Oplaat (BBB), Croll (BBB), Marquart Scholtz (BBB), Goossen (BBB), Van Gasteren (BBB), Karimi (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Petersen (VVD) (voorzitter), Vogels (VVD), Van Ballekom (VVD), Van Toorenburg (CDA), Prins (CDA), Belhirch (D66), Moonen (D66), Van Strien (PVV), Koffeman (PvdD), Van Bijsterveld (JA21), Van Apeldoorn (SP), Huizinga-Heringa (CU) (1e ondervoorzitter), Dessing (FVD) (2e ondervoorzitter), De Vries (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

JOIN (2024)10, gepubliceerd op 5 maart 2024.

X Noot
3

COM (2024)150, gepubliceerd op 5 maart 2024.

X Noot
4

BNC-fiche

X Noot
5

Kamerstukken I, 2023–2024, 22 112, JJ.

X Noot
6

JOIN (2024)10, gepubliceerd op 5 maart 2024.

X Noot
7

COM (2024)150, gepubliceerd op 5 maart 2024.

X Noot
8

BNC-fiche

X Noot
9

Kamerstukken I, 2023–2024, 22 112, JJ.

X Noot
10

Clingendael, «Europese defensiecapaciteiten en de Nederlandse inspanning», april 2023, europese-defensiecapaciteiten-en-de-nederlandse-inspanning.pdf (clingendael.org), blz. 26.

X Noot
12

Verwijzing BNC-fiche.

X Noot
13

Zie Kamerstuk 21 501-20-1959, 36 410-V-65 en 21 501-20-2034.

X Noot
14

Kamerstuk 31 125, nr. 123

X Noot
15

Cijfers op basis van publieke bronnen.

Naar boven