36 534 (R2193) Goedkeuring van de op 28 mei 2022 te Genève aangenomen wijzigingen van de op 23 mei 2005 te Genève tot stand gekomen Internationale Gezondheidsregeling (2005) (Trb. 2022, 135)

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 21 mei 2024

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

INHOUDSOPGAVE

     

I

Algemeen deel

1

 

1. Algemeen

1

 

2. Een ieder verbindende bepalingen

3

 

3. Koninkrijkspositie

4

 

4. Hoofdlijnen van het voorstel

4

 

4.1 Algemeen

4

 

4.2 Artikelsgewijze toelichting

4

 

Artikel 59: Inwerkingtreding, tijdvak voor verwerping of voorbehouden

5

 

Artikel 62: Voorbehouden

5

 

5. Overig

6

I. Algemeen deel

1. Algemeen

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel betreffende wijzigingen van de Internationale Gezondheidsregeling (International Health Regulations, IHR) die tijdens de 75e Wereldgezondheidsvergadering (World Health Assembly, WHA)-vergadering in mei 2022 zijn aangenomen door de leden van de Wereldgezondheidsorganisatie (World Health Organization, WHO). De leden van de PVV-fractie hebben moeite met de inkorting van de reactietermijn naar tien maanden en de halvering van de termijn van inwerkingtreding en hebben daarom de volgende vragen.

De leden van de PVV-fractie willen weten wat tot nu toe de gemiddelde reactietermijn van Nederland is geweest bij eerdere wijzigingsvoorstellen van de IHR, alsmede het gemiddelde van de overige aangesloten lidstaten. Kan de regering tevens aangeven wanneer, hoe vaak en waarom de reactietermijn van achttien maanden te kort is gebleken en deze termijn werd overschreden?

De leden van de PVV-fractie achten een reactietermijn van tien maanden erg kort om een voorbehoud te maken of een voorstel te verwerpen. Het kan immers voorkomen dat een regering een groot deel van die termijn of misschien wel de gehele termijn demissionair is. Is de regering het hiermee eens?

De leden van de PVV-fractie vragen de regering wat voor gevolgen de verkorting van de inwerkingtreding van vierentwintig maanden naar twaalf maanden met zich meebrengt. Hoeveel tijd is er doorgaans gemoeid met de implementatie van IHR-voorstellen en wijzigingen? Wat betekent deze halvering voor de uitvoerbaarheid van het implementatieproces en welke knelpunten worden mogelijkerwijs verwacht?

De leden van de PVV-fractie willen tot slot weten wat de verkorting van de reactiesnelheid en de verkorting van de implementatietijd betekent voor lopende wijzigingen van de IHR.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben ten positieve geconstateerd dat de Raad van State geen opmerkingen heeft. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben enkel nog wat vragen.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de regering d termijn van tien maanden, in plaats van achttien maanden, bij wijziging van het IHR realistisch acht om bezwaar te maken dan wel wijzigingen te verwerpen? De leden van GroenLinks-PvdA-fractie concluderen dat dit bijna een halvering is van de reactiesnelheid. Kan de regering garanderen dat deze ingekorte reactietijd niet tot kwalitatieve achteruitgang van bezwaren dan wel wijzigingen leidt?

Daarnaast wordt voorgesteld om de implementatie tijd van vierentwintig maanden terug te brengen naar achttien maanden. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering of zij dit haalbaar acht op het gebied van uitvoerbaarheid. Wat is de huidige gemiddelde implementatietijd van wijzingen van de IHR?

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen de goedkeuring van het onderhavige wetsvoorstel hebben hierbij nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de voorgestelde wetswijziging. Zij danken de Minister voor de stukken en benadrukken graag het belang van internationale samenwerking op het gebied van gezondheid en specifiek het voorkomen en bestrijden van pandemieën. De leden van de D66-fractie hebben daarbij nog enkele vragen.

Op welke wijze zal de voorliggende wijziging de pandemische paraatheid versterken, zo vragen deze leden de regering. En welke wijze zou het niet aannemen van dit voorstel de pandemische paraatheid beïnvloeden? Ook vernemen zij graag van de regering wat de gevolgen zouden zijn voor de pandemische paraatheid in Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie of de regering verder kan uitweiden over de verhoudingen tussen de Wet publieke gezondheid (Wpg)-tranches en het voorliggende voorstel.

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. De leden van de BBB-fractie zijn hier kritisch op en hebben nog een aantal vragen over de memorie van toelichting aan de regering.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie vragen de regering wat precies de noodzaak is van dit wetsvoorstel. Wat zijn de risico’s als dit wetsvoorstel niet wordt aangenomen?

De leden van de SP-fractie vragen de regering daarnaast wat het effect zal zijn van de verkorte termijn om een voorbehoud te maken bij nieuwe wijzigingen van de IHR of deze te verwerpen op de democratische controle van deze wijzigingen door het parlement. Blijft de expliciete goedkeuringsprocedure van deze wijzigingen wel in stand en wat gebeurt er als de parlementaire behandeling daarvan nog niet is afgerond binnen die tien maanden?

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. De leden van de SGP-fractie constateren dat de voorgestelde wijzigingen betrekking hebben op procedure die geldt voor inhoudelijke wijzigingen van de IHR. Zij hebben hierover enkele vragen.

In algemene zin vragen de leden van de SGP-fractie of de regering het voorstel dat op 28 mei 2022 tot stand is gekomen heeft gesteund. Zij zien in de toelichting vooral een uiteenzetting van de verschillende onderdelen van de voorgestelde wijziging van artikel 59 van de IHR en daaraan gerelateerde wijzigingen in andere artikelen. Zij kunnen hieruit echter niet opmaken of de regering zelf enthousiast is over deze voorstellen. Graag ontvangen de leden van de SGP-fractie op dit punt verduidelijking. Hoe was de stemverhouding ten aanzien van de wijzigingsvoorstellen die een meerderheid hebben gehaald? Waren er landen die tegen de wijzigingen stemden en zo ja, wat was hun argumentatie?

De leden van de FVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij vragen aan de regering of zij een termijn van tien maanden bij toekomstige wijzigingen van de IHR voldoende acht om een voorbehoud te maken dan wel de wijzigingen te verwerpen. Heeft de aanpassing van de termijn van achttien maanden naar tien maanden invloed op het Nederlandse goedkeuringsproces ten aanzien van wijzigingen van de IHR die mogelijk worden aangenomen tijdens de 77e WHA-vergadering? Kan de regering verder aangeven of zij een implementatietermijn van twaalf maanden uitvoerbaar acht? Kan de regering daarbij ook specifiek ingaan op de uitvoerbaarheid van de implementatie binnen twaalf maanden van de wijzigingen van de IHR die mogelijk worden aangenomen tijdens de 77e WHA-vergadering?

Daarnaast zouden genoemde leden graag nog willen weten wat, bij de nieuwe termijn van tien maanden, de reactietijd van de Tweede Kamer wordt? Heeft de Tweede Kamer dan bijvoorbeeld negen maanden de tijd om in het geweer te komen? Of duurt het langer voordat de regering de Kamer kan informeren, wat betekent dat de Kamer minder tijd heeft om bezwaar te maken?

2. Een ieder verbindende bepalingen

De leden van de SGP-fractie lezen dat de wijzigingen naar het oordeel van de regering geen bepalingen bevatten in de zin van de artikelen 93 en 94 van de Grondwet, die aan rechtssubjecten rechtstreeks rechten toekennen of plichten opleggen. Zij missen op dit punt een onderbouwing. Kan de regering dit alsnog toelichten?

3. Koninkrijkspositie

Over dit hoofdstuk zijn geen vragen van de leden.

4. Hoofdlijnen van het voorstel

4.1 Algemeen

De leden van de PVV-fractie vragen de regering op welk moment tijdens de coronacrisis bleek dat de huidige reactietermijn of de termijn van inwerkingtreding van de IHR tekort schoot. In welk opzicht was dit zo? Graag krijgen genoemde leden hier concrete voorbeelden van.

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering aan kan geven wat het internationale krachtenveld is rondom onderhavig wetsvoorstel.

De leden van de BBB-fractie lezen dat omdat de discussies in de WGPR nog niet direct resulteerden in concrete amendementen, de Verenigde Staten in januari 2022 parallel een serie wijzigingsvoorstellen indienden waarmee de effectiviteit van samenwerking en de reactiesnelheid van het internationaal systeem zou moeten worden vergroot. De leden van de BBB-fractie vragen de regering of deze termijnwijzigingen niet zijn voorgesteld om sneller wijzigingen erdoorheen te drukken. Kan de regering haar antwoord toelichten?

Ook lezen genoemde leden dat deze wijzigingen werden voorgesteld in het belang van het versterken van de IHR en het verbeteren van de mogelijkheden en capaciteit om accuraat en snel te kunnen reageren op toekomstige noodsituaties op het gebied van de volksgezondheid van internationaal belang.

De leden van de BBB-fractie vragen de regering hoe deze wijzigingen in verband staan met het zorgvuldige proces die een lidstaat aflegt bij een voorgestelde wijziging. Zorgen deze termijnwijzigingen er niet voor dat dit zorgvuldige proces wordt verstoord?

4.2 Artikelsgewijze toelichting

De leden van de SGP-fractie constateren dat het voorstel is om de termijn voor het maken van een bezwaar of voorbehoud te verkorten van achttien naar tien maanden. Zij vragen of de regering kan toelichten of zij een termijn van tien maanden bij toekomstige wijzigingen van de IHR voldoende acht om een voorbehoud te maken dan wel de wijzigingen te verwerpen

Kan de regering toelichten waarom gekozen is voor een termijn van tien maanden en niet bijvoorbeeld voor zestien, twaalf of acht maanden? Wat is de onderbouwing van dit specifieke aantal maanden?

Kan de regering toelichten waarom oorspronkelijk gekozen is voor achttien maanden? De leden van de SGP-fractie vragen de regering om toe te lichten hoe de discussie over de oorspronkelijke termijn van achttien maanden verliep.

De leden van de SGP-fractie begrijpen dat een verwerping of voorbehoud die na tien maanden door de Directeur-Generaal van de WHO wordt ontvangen, geen opschortend gevolg zal hebben. Zij vragen de regering om toe te lichten of het zo is dat als Nederland binnen tien maanden een voorbehoud plaatst, dit voorbehoud geldt totdat er een definitief besluit is genomen door het Nederlandse parlement over verwerping of bekrachtiging van de wijzigingen, ook al duurt dit langer dan tien maanden. Of geldt er voor de opschortende werking ook een maximale termijn?

De leden van de SGP-fractie begrijpen dat de implementatietermijn voor toekomstige wijzigingen wordt teruggebracht van vierentwintig maanden tot twaalf maanden. De leden van de SGP-fractie vragen de regering om een nadere onderbouwing te geven van deze twaalf maanden. Waarom is voor deze periode gekozen?

Kan de regering aangeven of zij een implementatietermijn van twaalf maanden uitvoerbaar acht? Kan de regering daarbij in het bijzonder ingaan op de uitvoerbaarheid van de implementatie binnen twaalf maanden van de wijzigingen van de IHR die mogelijk worden aangenomen tijdens de 77e WHA-vergadering?

Artikel 59: Inwerkingtreding, tijdvak voor verwerping of voorbehouden

Het onderhavige wetsvoorstel heeft als gevolg dat de termijn om een voorbehoud te maken dan wel te verwerpen bij toekomstige wijzigingen wordt ingekort van achttien maanden naar tien maanden na de notificatie van de wijziging door de Directeur-Generaal van de WHO, zo constateren de leden van de VVD-fractie. Kan de regering aangeven welke gevolgen dit heeft voor het Nederlandse goedkeuringsproces?

Daarnaast lezen de leden van de VVD-fractie dat bij bekrachtiging van onderhavig wetsvoorstel toekomstige wijzigingen van de IHR sneller van kracht zullen worden, namelijk na twaalf maanden in plaats van vierentwintig maanden. Is er een analyse gemaakt van de uitvoerbaarheid van een snellere bekrachtiging van eventuele wijzigingen?

De leden van de BBB-fractie lezen dat ten opzichte van het bepaalde rondom wijzigingen in het oorspronkelijke artikel 1 de termijn van bezwaar verkort van is van achttien naar tien maanden.

Zij vragen de regering of deze verkorting van acht maanden om bezwaar te maken niet zal zorgen voor een onzorgvuldig proces. Dit aangezien voorgestelde wijzigingen goed en zorgvuldig bekeken moeten worden door lidstaten om hier een goed oordeel over te vellen.

In het tweede lid van artikel 59 wordt nu een gedeelte toegevoegd met betrekking tot wijzigingen van de IHR. Dat stelt dat een wijziging van de IHR twaalf maanden na notificatie van de wijziging door de Directeur-Generaal van de WHO, zoals neergelegd in het nieuwe lid 1 bis, van kracht wordt.

Ook hier vragen genoemde leden de regering of deze verkorting niet zal zorgen voor een onzorgvuldig proces omdat de wijzigingen na twaalf maanden in werking zal treden en de lidstaten maar tie maanden hebben om bezwaar te maken? En hoe kijkt de regering aan tegen de matige overlap van twee maanden tussen het bezwaar maken en in werking treden? Lijkt het hierdoor niet alsof het onzorgvuldig erdoorheen wordt gedrukt?

De leden van de BBB-fractie lezen dat in het geval dat een staat zijn nationale wetgeving of regelingen niet op tijd, dat wil zeggen binnen de periode genoemd in het tweede lid, aan kan passen in lijn met de IHR de staat binnen de termijn genoemd in het eerste lid van het artikel, de termijn gekoppeld aan een verwerping of voorbehoud, een verklaring gericht aan de Directeur-Generaal te sturen. Waarom is hier gekozen voor een verklaring aan de Directeur-Generaal? En waarom wordt het zorgvuldige proces om nationale wetgeving of regelingen aan te passen in lijn met de IHR zo onder druk gezet met deadlines?

Artikel 62: Voorbehouden

De leden van de BBB-fractie lezen dat een voorbehoud van een partij ten opzichte van een wijziging, dit binnen drie maanden na de datum waarop het voorbehoud is gemaakt bij Directeur-Generaal van de WHO moeten melden. Partijen die bezwaar willen maken tegen een voorbehoud ten opzichte van een wijziging van deze Regeling dienen de Directeur-Generaal te voorzien van redenen voor dit bezwaar.

Kan de regering aangeven hoe de Directeur-Generaal deze redenen voor bezwaar afweegt?

Genoemde leden lezen verder dat specifiek is toegevoegd dat een voorbehoud van een partij ten aanzien van een wijziging van de IHR wordt geacht te zijn aanvaard, tenzij een derde deel van de staten die partij zijn bij de IHR hiertegen binnen drie maanden bezwaar heeft gemaakt. Zij vragen de regering of het klopt dat een lidstaat die uitstel verzoekt met dit vijfde lid buitenspel kan worden gezet door een derde van de staten?

Daarnaast lezen de leden van de BBB-fractie dat in het geval dat een derde deel van de staten die partij zijn bij de IHR bezwaar maakt tegen een door een partij bij de IHR gemaakt voorbehoud ten aanzien van een voorbehoud of een wijziging van de IHR, aan het einde van de periode van drie maanden vanaf de datum waarop het voorbehoud middels een kennisgeving van de Directeur-Generaal van de WHO bekend is gemaakt, de Directeur-Generaal van de WHO de betreffende partij bij de IHR van dit bezwaar op de hoogte zal stellen opdat deze diens voorbehoud in overweging neemt. Kan de regering hier een concreet voorbeeld van geven? Wanneer wordt een voorbehoud geschrapt doordat een derde bezwaar maakt en wie maakt de overweging? En als dat de WHO is hoe maakt de WHO deze overweging, want uiteindelijk kan een lidstaat zijn uitstel hiermee buitenspel worden gezet?

5. Overig

De leden van de BBB-fractie zijn tot slot tegen het verkorten van de termijnen van het maken van bezwaar en in werking treden van wijzigingen. Zij hechten waarde aan het waarborgen van een zorgvuldig proces waarin de lidstaten de wijzigingen en de gevolgen hiervan goed en met voldoende tijd kunnen afwegen.

De fungerend voorzitter van de commissie, Agema

De adjunct-griffier van de commissie, Heller

Naar boven