36 513 Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met verbetermaatregelen van de gastouderopvang

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 10 september 2024

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het eerste en tweede subonderdeel tot vierde en vijfde subonderdeel, worden drie subonderdelen ingevoegd, luidende:

1. In de begripsomschrijving van beroepskracht vervalt onderdeel b, alsmede de aanduiding «a» voor onderdeel a.

2. In de begripsomschrijving van beroepskracht in opleiding vervalt «of van een gastouderbureau» en «of met het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang bij een gastouderbureau».

3. In de begripsomschrijving van stagiair wordt «en geen beroepskracht in opleiding is» vervangen door «en geen bemiddelingsmedewerker in opleiding of beroepskracht in opleiding is».

2. Het vijfde subonderdeel komt te luiden:

5. In de alfabetische volgorde worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

bemiddelingsmedewerker: de persoon van 18 jaar of ouder die werkzaam is bij een gastouderbureau, bezoldigd is, belast is met het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang, en die daartoe de voorziening voor gastouderopvang bezoekt;

bemiddelingsmedewerker in opleiding: degene die beschikt over een arbeidsovereenkomst met de houder van een gastouderbureau en ten behoeve van het praktijkdeel van de opleiding belast is met het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang bij een gastouderbureau;

verantwoorde kinderopvang: kinderopvang als bedoeld in artikel 1.49, eerste lid;.

B

Artikel I, onderdeel C, komt te luiden:

C

In artikel 1.56, tweede lid, wordt «beroepskrachten» vervangen door «bemiddelingsmedewerkers en pedagogisch beleidsmedewerkers».

D

Artikel I, onderdeel F, wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef komt te luiden «Artikel 3.2b komt te luiden:».

2. Het voorgestelde artikel 3.2c wordt vernummerd tot artikel 3.2b.

E

Aan artikel II wordt toegevoegd «, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld».

Toelichting

Onderdeel A

Met de wijzigingen in onderdeel A worden de verschillende rollen in de kinderopvang en binnen de gastouderopvang wetstechnisch beter onderscheiden en verduidelijkt. Onderdeel b van de begripsbepaling «beroepskracht» vervalt. De werkzaamheden die zich richten op bemiddeling en begeleiding binnen de gastouderopvang worden daarmee niet meer onder hetzelfde begrip vervat als de verzorgende werkzaamheden van de beroepskracht in een kindercentrum (onderdeel a van de begripsbepaling). Deze werkzaamheden worden onder de nieuwe, meer precieze begripsbepaling «bemiddelingsmedewerker» gebracht en uitgebreid met «het bezoeken van de voorziening voor gastouderopvang». Daarmee wordt duidelijk dat deze medewerker zich primair richt op de koppeling tussen de gastouder en de vraagouder, alsmede in het begeleiden van de gastouderopvang door de voorziening voor gastouderopvang te bezoeken en wordt een beter onderscheid bereikt met de werkzaamheden van deze bemiddelingsmedewerker ten opzichte van die van de pedagogisch beleidsmedewerker, die met het wetsvoorstel in de gastouderopvang wordt geïntroduceerd. In de praktijk zullen de werkzaamheden van een bemiddelingsmedewerker en die van een pedagogisch beleidsmedewerker door een en dezelfde persoon kunnen worden uitgevoerd. Het hierboven beschreven onderscheid wordt ook aangebracht ten aanzien van de medewerkers die nog in opleiding zijn en stagiairs in de gastouderopvang. In het begrip «beroepskracht in opleiding» vervallen de werkzaamheden met betrekking tot de gastouderopvang; deze werkzaamheden worden beschreven in de nieuwe begripsbepaling «bemiddelingsmedewerker in opleiding». In de begripsomschrijving van stagiair wordt de aanpassing in het begrip «beroepskracht in opleiding» en de introductie van de begripsbepaling «bemiddelingsmedewerker in opleiding» ook doorgevoerd.

Onderdelen B en C

De aanpassingen in deze onderdelen hangen samen met de aanpassing in het begrip «beroepskracht» en de introductie van het begrip «bemiddelingsmedewerker» in onderdeel A.

Onderdeel D

Dit onderdeel wijzigt de nummering van de overgangsbepaling in het wetsvoorstel van artikel 3.2c in artikel 3.2b; dit vanwege samenloop met het bij koninklijke boodschap van 7 november 2022 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet kinderopvang om aanspraak op kinderopvangtoeslag mogelijk te maken voor Oekraïense ontheemden gelet op het Uitvoeringsbesluit van de Raad tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan en daarnaast ouders met een partner buiten de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte of Zwitserland ook aanspraak op kinderopvangtoeslag te geven (Kamerstukken 36 241). Met dat wetsvoorstel wordt eveneens een artikel 3.2c in de Wet kinderopvang opgenomen. Vernummering van de overgangsbepaling tot artikel 3.2b is mogelijk omdat het bestaande artikel 3.2b is uitgewerkt.

Onderdeel E

Het wetsvoorstel voorziet nu in inwerkingtreding bij koninklijk besluit. Het betreft de inwerkingtreding van het wetvoorstel in zijn geheel. De verwachting is dat de tijd die nodig zal zijn om aan de nieuwe voorschriften te voldoen mogelijk niet voor alle kwaliteitseisen hetzelfde zal zijn. In overleg met de sector zal nader worden bepaald welke invoeringstermijn nodig is voor de verschillende onderdelen van het wetsvoorstel. Met de wijziging van artikel II wordt er daarom in voorzien dat de verschillende artikelen of onderdelen daarvan op verschillende tijdstippen in werking kunnen treden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J.N.J. Nobel

Naar boven