36 513 Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met verbetermaatregelen van de gastouderopvang

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 21 mei 2024

Inhoudsopgave

     

I.

Algemeen

1

1.

Inleiding

2

2.

Aanleiding

2

3.

Hoofdlijnen van het voorstel

5

4.

Maatschappelijke gevolgen

16

5.

Advies en consultatie

24

6.

Inwerkingtreding

26

II.

Artikelsgewijs

27

I. Algemeen

Samenhang met het ontwerpbesluit en ministeriële regelingen

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en de leden van de CDA-fractie vragen naar de samenhang van dit wetsvoorstel met het onderliggende ontwerpbesluit en ministeriële regelingen en de planning van deze onderliggende regelgeving, met wie de regering daarover in gesprek gaat, alsmede hoe het parlement zal worden betrokken.

Op dit moment worden de concrete maatregelen nader uitgewerkt in het ontwerpbesluit en in ministeriële regelingen. Dit betreft respectievelijk een wijziging van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang en wijzigingen van de Regeling Wet kinderopvang en de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang. In het wetsvoorstel wordt een doorkijk gegeven naar de kwaliteitseisen die worden uitgewerkt in lagere regelgeving. Dit betreft onder andere:

  • Het aanscherpen van de opleidingseisen voor gastouders, zodat gastouders een pedagogisch component hebben gevolgd.

  • Het voorschrijven van permanente educatie voor gastouders.

  • Het opstellen van een pedagogisch werkplan voor elke voorziening voor gastouderopvang.

  • Het uitbreiden van de achterwachtregeling.

Over de uitwerking van deze kwaliteitseisen in het ontwerpbesluit en ministeriële regelingen is zowel individueel als in groepsbijeenkomsten gesproken met gastouders en gastouderbureaus. Ik betrek de uitvoerders GGD GHOR Nederland, de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) bij de uitwerking. Ook ben ik in gesprek met relevante branchepartijen voor de gastouderopvang zoals Stichting Nysa, de Brancheorganisatie Kinderopvang (BK), de Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang (BMK), de Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK) en Stichting Voor Werkende Ouders (VWO).

De leden van verschillende fracties vragen naar het tijdspad van dit wetsvoorstel en onderliggende regelgeving. Ook vragen zij wanneer hier duidelijkheid over komt voor de gastouders. De communicatie over de nieuwe kwaliteitseisen start ik zodra de wet en onderliggende regelgeving zijn gepubliceerd. Tot die tijd kunnen hier immers nog wijzigingen in plaatsvinden. Een snelle plenaire behandeling zou zeer welkom zijn. Om zo gastouders snel duidelijkheid te kunnen bieden over wat er precies wanneer van ze wordt verwacht.

Ik ben voornemens om het ontwerpbesluit de eerste helft van juni ter voorhang aan te bieden aan beide Kamers zodat het concept bij de behandeling van het wetsvoorstel kan worden betrokken door uw Kamer.

De wijzigingen op het niveau van ministeriële regeling zullen naar verwachting vlak na de zomer worden opengesteld voor internetconsultatie en uitvoeringstoets. Deze ministeriële regelingen worden niet voorgehangen bij uw Kamer.

1. Inleiding

2. Aanleiding

Doel van het wetsvoorstel

De leden van de SGP-fractie en de ChristenUnie-fractie hebben enkele vragen gesteld over het doel van dit wetsvoorstel. De leden van de SGP-fractie vragen waarom niet is gekozen maatregelen specifiek te richten op de gastouders die lage of zeer lage pedagogische kwaliteit bieden. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of er een beeld is hoeveel procent van de gastoudervoorzieningen nu niet voldoen aan de gestelde eisen in voorliggend wetsvoorstel.

Aan dit wetsvoorstel ligt een aantal onderzoeken ten grondslag. Uit de Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang (LKK) blijkt dat 21% van de gastouders achterblijft in pedagogische kwaliteit.1 In 2023 hebben de onderzoekers nader ingezoomd op de verschillen tussen gastouders die in de meting 2017–2019 naar voren kwamen.2 In dit rapport wordt benoemd dat gastouders die hoge kwaliteit bieden onder andere meer aan professionalisering doen (zoals het volgen van cursussen en coaching). De onderzoekers zien een onderscheid tussen gastouders van lage kwaliteit die het vak lijken te zien als oppas en gastouders die hoge kwaliteit bieden die professioneel met hun vak bezig zijn.

De maatregelen zijn daarmee vooral gericht op gastouders en gastouderbureaus die lage of te lage pedagogische kwaliteit bieden. Het doel is dat ook zij verantwoorde gastouderopvang bieden. Voor gastouders en gastouderbureaus die reeds verantwoorde gastouderopvang bieden en voldoen aan de maatregelen zullen de maatregelen geen of weinig impact hebben. Uit de inventarisatiestudie van het Kohnstamm Instituut uit 2022 blijkt dat veel gastouders al voldoen aan de nieuwe maatregelen. Zij werken bijvoorbeeld al met een eigen pedagogisch werkplan (35%) of volgen al permanente educatie en coaching (69%).3 Zij hoeven daarmee niet aan veel extra (nieuwe) verplichtingen te voldoen.

In het rapport van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: de inspectie)4 uit 2020 concludeert de inspectie dat het toezichtkader van de GGD (en daaraan ten grondslag liggend de wettelijke kwaliteitseisen) de kwaliteit van de gastouderopvang onvoldoende waarborgt. GGD’en constateren een beperkt aantal overtredingen, terwijl de LKK-rapportages laten zien dat er een groep gastouders niet voldoende kwaliteit biedt. Dit beeld wordt herkend door GGD’en, gemeenten en vertegenwoordigers van gastouders, gastouderbureaus en ouders. Door de kwaliteitseisen aan te scherpen verwacht ik de minimale pedagogische kwaliteit, namelijk het bieden van verantwoorde kinderopvang, te kunnen waarborgen bij alle gastouders.

De leden van de SGP-fractie stellen vragen naar de maatregelen die zijn genomen om het toezicht te intensiveren en of het niet logischer is om de resultaten van deze intensivering af te wachten in plaats van meteen te komen met wettelijke vereisten.

Een eerste stap die ik heb gezet om de kwaliteit van de gastouderopvang beter te waarborgen is het intensiveren van het toezicht. Per 2022 hebben gemeenten hier meer geld voor ontvangen via het gemeentefonds en vanaf 2023 is er een wettelijke verplichting om per gemeente jaarlijks ten minste 50% van de voorzieningen voor gastouderopvang te inspecteren. Voorheen gold een minimale steekproef van 5%, waarbij het landelijk gemiddelde 14% was.5 Met deze extra middelen hebben GGD’en tevens het aantal uren dat per inspectie beschikbaar is kunnen uitbreiden.

Met de huidige wetgeving heeft de toezichthouder van de GGD niet voldoende instrumenten in handen om de kwaliteit goed te toetsen en om de gastouder of het gastouderbureau daar op aan te spreken. Daarom acht ik het van belang om naast de intensivering van het toezicht ook wettelijke maatregelen te nemen om de gastouder te professionaliseren en de begeleiding van de gastouder door het gastouderbureau te verbeteren. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de aanbevelingen van de inspectie.6

Met deze nieuw norm van 50% wijkt de gastouderopvang nog steeds af van de overige opvangvormen, waar jaarlijks álle locaties worden geïnspecteerd door de GGD. Ik zal op basis van de resultaten van de intensivering en de monitoring van dit wetsvoorstel bezien of verdere intensivering van het toezicht nodig en wenselijk is. Indien een intensivering van de inspectienorm wordt overwogen, zal ook rekening gehouden moeten worden met de benodigde dekking op de SZW-begroting.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering het met hen eens is dat enkel het vastleggen van pedagogische doelen voor gastouderopvang in de wet niet betekent dat de pedagogische kwaliteit in de praktijk ook direct verbetert.

Het vastleggen van de pedagogische doelen in de wet helpt als kader. Deze doelen zijn: het bieden van emotionele veiligheid aan kinderen, de persoonlijke competentie van kinderen bevorderen, de sociale kwaliteiten van kinderen bevorderen en het overbrengen van in de samenleving algemeen aanvaarde normen en waarden aan kinderen. Vervolgens wordt dit kader nader uitgewerkt in de lagere regelgeving. In de dagopvang en BSO geeft deze maatregel een positief effect op de kwaliteit, zo blijkt uit de evaluatie van de Wet Innovatie Kwaliteit Kinderopvang (IKK). Houders en beroepskrachten blijken door de concretisering van de doelen in de lagere regelgeving meer bekend met de doelen en beroepskrachten kunnen deze beter toepassen in de praktijk. Tevens biedt de concretisering van de pedagogische doelen in lagere regelgeving een verduidelijking zodat daar beter toezicht op kan worden gehouden door de GGD7. Dezelfde positieve effecten worden met dit wetsvoorstel verwacht voor de gastouderopvang.

Daarnaast zal het gastouderbureau een eigen visie op de vier pedagogische doelen moeten vastleggen in het pedagogisch beleidsplan. De gastouder legt vervolgens in het pedagogisch werkplan vast hoe binnen de eigen opvangpraktijk concreet uitvoering wordt gegeven aan deze visie en de vier pedagogische doelen. Hiermee krijgen de vier pedagogische doelen concrete uitvoering in de dagelijkse werkzaamheden van de gastouder en het gastouderbureau.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de doelstelling van de regering om het percentage negatieve uitschieters naar beneden te krijgen en in hoeverre voorliggend wetsvoorstel hieraan zal bijdragen. Deze leden vragen of het totale palet aan maatregelen voldoende antwoord is op het onderzoek van de inspectie. Ook vragen deze leden wat het beoogde effect van voorliggend wetsvoorstel is in de praktijk.

Uit het recente LKK-rapport (2023) blijkt dat het aantal uitschieters onder gastouders dat lage of zeer lage kwaliteit biedt al afneemt.8 Door de wettelijke kwaliteitseisen aan te scherpen verwacht ik de pedagogische kwaliteit beter te kunnen waarborgen en deze verder te verhogen. Voor mij is het van belang dat er verantwoorde kinderopvang wordt geboden. Oftewel dat in een veilige en gezonde omgeving emotionele veiligheid wordt geboden aan kinderen. De persoonlijke en sociale competenties van kinderen worden bevorderd en dat kinderen algemeen aanvaarde waarden en normen worden meegegeven. Voor een ouder moet het niet uitmaken naar welke opvangvorm het kind gaat. Ouders moeten erop kunnen vertrouwen dat de kwaliteit goed is, ongeacht of hun kind naar een kinderdagverblijf, gastouder of BSO gaat. Ik zie dat veel gastouders al goede kwaliteit bieden. Met dit wetsvoorstel wil ik de kwaliteit bij alle gastouders waarborgen.

Ik geef hiermee ook uitvoering aan de aanbevelingen die de inspectie heeft gedaan.9 Er wordt meer begeleiding verwacht vanuit het gastouderbureau. Hiermee kan naar het vereiste kwaliteitsniveau worden toegewerkt. Daarnaast wordt met de aanscherping van de kwaliteitseisen het instrumentarium van de toezichthouder om de kwaliteit goed te kunnen toetsen verbeterd. Gastouders komen door de eerder genoemde intensivering van het toezicht ook sneller in beeld. De GGD en gemeente kunnen in het toezicht en de handhaving de gastouder en het gastouderbureau hier vervolgens beter op aanspreken.

3. Hoofdlijnen van het voorstel

Karakter van de gastouderopvang

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe de regering wil voorkomen de indruk te wekken dat de kwaliteitseisen voor gastouderopvang gelijk worden gesteld aan die van de dagopvang en BSO en of de regering voornemens is hier extra over te communiceren. Daarnaast vragen deze leden naar een handzaam overzicht van welke eisen wel en niet gelden voor welke delen van de kinderopvang. Ook de leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering nader uit te leggen op welk vlak de kwaliteitseisen voor gastouderopvang niet gelijkgesteld worden aan de kwaliteitseisen voor dagopvang of BSO. Zij vragen in hoeverre de gastouderopvang zich blijft onderscheiden van dagopvang en BSO nu de kwaliteitseisen steeds meer naar elkaar toegroeien.

Per opvangvorm zijn de voorwaarden voor verantwoorde kinderopvang separaat van elkaar uitgewerkt in onderliggende regelgeving. Elk type opvang steekt immers anders in elkaar en heeft eigen kenmerkende eigenschappen. De pedagogische doelen van verantwoorde kinderopvang worden op verschillende wijzen – passend bij het type opvang – bereikt. Zo kenmerkt de gastouderopvang zich onder meer door de kleinschaligheid, huiselijke setting, flexibiliteit en het feit dat de kinderen altijd door dezelfde professional worden opgevangen. Deze kenmerkende eigenschappen blijven ook met de voorgestelde aanpassingen in kwaliteitseisen bestaan en komen tot uitdrukking in verschillende kwaliteitseisen. Zo is in de gastouderopvang geen vaste gezichtencriterium en stamgroepverplichting nodig om de stabiliteit voor kinderen te waarborgen. Voor een overzicht van verschillen in de Wet kinderopvang en onderliggende regelgeving tussen gastouderopvang, dagopvang en BSO heb ik een schema opgenomen als bijlage bij deze nota naar aanleiding van het verslag. In de communicatie over de nieuwe kwaliteitseisen zal ik aandacht hebben voor de kenmerkende eigenschappen van de gastouderopvang en de verschillen met dagopvang en BSO.

De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier de afbakening van de gastouderopvang wordt herzien in dit voorstel, en hoe ervoor wordt gezorgd dat deze afbakening niet leidt tot een beperking van de beschikbare opvangmogelijkheden voor ouders. De leden van de NSC-fractie zijn het met de regering eens dat de opvang door gastouderbureaus kwalitatief goed moet zijn en niet onder mag doen voor de kwaliteit die geboden wordt in de normale dagopvang en de buitenschoolse opvang. Deze leden vinden tegelijkertijd dat voorkomen moet worden dat de kwalitatieve eisen het flexibele en kleinschalige karakter van de gastouderopvang belemmeren. Zij stellen vragen over het flexibele en kleinschalige karakter van de gastouderopvang.

Dit wetsvoorstel beoogt geen aanpassingen te doen in het kenmerkende karakter van de gastouderopvang. Het doel van dit wetsvoorstel is om de kwaliteit van de gastouderopvang beter te waarborgen en om deze te verhogen. Daarvoor worden enkele bestaande kwaliteitseisen voor gastouders en gastouderbureaus aangescherpt en enkele nieuwe kwaliteitseisen ingevoerd. Hierdoor moeten gastouders, voor zover ze dat op dit moment nog niet doen, onder meer hun werkwijze vastleggen in een pedagogisch werkplan, coaching volgen en permanente educatie volgen. Het is hiermee nadrukkelijk niet de bedoeling om de kenmerkende eigenschappen van de gastouderopvang zoals kleinschaligheid, huiselijkheid en flexibiliteit te veranderen.

De leden van de BBB-fractie constateren dat recentelijk is besloten om een aantal kwaliteitseisen in kinderdagverblijven naar beneden bij te stellen. Zij vragen hoe de nieuwe kwaliteitseisen voor gastouderbureaus zich verhouden tot de kwaliteitseisen van kinderdagverblijven.

De recente aanpassingen voor kinderdagverblijven betreffen aanpassingen in de drie-uursregeling en het vaste-gezichtencriterium. Daarnaast betreft het een tijdelijke uitbreiding van de mogelijkheid om beroepskrachten in opleiding formatief in te zetten. Deze aanpassingen voor kinderdagverblijven zijn niet bedoeld als een verlaging van de kwaliteitseisen, maar om knelpunten weg te nemen in het functioneren daarvan en de kwaliteitseisen beter te laten aansluiten bij de praktijk. Dit naar aanleiding van de evaluatie van de Wet IKK10, waarmee in 2018 een impuls is gegeven aan de kwaliteit van kindercentra. Deze aanpassingen voor de dagopvang staan daarmee los van de aanscherping van de kwaliteitseisen voor de gastouderopvang. De gastouderopvang is destijds niet meegenomen in de Wet IKK. Met dit wetsvoorstel beoog ik alsnog een vergelijkbare stap te zetten voor verbetering van de kwaliteit van de gastouderopvang. Er blijven verschillen bestaan in de kwaliteitseisen tussen gastouderopvang en dagopvang (zie het schema in de bijlage bij deze nota naar aanleiding van het verslag en mijn reactie op voorgaande vragen van de GroenLinks-PvdA-fractie en de ChristenUnie-fractie).

Pedagogische doelen

De leden van de BBB-fractie stellen een aantal vragen over het bevorderen van de socialisatie van kinderen door overdracht van algemeen aanvaarde waarden en normen. De leden van de SGP-fractie zien graag een nadere onderbouwing van de keuze voor de genoemde pedagogische doelen als uitgangspunt voor verantwoorde kinderopvang bij gastouderopvang.

De pedagogische doelen, waaronder het bevorderen van de overdracht van algemeen aanvaarde waarden en normen, zijn met de Wet IKK in 2018 reeds opgenomen in de definitie van verantwoorde kinderopvang voor dagopvang en BSO. Hier is destijds voor gekozen omdat er een groeiende behoefte was aan concretere pedagogische doelen die meer houvast bieden voor de praktijk van de opvang. Voor gastouderopvang worden de vier pedagogische doelen op dit moment reeds genoemd als verplicht onderdeel van het pedagogisch beleidsplan. In het pedagogisch beleidsplan beschrijft de houder van het gastouderbureau hoe aan deze vier doelen wordt gewerkt.11 Met dit wetsvoorstel worden de pedagogische doelen ook voor de gastouderopvang opgenomen in de definitie van verantwoorde kinderopvang en daarmee verankerd in de wet. De verantwoordelijkheid om verantwoorde kinderopvang te bieden, en dus om aan deze vier doelen te werken, wordt bij de gastouder gelegd. Door deze pedagogische doelen in het ontwerpbesluit te concretiseren, wordt beoogd dat gastouders en gastouderbureaus hier beter uitvoering aan kunnen geven in de praktijk.

De vier pedagogische doelen zijn opgesteld door emeritus professor Riksen-Walraven12 en in de kinderopvang algemeen erkend. Ze liggen ten grondslag aan de pedagogische kaders die zijn opgesteld voor de kinderopvang door het Landelijk Pedagogenplatform Kinderopvang.13 De doelen zijn mede gebaseerd op de kinderrechten die worden genoemd in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Dit is onder meer het recht voor het kind op verbondenheid met hun ouders, het recht op respect voor de culturele identiteit van hun familie en het recht op respect voor diversiteit. Bij algemeen aanvaarde waarden en normen kan verder worden gedacht aan de grondrechten en basisprincipes van de democratische rechtsstaat, zoals die zijn opgenomen in de Grondwet.

In het ontwerpbesluit wordt het doel van «overdracht van waarden en normen» nader geconcretiseerd. Namelijk dat kinderen worden gestimuleerd om op een open manier kennis te maken met de algemeen aanvaarde waarden en normen in de samenleving met het oog op een respectvolle omgang met anderen en een actieve participatie in de maatschappij. Ik acht van het belang dat de kinderopvang (waaronder gastouderopvang) bijdraagt aan het bekend raken met en overdragen van deze algemeen aanvaarde waarden en normen. Kindercentra en gastouders kunnen hieraan zelf invulling geven in het pedagogisch beleidsplan en werkplan. Daarbij kunnen zij rekening houden met levensbeschouwelijke of religieuze verschillen en overtuigingen. Ouders kunnen dit meenemen in hun keuze voor een gastouder of kindercentrum.

Ook de leden van de CDA-fractie en de SGP-fractie stellen vragen over de concrete uitwerking van de pedagogische doelen en hoe het karakter van de gastouderopvang hierin wordt geborgd.

De concrete uitwerking van de pedagogische doelen is als volgt voorzien. In het ontwerpbesluit wordt opgenomen dat de gastouder, in het kader van het bieden van verantwoorde gastouderopvang, zorgdraagt dat (rekening houdend met de ontwikkelingsfase waarin kinderen zich bevinden):

  • a. op een sensitieve en responsieve manier met kinderen wordt omgegaan, respect voor de autonomie van kinderen wordt getoond en grenzen worden gesteld aan en structuur wordt geboden voor het gedrag van kinderen, zodat kinderen zich emotioneel veilig en geborgen kunnen voelen;

  • b. kinderen spelenderwijs worden uitgedaagd in de ontwikkeling van hun motorische vaardigheden, cognitieve vaardigheden, taalvaardigheden en creatieve vaardigheden, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger te functioneren in een veranderende omgeving;

  • c. kinderen worden begeleid in hun interacties, waarbij hen spelenderwijs sociale kennis en vaardigheden worden bijgebracht, teneinde kinderen in staat te stellen steeds zelfstandiger relaties met anderen op te bouwen en te onderhouden, en

  • d. kinderen worden gestimuleerd om op een open manier kennis te maken met de algemeen aanvaarde waarden en normen in de samenleving met het oog op een respectvolle omgang met anderen en een actieve participatie in de maatschappij.

Dit is in lijn met de formulering van de vier pedagogische doelen voor de andere opvangsoorten.14 Met het pedagogisch beleidsplan vanuit het gastouderbureau en het pedagogisch werkplan door de gastouder is er een rol- en verantwoordelijkheidsverdeling die specifiek is voor de gastouderopvang. Ik streef ernaar om het ontwerpbesluit waarin deze tekst is opgenomen op korte termijn naar uw Kamer en gelijktijdig naar de Eerste Kamer te sturen in het kader van de voorhangprocedure.

De leden van de CDA-fractie stellen ook vragen over hoe het pedagogisch beleidsplan eruit zal komen te zien en wanneer duidelijk wordt wat er hierover in de AMvB komt te staan. Deze leden vragen of de regering nader toelichting kan geven wat dit dan precies betekent voor een werkplan en hoe hiermee door gastouders in praktijk moet worden omgegaan. Ook vragen zij hoe de regering de balans wil bewaren in de administratieve plicht en huiselijk gezinssfeer en of de sector goed betrokken wordt bij het opstellen van de nadere regels.

In het pedagogisch beleidsplan beschrijft de houder van het gastouderbureau de kenmerkende visie van dat bureau op de omgang met het kind en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de vier pedagogische doelen. De gastouder beschrijft vervolgens in het eigen pedagogisch werkplan hoe er in de eigen opvangpraktijk invulling wordt gegeven aan het pedagogisch beleidsplan van het gastouderbureau. Hiermee wordt ook het specifieke karakter van de gastouderopvang gewaarborgd.

Voor de precieze uitwerking van kwaliteitseisen die aan het pedagogisch beleidsplan en het pedagogisch werkplan worden gesteld verwijs ik naar het ontwerpbesluit dat ik op korte termijn naar uw Kamer en gelijktijdig naar de Eerste Kamer stuur in het kader van de voorhangprocedure. Hier ga ik ook nader in op de administratieve lasten van deze kwaliteitseisen. Zoals eerder aangegeven in beantwoording van vragen in hoofdstuk 1 «Algemeen» zijn de branchepartijen en de toezichtspartijen betrokken bij de uitwerking van deze kwaliteitseisen in het ontwerpbesluit.

Voorts vragen de leden van de CDA-fractie om een nadere concretisering van de verwachte kostenverhogingen voor gastouders, voor gastouderbureaus en voor ouders als gevolg van de aanvullende eisen.

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de beantwoording van vragen van de SGP-fractie in hoofdstuk 4 «Maatschappelijke gevolgen» over de totale kosten van de regeldruk van dit wetsvoorstel en het onderliggende ontwerpbesluit.

Pedagogisch beleidsmedewerker

De leden van de CDA-fractie vragen om verduidelijking van de nadere uitwerking van coaching door de pedagogisch beleidsmedewerker en hoeveel uren deze door gastouderbureaus moet worden ingezet.

Voor de nadere uitwerking van de kwaliteitseisen die worden gesteld aan de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker voor coaching van de gastouders verwijs ik naar het ontwerpbesluit dat ik in het kader van de voorhangprocedure op korte termijn naar uw Kamer en gelijktijdig naar de Eerste Kamer stuur. In de conceptversie van het ontwerpbesluit dat voor internetconsultatie heeft uitgestaan, is vastgelegd dat het gastouderbureau iedere gastouder drie uur coaching biedt. De totale inzet van pedagogisch beleidsmedewerker(s) door het gastouderbureau is afhankelijk van het aantal aangesloten gastouders.

De leden van de SGP-fractie vragen de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker als coach voor de gastouders nader te onderbouwen, in relatie tot de doelstelling van het wetsvoorstel.

Het doel van dit wetsvoorstel is om de kwaliteit van de gastouderopvang beter te waarborgen en de kwaliteit van de gastouderopvang te verhogen. De kwaliteit van de gastouder is bepalend voor de kwaliteit van de opvang. Ontwikkelingsgericht werken met kinderen vraagt veel van gastouders, zowel op het terrein van kennis als op het terrein van vaardigheden. Het gastouderbureau heeft de rol om de gastouder daarin goede begeleiding te bieden. Uit de literatuur blijkt dat «coaching on the job» een bewezen effectieve maatregel is voor het verhogen van de kwaliteit.15 Daarnaast blijkt uit de evaluatie van de Wet IKK dat de introductie van coaching door de pedagogisch beleidsmedewerker bij dagopvang en BSO, in de perceptie van beroepskrachten en houders, positieve effecten heeft op de kwaliteit van de opvang.16

Maximering aantal gastouderbureaus

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie maken uit de wettekst op dat de regering heeft gekozen voor een formulering waarbij aangesloten wordt bij de voorziening per gastouder. Deze leden merken op dat de Wet kinderopvang reeds een definitie heeft opgenomen voor een voorziening. Deze leden vragen of deze definitie voldoende handzaam en duidelijk is voor het veld.

Ik heb bij de maximering van het aantal gastouderbureaus zo veel mogelijk willen aansluiten bij de huidige praktijk. De Wet kinderopvang definieert een voorziening voor gastouderopvang als gastouderopvang door een specifieke gastouder op een specifiek woonadres.

Voor de verschillende partijen in de sector en toezichtspartijen is daarmee voldoende duidelijk wat er bedoeld wordt met deze definitie.

In vervolg hierop vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie naar de term «aangesloten». De leden merken op dat de GGD GHOR aangeeft dat dit niet aansluit op de huidige terminologie in de wet. Deze leden vragen hoe de regering dit punt oppakt en hoe zij alternatieven apprecieert.

Vanwege het gebruik van eenduidige en bekende terminologie heb ik ervoor gekozen om vast te houden aan de term «aangesloten». Daarmee wordt bedoeld dat de gastouder voor de voorziening voor gastouderopvang gebruik maakt van de bemiddeling en begeleiding van dat betreffende gastouderbureau, oftewel een bemiddelingsrelatie heeft met dat gastouderbureau. GGD GHOR Nederland heeft in de uitvoeringstoets geadviseerd om te spreken over het aantal bemiddelingsrelaties dat een gastouder per voorziening voor gastouderopvang kan hebben. Dit advies heb ik niet overgenomen. In meerdere artikelen in de Wet kinderopvang, zoals artikel 1.47b, vierde lid, artikel 1.54a, tweede lid, en artikel 1.58, tweede lid, wordt reeds gesproken over de aansluiting van een voorziening voor gastouderopvang bij een gastouderbureau.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen wat de afweging is geweest om te kiezen voor een maximering per voorziening in plaats van per gastouder. De leden vragen voorts of de regering de verschillende smaken in kaart kan brengen en de voor- en nadelen voor verschillende stakeholders (in ieder geval: ouder, gastouder, gastouderbureaus, toezichthouder) nader wil beschrijven. Deze leden vragen daarbij nader in te gaan op gastouders die op verschillende locaties werken of die vaak van locatie wisselen. De leden welke afweging voor de regering uiteindelijk doorslaggevend is gebleken.

De uitvoerbaarheid voor toezicht en handhaving is doorslaggevend geweest in de afweging om de maximering per voorziening voor gastouderopvang te formuleren. Naar aanleiding van de opmerkingen van GGD GHOR Nederland en VNG in de uitvoeringstoets is met hen gesproken over wat de beste formulering zou zijn: per gastouder of per voorziening voor gastouderopvang. Zij gaven aan dat als een gastouder meerdere voorzieningen voor gastouderopvang heeft in verschillende gemeenten, de formulering van deze eis op het niveau van de gastouder tot knelpunten in de handhaving kan leiden. De gemeente van de voorziening voor gastouderopvang waar een inspectie door de GGD heeft plaatsgevonden, kan niet handhaven op de andere voorzieningen van deze gastouder in andere gemeenten. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State en overleg met de toezichtpartijen is in belang van goede uitvoerbaarheid van deze maatregel, gekozen voor de formulering dat een gastouder per voorziening voor gastouderopvang bij ten hoogste twee gastouderbureaus kan zijn aangesloten.

Voor gastouders die maar één voorziening hebben, het overgrote merendeel, maakt de formulering per voorziening of per gastouder sowieso niet uit. Dit is alleen relevant voor gastouders die meerdere voorzieningen voor gastouderopvang hebben. En voor gastouders die in één week bij verschillende vraagouders thuis of in hun eigen woning en daarnaast bij vraagouder(s) thuis kinderen opvangen. Bij opvang bij de vraagouder thuis, biedt de gastouder opvang aan de kinderen van die betreffende vraagouder. Soms met nog kinderen van een enkel gezin uit de buurt daarbij. Het is daarom niet aannemelijk dat een gastouder binnen één voorziening voor gastouderopvang bij de vraagouder thuis met meer dan één of twee gastouderbureau(s) samenwerkt. Door de eis te formuleren op het niveau van de voorziening voor gastouderopvang, kan de gastouder die meerdere voorzieningen exploiteert (in theorie) per voorziening bij twee gastouderbureaus aangesloten zijn. Bij de exploitatie van twee voorzieningen, kan de gastouder dus in totaal bij vier verschillende gastouderbureaus aangesloten zijn.

Voor de betreffende ouders maakt dit weinig verschil. Zij hebben alleen te maken met de betreffende voorziening voor gastouderopvang waar zij opvang afnemen, daar is sprake van hooguit twee verschillende gastouderbureaus. Voor de toezichthouder en de gastouderbureaus geldt dit ook tot op zekere hoogte. De toezichthouder controleert tijdens een inspectie de betreffende voorziening voor gastouderopvang. De gastouderbureaus hebben ook vooral betrokkenheid met de betreffende voorziening en dus met één ander gastouderbureau te maken.

Daarbij moet opgemerkt worden dat de nieuwe eisen ten aanzien van permanente educatie en coaching worden gesteld op het niveau van de gastouder. Dit vergt meer onderlinge afstemming om te ontwikkelbehoeften en -activiteiten te bespreken en te volgen. Al met al biedt de geschetste situatie vooral voor de gastouder zelf meer afstemming tussen de betrokken gastouderbureaus. De gastouder kiest echter zelf voor het (aantal) gastouderbureaus waarbij zij zich aansluit.

Deze leden vragen ook naar de situatie als gastouders vaak van locatie wisselen. Elke nieuwe (opvang)locatie wordt geregistreerd als aparte voorziening voor gastouderopvang. Voor elk van deze voorzieningen voor gastouderopvang betekent dit dat de gastouder bij maximaal twee gastouderbureaus aangesloten kan zijn.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen expliciet in te gaan op waar de uitvoeringstoetsen verschillende kanten op wijzen. Deze leden vragen naar wat GGD GHOR schrijft op pagina vier van de uitvoeringstoets (kopje B2) en wat VNG schrijft op pagina twee van de uitvoeringstoets.

Zoals in bovenstaand antwoord is aangegeven, is naar aanleiding van de opmerkingen van GGD GHOR Nederland en VNG met hen gesproken over wat de beste formulering zou zijn. Het wetsvoorstel is hierop aangepast. Er wordt nu gesproken over een maximering per voorziening voor gastouderopvang

Zoals in de memorie van toelichting is terug te lezen, is de maatregel van de maximering van het aantal gastouderbureau naar aanleiding van het Advies van de Raad van State in het wetsvoorstel opgenomen. In het concept wetsvoorstel dat ter advisering aan de Raad van State was voorgelegd, was alleen een grondslag opgenomen om de daadwerkelijke maximering in lagere regelgeving te regelen.

De uitvoerende organisaties zijn toen nogmaals in de gelegenheid gesteld om een verkorte uitvoeringstoets te doen. GGD GHOR Nederland en VNG hebben zodoende twee keer op dit onderwerp gereageerd, waarin beide organisaties in de eerste uitvoeringstoets in juli 2023 adviseerden om de maximering op het niveau van de gastouder te regelen. In de tweede uitvoeringstoets in december 2023 adviseerden beide organisaties om de maximering op het niveau van de voorziening te regelen.

Bij mijn antwoord ga ik er vanuit dat de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie bij de uitvoeringstoets van VNG doelen op de uitvoeringstoets van juli 2023. In die versie wordt op pagina 2 namelijk ingegaan op de terminologie van deze eis. In de uitvoeringstoets van GGD GHOR Nederland van december 2023 wordt onder kopje B2 ingegaan op deze terminologie. Deze beide organisaties hadden zowel bij de eerste uitvoeringstoets als bij de tweede uitvoeringstoets een gezamenlijk beeld over de terminologie. Zoals eerder aangegeven is na beide uitvoeringstoetsen ook met deze organisaties in gesprek gegaan om tot een goede formulering te komen.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen tevens naar cijfers over hoeveel gastouders voorzieningen hebben in verschillende gemeenten, ten opzichte van het totaal aantal gastouders.

De onderstaande tabel geeft inzicht de spreiding van de voorziening(en) van een gastouder over meerdere gemeenten. Voor de volledigheid merk ik hierbij op dat deze aantallen niets zeggen over het aantal voorzieningen dat een gastouder heeft binnen een gemeente. De tabel moet zo gelezen worden dat 14.101 gastouders één of meerdere voorzieningen hebben, maar allemaal binnen dezelfde gemeente.

Aantal gastouders

Aantal gemeenten

14.101

1

826

2

190

3

41

4

6

5

2

6

1

7

Totaal aantal unieke gastouders: 15.167

 

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben gevraagd naar de afwegingen van de regering om het aantal gastouderbureaus per voorziening voor gastouderopvang te maximeren op twee. De leden van de BBB-fractie vragen in hoeverre het wenselijk is dat aansluiting van een gastouder bij maximaal twee gastouderbureaus mogelijk blijft, wanneer de GGD aangeeft dat «meerdere» gastouderbureaus belemmerend kan werken op het toezicht. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom gekozen is voor een maximering van twee gastouderbureaus, nu uit de memorie van toelichting blijkt dat het voor een gastoudervoorziening ingewikkeld is om verschillend beleid van verschillende gastouderbureaus na te leven.

Het klopt dat het toezicht door de GGD eenvoudiger is wanneer er slechts één gastouderbureau betrokken is bij een voorziening voor gastouderopvang. Dit belang is afgewogen tegen de gevolgen voor de uitvoerbaarheid en bedrijfsvoering van gastouderopvang in de praktijk. Door bij twee gastouderbureaus aangesloten te zijn hebben gastouders de mogelijkheid om het debiteurenrisico te spreiden, zich te verzekeren van voldoende kinderen en meer begeleiding te genieten. Om onevenredig nadeel voor ouders en gastouders te voorkomen is in het wetsvoorstel gekozen om gastouders de mogelijkheid te bieden bij één of twee gastouderbureaus aan te sluiten. Dat laatste vereist dat de gastouder beoordeelt op welke manier het mogelijk is om aan pedagogisch beleid en visie van de twee gastouderbureaus toepassing te geven in de praktijk. De gastouder beschrijft dit in het pedagogisch werkplan behorende bij de voorziening voor gastouderopvang. Daarmee is ook een extra waarborg opgenomen om dit nadeel van aansluiting bij twee gastouderbureaus te mitigeren.

De leden van de SGP-fractie constateren dat circa vijf procent van de voorzieningen voor gastouderopvang is aangesloten bij drie of meer gastouderbureaus in plaats van bij één of twee. Heeft de regering zicht op de redenen of oorzaken waardoor deze gastouders bij drie of meer gastouderbureaus zijn aangesloten? De leden van de ChristenUnie-fractie stellen een soortgelijke vraag. Zij vragen naar de motivatie van gastoudervoorzieningen om bij drie of meer, of soms wel zes, gastouderbureaus aangesloten te willen zijn.

Gastouders hebben diverse redenen om zich bij meerdere gastouderbureaus aan te sluiten. Op basis van gesprekken met de sector is mijn beeld als volgt. Het zijn dat een gastouder die reeds bij een gastouderbureau is aangesloten een nieuwe vraagouder krijgt die bij een ander gastouderbureau is aangesloten. Daarnaast kan het ook zo zijn dat een gastouder vanwege de zekerheid van voldoende kinderen zich bij meerdere gastouderbureaus moet aansluiten. Een andere reden kan zijn dat een gastouder het debiteurenrisico wil spreiden. Ook kan het voorkomen dat een vraagouder specifiek via een bepaald gastouderbureau bemiddeld wil worden, bijvoorbeeld omdat de bemiddelingskosten die de vraagouder betaalt lager zijn. Voor zover bekend verschillen deze redenen niet tussen gastouders die bij twee, bij drie of (in enkele gevallen) bij meer gastouderbureaus zijn aangesloten.

Zowel de leden van de SGP-fractie als de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat in lagere regelgeving zal worden uitgewerkt hoe de begeleiding bij meerdere gastouderbureaus vorm moet krijgen. Kan de regering aangeven aan welke uitwerking wordt gedacht? Voorts vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie welk effect de regering hiervan verwacht en hoe dit te kwantificeren is. Ook vragen deze leden hoe hierop geëvalueerd gaat worden en wat de regering gaat doen als het effect van de regelgeving uitblijft.

In lagere regelgeving wordt nader uitgewerkt aan welke eisen de begeleiding moet voldoen die gastouderbureaus bieden aan gastouders. Deze regelgeving zal worden aangepast aan de nieuwe kwaliteitseisen. Waar nodig zal daarbij ook worden ingegaan op begeleiding door meerdere gastouderbureaus. Het beoogde effect daarvan is dat duidelijk is welke begeleiding van gastouderbureaus mag worden verwacht, dat de toezichthouder hen hierop kan aanspreken en dat dit ook functioneert indien er sprake is van begeleiding door meerdere gastouderbureaus. Het conceptbesluit zal op korte termijn naar uw Kamer en gelijktijdig naar de Eerste Kamer worden toegestuurd in het kader van de voorhangprocedure. Daarin zal tevens aandacht zijn voor de monitoring en evaluatie van de nieuw geïntroduceerde en aangepaste kwaliteitseisen, waaronder de eis dat een voorziening voor gastouderopvang bij maximaal twee gastouderbureaus aangesloten mag zijn.

Indachtig de opmerking van GGD GHOR dat met de huidige formulering het overgangsrecht voor maximering van het aantal gastouderbureaus niet is geregeld, vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wat het overgangsrecht voor maximering van het aantal gastouderbureaus in de praktijk gaat betekenen. Zo vragen deze leden hoe lang een contract kan lopen en of het mogelijk is dat contracten voor onbepaalde tijd lopen. Deze leden vragen of er overwogen is om zowel de doorlooptijd van contracten in beschouwing te nemen als het stellen van een finale deadline dat er gebruik gemaakt mag worden van meer dan twee bureaus.

Mede naar aanleiding van opmerkingen in de uitvoeringstoets van GGD GHOR Nederland is het overgangsrecht verduidelijkt. Het overgangsrecht is van toepassing op overeenkomsten tussen ouders en het gastouderbureau die reeds zijn afgesloten voor de maximering van het aantal gastouderbureaus inwerking treedt. De gastouder kan vervolgens per voorziening voor gastouderopvang bij ten hoogste twee gastouderbureaus nieuwe koppelingen met ouders aangaan. De bestaande overeenkomsten tussen ouders en gastouderbureaus kunnen doorlopen tot het laatste kind uit het betreffende gezin dat gebruik maakt van de gastouderopvang de leeftijd van veertien jaar heeft bereikt of naar de middelbare school gaat. De overeenkomsten tussen ouders en gastouderbureaus lopen derhalve niet voor onbepaalde tijd door.

Ik heb overwogen om een finale deadline te stellen waarna een voorziening voor gastouderopvang bij niet meer dan twee gastouderbureaus aangesloten mag zijn. Dit zou echter als gevolg kunnen hebben dat een ouder noodgedwongen moet overstappen naar een nieuw gastouderbureau omdat de gastouder anders de maximering overtreedt. Dit kan onwenselijke administratieve rompslomp en mogelijk extra kosten voor de ouder met zich meebrengen. Dit is naar mijn mening een onwenselijke situatie.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen daarnaast hoe voorkomen kan worden dat er strategisch gedrag plaatsvindt. Deze leden vragen of de regering dit meeneemt in het opstellen van de AMvB. Ten slotte vragen deze leden naar de sanctionering, namelijk wie de overtreder is en of aanwijzingen binnen de eigen gemeentegrens moeten blijven.

Het wetsvoorstel maakt het mogelijk dat een voorziening voor gastouderopvang tijdelijk aangesloten kan zijn bij meer dan twee gastouderbureaus. In het ontwerpbesluit wordt nader uitgewerkt in welke situaties dat mogelijk is, waarbij het streven is om strategisch gedrag van de gastouder voor een specifieke voorziening voor gastouderopvang zoveel mogelijk te voorkomen. Net als in de huidige situatie kan handhaving vanuit de gemeente enkel binnen de eigen gemeentegrenzen plaatsvinden. Vandaar dat de maximering van het aantal gastouderbureaus is geformuleerd als verplichting per voorziening voor gastouderopvang en niet per gastouder.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of is overwogen de overeenkomst of bemiddelingsrelatie tussen gastouder en gastouderbureau in de wet vast te leggen.

Uit de gesprekken die gevoerd zijn met verschillende sectorpartijen blijkt dat veel gastouders en gastouderbureaus reeds werken op basis van een schriftelijke overeenkomst. Een dergelijke verplichting opnemen in de wet zal desondanks leiden tot extra regeldruk. De reeds bestaande bemiddelingsovereenkomsten tussen gastouder en gastouderbureau zullen in dat geval aangepast moeten worden aan de eisen die daaraan in de wet worden gesteld. Om extra regeldruk te beperken, heb ik er voor gekozen deze overeenkomst niet in de wet vast te leggen.

Uitwerking overige eisen in het ontwerpbesluit

De leden van de CDA-fractie stellen vragen over de opleidingseisen voor gastouders. Deze leden vragen of gastouders aanvullende opleiding en training moeten volgen. Ook vragen zij wat permanente ontwikkeling praktisch inhoudt en of er faciliteiten beschikbaar zijn/komen om opleiding en training te bekostigen.

De nadere concretisering van de opleidingseisen voor gastouders staan in het conceptbesluit dat ik in het kader van de voorhangprocedure op korte termijn naar uw Kamer en gelijktijdig naar de Eerste Kamer stuur. In dit ontwerpbesluit worden de opleidingseisen uitgewerkt en wordt de nadere invulling daarvan gedelegeerd naar de ministeriële regeling. Deze eisen worden nog nader uitgewerkt. Hierover ben ik in gesprek met de sector. In het conceptbesluit dat gepubliceerd is voor internetconsultatie is opgenomen dat gastouders per jaar zeven uur permanente educatie dienen te volgen. Zij zijn vrij om de vorm en inhoud te kiezen op basis van hun persoonlijke ontwikkeldoelen zolang deze aansluit en bijdraagt aan het bieden van verantwoorde kinderopvang. De gastouder kan de ontwikkelbehoeften bespreken met het gastouderbureau.

Uit onderzoek van het Kohnstamm Instituut blijkt dat veel gastouders (circa 69%) nu al aan permanente educatie doen, voor gemiddeld negen uur per jaar. Deze gastouders zullen dus niet (veel) meer hoeven doen dan zij op dit moment al doen aan hun professionele ontwikkeling. Ook blijkt uit dit onderzoek dat nagenoeg alle gastouderbureaus (95%) een professionaliseringsaanbod bieden aan de gastouders. Zij bieden meestal zelf workshops en/of trainingen aan of huren erkende opleiders in.17 Met deze maatregel introduceer ik een stok achter de deur voor de gastouders die er nu voor kiezen om structureel niet aan deze activiteiten deel te nemen of anderszins aan permanente educatie te doen.

Ten aanzien van de uitbreiding van de achterwachtregeling, vragen de leden van de CDA-fractie of het haalbaar is voor gastouders om te allen tijde, ook als zij één of twee kinderen opvangen, formeel een achterwacht te regelen.

De achterwachtregeling houdt in dat een gastouder een achterwacht moet hebben die in geval van calamiteiten binnen vijftien minuten aanwezig kan zijn op de voorziening voor gastouderopvang. Dat is belangrijk voor de veiligheid van de kinderen. De achterwacht moet een volwassene zijn die beschikbaar is bij calamiteiten, bijvoorbeeld als de gastouder met spoed met één van de kinderen naar het ziekenhuis moet. Er worden geen voorwaarden aan de achterwacht gesteld. Ik acht het daarmee voor iedere gastouder haalbaar om dit te kunnen organiseren. Daarbij is de achterwachtregeling op zich niet nieuw. Voor gastouders die meer dan drie kinderen opvangen bestaat deze verplichting al. Het maakt voor de haalbaarheid van het aanstellen van een achterwacht niet uit of een gastouder twee of vijf kinderen opvangt.

Implementatie en communicatie

De leden van de NSC-fractie stellen vragen over de overgangstermijnen voor de nieuwe kwaliteitseisen en wanneer en hoe wordt gestart met de voorlichting.

Ik ben in gesprek met de branchepartijen, GGD GHOR Nederland en de VNG over ingroeitermijnen voor de nieuwe kwaliteitseisen. Wanneer de nieuwe kwaliteitseisen voor (alle) gastouders zullen gelden is mede afhankelijk van wanneer de wet en onderliggende regelgeving gepubliceerd kunnen worden. Logischerwijs start de voorlichting pas als de wet en regelgeving definitief zijn vastgesteld. Tot die tijd kunnen de voorgenomen kwaliteitseisen of de uitwerking hiervan immers nog wijzigen. Ik ben mij ervan bewust dat het voor gastouders en gastouderbureaus tot die tijd onzeker kan zijn wat er precies van ze wordt verwacht en wanneer. Daarom neem ik bij nota van wijziging de mogelijkheid op om een gedifferentieerde inwerkingtreding per artikel in te bouwen. Ik zal zo snel als mogelijk communiceren over de nieuwe maatregelen. Hier zal ik ook over in gesprek blijven met de branchepartijen zodat de voorlichting goed aansluit bij de behoeften en vragen van de sector.

Monitoring en evaluatie

De leden van de VVD-fractie en de SGP-fractie vragen hoe de voorstelde monitoring en evaluatie van de gastouderopvang zal worden uitgevoerd. De leden van de VVD-fractie vragen daarnaast welke instanties verantwoordelijk zijn voor het toezicht hierop. Ook vragen deze leden hoe wordt gegarandeerd dat de voorgestelde maatregelen daadwerkelijk leiden tot een verbetering van de pedagogische kwaliteit in de gastouderopvang, en welke specifieke criteria worden gehanteerd om dit te meten.

De GGD houdt toezicht op de gastouderopvang in opdracht van de gemeente. Zoals eerder aangegeven op vragen van de leden van de SGP-fractie is het toezicht op de gastouderopvang per 2023 geïntensiveerd naar jaarlijks ten minste 50% van de voorzieningen voor gastouderopvang per gemeente. De gemeente kan indien nodig handhavend optreden. Zoals aangegeven in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel zullen de nieuw geïntroduceerde en aangepaste kwaliteitseisen worden gemonitord en geëvalueerd. De implementatie van deze kwaliteitseisen wordt gemonitord om zicht te houden of de uitvoerbaarheid voor gastouders, gastouderbureaus en toezichthouders en handhavers knelpunten oplevert in de praktijk. De kwaliteit van de gastouderopvang wordt gevolgd met behulp van de Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang. Deze metingen zullen voortgezet worden en zo zullen ook gegevens over de kwaliteit van de gastouderopvang voor en na invoering beschikbaar zijn. Deze informatie kan gebruikt worden om te onderzoeken of de kwaliteitseisen hebben bijgedragen aan een stijging van de kwaliteit in de gastouderopvang. Ook is hiermee zicht op of de uitschieters aan de onderkant minder worden (in aantal en intensiteit) en welke uitspraken gedaan kunnen worden over borging en verbetering van de kwaliteit.

4. Maatschappelijke gevolgen

De leden van de VVD-fractie vragen welke specifieke maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat de gastouderopvang toegankelijk blijft voor alle ouders, met name gezien de financiële gevolgen van dit wetsvoorstel. Daarnaast vragen deze leden hoe wordt voorkomen dat de voorgestelde wijzigingen leiden tot een verhoogde financiële last voor ouders die gebruikmaken van gastouderopvang.

Het gemiddelde uurtarief voor gastouderopvang ligt relatief dicht bij de maximumuurprijs waarover ouders kinderopvangtoeslag kunnen ontvangen. Daardoor is het bedrag dat ouders volledig zelf betalen boven de maximumuurprijs gemiddeld minder hoog bij gastouderopvang dan bij andere opvangsoorten. Bovendien liggen de tarieven voor gastouderopvang in absolute zin lager dan voor andere opvangsoorten, waardoor de eigen bijdrage die ouders betalen eveneens lager is. Gastouderopvang is daarmee een relatief betaalbare opvangvorm voor ouders. Dit wetsvoorstel, waarmee ik beoog de kwaliteit te verhogen en beter te waarborgen, kan leiden tot extra kosten voor gastouders en gastouderbureaus. Ik acht het niet wenselijk dat deze kosten volledig bij de betrokken ouders komen te liggen. Om de gevolgen van het wetsvoorstel voor de betaalbaarheid zoveel mogelijk te beperken worden mitigerende maatregelen genomen. Daarom werk ik een verhoging van de maximuurprijs voor gastouderopvang uit met 21 cent per 2025, bovenop de reguliere indexering. In de praktijk voldoen veel gastouders en gastouderbureaus reeds aan (een deel van) de nieuwe kwaliteitseisen. Er zullen echter ook gastouders en gastouderbureaus zijn die nog een of meerdere stappen moeten zetten en daarmee mogelijk ook meer kosten zullen maken. De verwachting is dat met de verhoging van 21 cent, gastouders en gastouderbureaus gemiddeld genomen in staat zijn om de extra kosten te dekken. Uiteraard blijf ik de tarieven en het gebruik van gastouderopvang monitoren met de kwartaalrapportages kinderopvang.

Ook vragen de leden van de VVD-fractie welke ondersteuning wordt geboden aan gastouders om aan de nieuwe kwaliteitseisen te voldoen.

Ik ben mij ervan bewust dat duidelijke communicatie vanuit de overheid van belang is voor een goede implementatie van de nieuwe kwaliteitseisen. Daarnaast vervullen de gastouderbureaus hierin een belangrijke rol. Het behoort op grond van de zorgplicht van gastouderbureaus tot hun reguliere taak om gastouders te scholen en te begeleiden, opleiding of training te bieden en de GGD-toetsing te begeleiden. Daarnaast leg ik bij een aantal nieuwe kwaliteitseisen specifiek de begeleidende rol van het gastouderbureau vast, zoals bijvoorbeeld bij de permanente educatie en het opstellen van een pedagogisch werkplan door de gastouder.

De leden van de VVD-fractie en de leden van de SGP-fractie stellen vragen over de regeldruk. De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier de regeldruk voor gastouders wordt verminderd door dit wetsvoorstel, en welke specifieke administratieve vereenvoudigingen worden geïmplementeerd. De leden van de SGP-fractie vragen de regering nader in te gaan op de stapeling in regeldrukeffecten in combinatie met de maatregelen in het Besluit wijziging kwaliteit gastouderbureaus. Zij vragen naar de effecten van deze stapeling en of de regering een opsomming kan geven van de extra handelingen voor een gastouder(bureau) als gevolg van het kwaliteitsverbetertraject. Ook vragen zij of het optuigen van nog meer regels proportioneel is naar het oordeel van de regering.

De kwaliteitseisen die worden uitgewerkt in het ontwerpbesluit leiden tot een toename van de regeldruk voor zowel gastouders, gastouderbureaus als ouders. Voor een gedetailleerde beschrijving van de regeldruk van de kwaliteitseisen in het ontwerpbesluit verwijs ik u naar het ontwerpbesluit dat ik in het kader van de voorhangprocedure binnenkort naar uw Kamer en gelijktijdig naar de Eerste Kamer stuur. Overigens blijkt uit bijeenkomsten die zijn georganiseerd met gastouders en gastouderbureaus voor de totstandkoming van dit maatregelenpakket en uit de inventarisatiestudie van het Kohnstamm Instituut18 dat een aanzienlijk deel van de gastouders en gastouderbureaus al (grotendeels) werkt volgens de nieuwe kwaliteitseisen. Voor deze groep is de toename van de regeldruk beperkt. Andere gastouders, die nu bijvoorbeeld nog geen permanente educatie volgen, zullen hier nog stappen moeten zetten en zullen dus een toename van de regeldruk ervaren. Tegenover deze toename van regeldruk staat een verwachte verbetering van de begeleiding van de gastouder door het gastouderbureau en een verwachte professionalisering van de gastouder. Tezamen moet dit leiden tot een verhoging van de kwaliteit van de gastouderopvang. Een kwaliteitsverbetering die nodig is. Deze indirecte effecten zijn lastig kwantitatief te duiden en daarom alleen kwalitatief omschreven in de toelichting bij het wetsvoorstel. Voor mij wegen deze verwachte verbeteringen in kwaliteit op tegen de directe tijdsinvestering en regeldruk.

De leden van de NSC-fractie vragen naar de gevolgen van dit wetsvoorstel in relatie tot de huidige personeelstekorten binnen de kinderopvangsector. Kan de regering hier nader op in gaan?

Ook vragen deze leden of de regering een inschatting kan geven in hoeverre de toegenomen administratieve lastendruk voor gastouders wellicht leidt tot een afname van het aantal gastouders en daarmee tot een toename van de vraag bij kinderopvang/buitenschoolse opvang?

Bij de totstandkoming van dit wetsvoorstel zijn op verschillende momenten bijeenkomsten georganiseerd met gastouders en gastouderbureaus over de uitwerking en de uitvoerbaarheid van de voorgestelde maatregelen. Ook is een inventarisatiestudie onder gastouders en gastouderbureaus uitgevoerd door het Kohnstamm Instituut.19 Hieruit blijkt dat veel gastouders en gastouderbureaus al (grotendeels) voldoen aan (een deel van) de maatregelen. Een deel van de gastouders zal nog een stap moeten zetten. Om gastouders hier zo goed mogelijk in mee te nemen, neem ik een aantal maatregelen. Zo is allereerst vroegtijdige en duidelijke communicatie vanuit de Rijksoverheid van belang over wat er van gastouders en gastouderbureaus wordt verwacht. Ook zullen voor enkele eisen overgangstermijnen gelden. Gastouderbureaus hebben een ondersteunende en begeleidende rol naar de gastouder bij de implementatie van deze eisen. Dit helpt gastouders om zich de nieuwe eisen eigen te maken.

Het doel van het wetsvoorstel is een kwaliteitsverbetering van de gastouderopvang. Het is niet volledig te voorkomen dat er gastouders zijn die niet aan de nieuwe kwaliteitseisen kunnen of willen voldoen. Bij de uitwerking van de maatregelen houd ik rekening met het voorkomen van onnodige administratieve lastendruk. Om meer zicht te krijgen op de redenen van (reeds bestaande) uitstroom onder gastouders, waaronder regeldruk, wil ik hier onderzoek naar doen. Op basis van de resultaten van dit onderzoek, kan ik indien nodig gerichte acties ondernemen om deze uitstroom tegen te gaan. Ik verwacht dat ik uw Kamer in de loop van 2025 kan informeren over de bevindingen.

Specifiek vragen de leden van de NSC-fractie naar de effecten van de verzwaarde coachingseisen op 65-plussers die kleinkinderen opvangen als gastouder en of zij hun dienstverlening kunnen blijven aanbieden.

In de kwaliteitseisen wordt geen onderscheid gemaakt tussen gastouders die al dan niet een familiaire relatie hebben met de kinderen die zij opvangen. Op het moment dat opa’s of oma’s zich als gastouder registreren om hun kleinkinderen op te vangen, moeten zij zich aan de kwaliteitseisen houden. De ouders komen dan immers in aanmerking voor kinderopvangtoeslag. Grootouders die aan de nieuwe kwaliteitseisen voldoen kunnen hun dienstverlening blijven aanbieden. Ook zij zullen ten minste drie uur coaching moeten ontvangen van de pedagogisch beleidsmedewerker vanuit het gastouderbureau.

De leden van de NSC-fractie constateren dat voor een deel van de gastouderbureaus en gastouders deze maatregelen tot extra kosten zullen leiden. Om te voorkomen dat deze kosten niet volledig ten laste komen van ouders en daarmee de toegankelijkheid van de gastouderopvang onder druk komt te staan, worden de extra kosten verdisconteerd in de maximum uurprijs voor de kinderopvangtoeslag voor gastouderopvang per 2025. Deze leden lezen dat hiervoor 16,3 miljoen euro structureel is gereserveerd. Kan de regering dit bedrag nader onderbouwen?

Er is een inschatting gemaakt wat de totale set aan maatregelen voor gevolgen heeft voor de kosten van gastouders. In totaal bedroeg dit circa 3% van de totale omzet van de gastouderopvang. In dit geval ga ik ervan uit dat gastouders deze extra kosten gaan doorberekenen in hun tarieven aan ouders, en dat de tarieven dus ook met circa 3% gaan stijgen. Omdat ik het niet wenselijk acht dat de extra kosten die met kwaliteitsverbetering gepaard gaan volledig bij de betrokken ouders komen te liggen, werk ik een verhoging van de maximumuurprijs voor gastouderopvang uit met circa 3% met ingang van 1 januari 2025. Dit is een verhoging met 21 cent. Deze verhoging heb ik gedekt door in het Besluit kinderopvangtoeslag 2024 de maximumuurprijzen voor alle opvangvormen met 2 cent te verlagen. De uitgaven voor de overheid stijgen netto dus niet.

De leden van de NSC-fractie vragen of de regering een prognose kan geven van de financiële gevolgen van dit wetsvoorstel voor zowel de schatkist als voor ouders die nu gebruik maken van gastouderopvang. Kan de regering met een rekenvoorbeeld aangeven wat de inkomsten, uitgaven en winst zijn voor een gastouder met, zeg, scenario 1: 5 kinderen tot 4 jaar, scenario 2: 2 kinderen tot 2 jaar en 1 baby tot 1 jaar, scenario 3: 2 eigen kinderen onder 4 jaar en 1 baby tot 1 jaar?

De verhoging van de maximumuurprijs voor de gastouderopvang wordt gedekt met een ombuiging op de maximumuurprijzen voor alle opvangsoorten in het Besluit kinderopvangtoeslag 2024. Dit leidt daarom voor de overheid netto niet tot extra uitgaven, zie ook het antwoord op de voorgaande vraag van de leden van de NSC-fractie. Voor ouders en gastouders zijn de financiële gevolgen minder eenduidig. Aanbieders in de kinderopvangsector, dus ook gastouders, zijn vrij om hun eigen tarief te bepalen. Daarnaast zijn individuele keuzes van gastouders, bijvoorbeeld in de bedrijfsvoering, van invloed op hun inkomsten, uitgaven en dus hun winst. Verder is er in de gastouderopvang één maximumuurprijs voor alle leeftijden, maar is er per leeftijdsgroep een verschillend aantal kinderen dat maximaal opgevangen mag worden. Daarbij worden ook de eigen kinderen van de gastouder meegerekend (waar geen inkomen tegenover staat). Bovendien verschilt het per gastouder in hoeverre reeds wordt voldaan aan de nieuwe kwaliteitseisen. De kosten voor ouders per uur gastouderopvang hangt af van het tarief van de gastouder, maar ook van hun inkomen en of zij een of meerdere kinderen op de opvang hebben. Ouders krijgen op basis van hun inkomen een toeslag van tussen de 33,3% en 96% van de maximumuurprijs. Het niet vergoede deel en het deel van het tarief dat hoger is dan de maximumuurprijs betalen ouders zelf.

In de kwartaalrapportage worden elk kwartaal de gemiddelde tarieven van gastouders gemonitord. In de laatste kwartaalrapportage (4de kwartaal 2023)20 is het gemiddelde tarief in de gastouderopvang voor 0 t/m 3 jarige € 6,96 en voor 4 t/m 12 jarige € 7,04. De opbrengsten per kind voor gastouders zijn dus gemiddeld rond de € 7 per uur (gastouders bepalen zelf hun tarief). Bij scenario 1 (5 kinderen) leidt dit dus gemiddeld tot een inkomsten van circa € 35 per uur en bij scenario 3 (1 kind buiten de eigen kinderen) van € 7.

Voor ouders is bij de kosten per uur het eigen inkomen van belang en of ze een of meerdere kinderen op de opvang hebben (voor het tweede kind en elk volgend kind krijgt de ouder namelijk een hogere vergoeding). In onderstaande kosten per uur wordt gerekend met een ouder met één kind, een gemiddeld uurtarief van € 7 en de maximumuurprijs van 2023 die is vastgesteld op € 6,85 voor alle leeftijden. Een ouder met een inkomen van maximaal circa € 27.000 krijgt een vergoedingspercentage van 96%. Per uur kinderopvang is de eigen betaling dan gemiddeld circa € 0,42 (4% van € 6,85 plus € 0,15 voor het tarief boven de maximumuurprijs). Voor een ouder met inkomen van boven de circa € 132.000 bedraagt de eigen betaling per uur gemiddeld € 4,72 (66,7% van € 6,85 plus € 0,15 voor het tarief boven de maximumuurprijs).

Hoe verhouden de winst en de inkomsten in deze scenario’s zich tot wat er nu is opgenomen in het conceptwetsvoorstel Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden als minimumtarief van 32,24 euro als een redelijk tarief waarbij een ondernemer voldoende armslag heeft voor een buffer tegen ziekte en werkeloosheid en bijvoorbeeld verzekering voor arbeidsongeschiktheid en pensioen, zo vragen de leden van de NSC-fractie. Vindt de regering dat een beroep als gastouder voldoende «bestaanszeker» is in Nederland? Zo nee, waarom niet?

Het inkomen van een gastouder is afhankelijk van de bedrijfsmatige keuzes van de gastouder. Zoals het aantal kinderen dat een gastouder opvangt, het aantal uur dat opvang wordt aangeboden en het uurtarief dat bij ouders in rekening wordt gebracht. In het wetsvoorstel voor gastouderopvang is gerekend met een uurtarief van € 20,–. Dit is in praktijk het gemiddelde inkomen per uur van een gastouder op basis van het aantal gewerkte uren, opgevangen kinderen en het gehanteerde uurtarief. Indien een gastouder een hoger inkomen wenst, kan een gastouder ervoor kiezen om het opvangtarief te verhogen of om – binnen de wet- en regelgeving – meer uren opvang aan te bieden of meer kinderen op te vangen.

In het wetsvoorstel Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (VBAR) is een weerlegbaar rechtsvermoeden op basis van een uurtarief opgenomen. De hoogte van dit tarief is thans € 32,24. Met dit rechtsvermoeden beoog ik een kwetsbare werkende laagdrempelig een arbeidsovereenkomst op te laten eisen bij de werkgever of – desnoods – via de rechter. Het doel hiervan is om schijnzelfstandigheid tegen te gaan. Het uurtarief van rechtsvermoeden gaat uit van een uurtarief van 120 procent van het wettelijke minimumloon. Vervolgens is het met een aantal procentuele opslagen vermeerderd, voor kosten voor arbeidsongeschiktheidsverzekering, pensioen, algemene, niet aan de opdracht toerekenbare kosten (zoals kosten voor administratie of acquisitie) en niet-facturabele uren. Het tarief van € 32,24 is nadrukkelijk geen hard minimumtarief voor het werken als zelfstandige. Daarmee heeft dit rechtsvermoeden een ander doel.

De leden van de BBB-fractie lezen op pagina 12: «De voorgestelde maatregelen kunnen de toegankelijkheid van de gastouderopvang onder druk zetten. Bijvoorbeeld omdat gastouders niet aan de nieuwe kwaliteitseisen kunnen of willen voldoen en hun opvang beëindigen. Ook kunnen de kosten voor gastouderopvang voor ouders stijgen als gevolg van de voorgestelde maatregelen. De regering vindt het belangrijk om verantwoorde gastouderopvang beter te waarborgen in de wet, ook als dit betekent dat sommige gastouders niet aan alle voorgestelde eisen kunnen voldoen. Het aantal gastouders daalt al jaren, blijkt uit de registratie in het LRK.» In hoeverre zijn er nu al sprake van tekorten van gastouders? In hoeverre zijn er beleidsopties aanwezig die juist het aantal gastouders zou kunnen laten groeien, in plaats van laten krimpen door verhoogde drempel door bijvoorbeeld regeldruk?

De wachttijden voor opvang kunnen een indicatie zijn van een tekort aan kinderopvangplekken. Ik heb uw Kamer geïnformeerd over de wachttijden met de Kamerbrief over de voortgang van het personeelstekort in de kinderopvang.21 Het aandeel mensen dat wacht op een gastouder voor een periode van 1–3 maanden (12%) of langer dan drie maanden (12%) is vergelijkbaar met de wachttijden voor de buitenschoolse opvang (respectievelijk 13% en 12%) en lager dan die voor kinderdagopvang (23% en 15%). Het aandeel ouders dat meer dan drie maanden wacht voor de gastouderopvang is in 2023 gestegen (van 7% naar 12%). Dit in tegenstelling tot de kinderdagopvang en buitenschoolse opvang. Vermoedelijk heeft dit te maken met de daling van het aantal gastouders in de afgelopen jaren. Om meer zicht te krijgen op de redenen van uitstroom onder gastouders, wil ik hier een onderzoek naar laten uitvoeren. Op basis van de resultaten van dit onderzoek, kan ik indien nodig gerichte acties ondernemen om deze uitstroom tegen te gaan. Ik verwacht dat ik uw Kamer in de loop van 2025 kan informeren over de bevindingen. Verder heb ik eind 2023 gemeenten via de SZW-nieuwsbrief geïnformeerd over signalen die ik ontvang over gemeenten die hoge leges heffen voor gastouders. Ik heb de gemeenten met de hoogste legestarieven nogmaals aangeschreven en verzocht om bij het vaststellen van het tarief rekening te houden met de mogelijke financiële drempels voor (potentiële) gastouders en deze zo veel mogelijk weg te nemen. We blijven de komende tijd volgen hoe gemeenten omgaan met de leges voor gastouders.

Zoals eerdergenoemd, hebben de leden van de CDA-fractie zorgen bij de kosten die de maatregelen inhouden, zowel voor gastouders, gastouderbureaus, als voor ouders. Deze leden vragen of de regering de maatschappelijke gevolgen zoals beschreven die dit voorstel kan hebben, dat wil zeggen minder aanbod van gastouderopvang, verantwoord zijn in een al enorm krappe kinderopvangmarkt. Zij vragen of de regering hier nader in kan gaan op verantwoording van de maatregelen in relatie tot beschikbaarheid van aanbod van gastouderopvang, en of hier ook andere maatregelen of overgangsbepalingen overwogen zijn.

Voor de kwaliteit en veiligheid moet het niet uitmaken of ouders hun kind laten opvangen bij een kindercentrum of door een gastouder. Daarom vind ik het belangrijk om met het wetsvoorstel de kwaliteit van gastouderopvang beter te waarborgen. Het is daarbij niet volledig te voorkomen dat er gastouders zullen zijn die aan de nieuwe kwaliteitseisen niet kunnen of willen voldoen. Gezien het personeelstekort probeer ik dit effect zoveel als mogelijk te beperken. Bijvoorbeeld door bij het uitwerken van de eisen de sector nadrukkelijk te betrekken en onnodige administratieve lasten te voorkomen. Ook zal in overleg met de sector bezien worden of en welke ingroeitermijnen passend zijn zodat gastouders, gastouderbureaus, GGD’en en gemeenten voldoende tijd hebben om aan de nieuwe kwaliteitseisen te voldoen.

Daarnaast ga ik onderzoek laten doen naar redenen van uitstroom van gastouders. Op basis van onderzoek het Kohnstamm Instituut22 weet ik dat het aandeel gastouders van 60+ hoog is (ruim 30%) en de natuurlijke uitstroom dus hoog is. Door onderzoek te doen naar de andere redenen van uitstroom, kunnen mogelijk maatregelen worden genomen om uitstroom van gastouders verder te beperken.

Ook vragen de leden van de CDA-fractie in hoeverre de recente stijgingen in de kosten van gastouderopvang een effect hebben gehad op de betaalbaarheid hiervan voor ouders. Deze leden lezen immers dat de kosten van de gastouder(bureaus) worden gedekt met een verhoging van de maximumuurprijs van de gastouderopvang, maar daarvan krijgen ouders slechts een deel vergoed.

Het gemiddelde uurtarief voor gastouderopvang ligt relatief dicht bij de maximumuurprijs waarover ouders kinderopvangtoeslag kunnen ontvangen. Daardoor is het bedrag dat ouders volledig zelf betalen boven de maximumuurprijs gemiddeld minder hoog bij gastouderopvang dan bij andere opvangsoorten. Bovendien liggen de tarieven voor gastouderopvang in absolute zin lager dan voor andere opvangsoorten, waardoor de eigen bijdrage die ouders betalen eveneens lager is. Gastouderopvang is daarmee relatief goedkoper voor ouders. Bovendien is in 2024 de maximumuurprijs voor gastouderopvang met het amendement Van der Lee c.s.23 met 4,0% extra verhoogd, bovenop de reguliere indexatie. Hiermee neemt de betaalbaarheid voor ouders verder toe.

Om de gevolgen van het wetsvoorstel voor de betaalbaarheid zoveel mogelijk te beperken, werk ik aan een verhoging van de maximuurprijs voor gastouderopvang per 2025 met 21 cent verhoogd (bovenop de reguliere indexatie). Uiteraard blijf ik de tarieven en het gebruik van gastouderopvang monitoren met de kwartaalrapportages kinderopvang.

De leden van de CDA-fractie geven aan dat zij het op veel punten ingewikkeld vinden een inschatting te maken van de regeldruk, omdat vrijwel alle maatregelen nog nader geconcretiseerd dienen te worden. Deze leden zouden liever alvorens akkoord te gaan met grondslagen, een regeldruktoetsing van de nadere regelingen zien. Zij vragen of het uitgangspunt bij de nadere uitwerking is dat de regeldruk te allen tijde wordt afgewogen tegen de maatschappelijke baten van beschikbaarheid van gastouderopvang en derhalve geen onredelijke regeldruk wordt geaccepteerd om de uitschieters in kwaliteit naar de onderkant op te lossen.

Inderdaad wordt bij de uitwerking van de maatregelen de regeldruk (en de eventuele gevolgen hiervan voor de beschikbaarheid) afgewogen tegen de maatschappelijke baten van kwaliteitsverbetering van de gastouderopvang. Daarbij streef ik naar het voorkomen van onnodige regeldruk. Voor een gedetailleerde beschrijving van de regeldruk van de kwaliteitseisen in het ontwerpbesluit verwijs ik u naar het ontwerpbesluit dat ik in het kader van de voorhangprocedure binnenkort naar uw Kamer en gelijktijdig naar de Eerste Kamer stuur. Gezien de samenhang tussen het wetsvoorstel en het ontwerpbesluit vraag ik uw Kamer, zoals hierboven aangegeven in eerdere beantwoording, om het ontwerpbesluit te betrekken bij de behandeling van dit wetsvoorstel.

De leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre de toegankelijkheid een overweging is geweest bij de totstandkoming van deze maatregelen. Hoe reageert de regering op de daling van het aantal gastouders, en wat zijn volgens haar de oorzaken daarvan? Vindt de regering niet ook dat we met elkaar moeten zorgen voor een breed toegankelijk gastouderlandschap, aangezien gastouderopvang een belangrijke voorziening is in ons land? Is de regering bereid te komen met maatregelen om de toegankelijkheid en beschikbaarheid van gastouderopvang in Nederland te verbeteren? Deze leden vragen of met dit wetsvoorstel niet nog meer regels worden opgetuigd en in hoeverre dat proportioneel is naar het oordeel van de regering.

Ik vind het net als de leden van de SGP-fractie dat de gastouderopvang een belangrijke voorziening is en een aanvulling binnen het kinderopvangstelsel. Ik vind het dan ook van belang om de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de gastouderopvang zoveel als mogelijk te waarborgen. De extra verhoging van de maximumuurprijs met 4,0%, naar aanleiding van het amendement Van der Lee c.s. draagt in positieve zin bij aan de betaalbaarheid en daarmee de toegankelijkheid van gastouderopvang.24 Het belang van voldoende kwaliteit en veiligheid voor kinderen staat voor mij voorop. De maatregelen in het wetsvoorstel zijn nodig om deze kwaliteit voldoende te kunnen waarborgen. Bij de vormgeving van de maatregelen heb ik gastouders en gastouderbureaus betrokken. Bij de uitwerking hiervan is zoveel mogelijk rekening gehouden met de uitvoerbaarheid voor gastouders en gastouderbureaus en het tegengaan van onnodige administratieve lasten. Zoals in eerdere beantwoording al aangegeven biedt een groot deel van de gastouders al goede (pedagogische) kwaliteit. Ook voldoet een groot deel van de gastouders al (grotendeels) aan de nieuwe kwaliteitseisen. In combinatie met de eerder genoemde mitigerende maatregelen om gastouders zoveel als mogelijk mee te nemen naar het vereiste kwaliteitsniveau verwacht ik dat deze maatregelen uitvoerbaar zijn voor gastouders.

Het aandeel gastouders van 60+ is relatief hoog (ruim 30%), daardoor is de natuurlijke uitstroom ook hoog. Om meer zicht te krijgen op de andere redenen van uitstroom onder gastouders, wil ik hier een onderzoek naar laten uitvoeren. Op basis van de resultaten van dit onderzoek, kan ik indien nodig gerichte acties ondernemen om deze uitstroom tegen te gaan. Ik verwacht dat ik uw Kamer voorjaar 2025 kan informeren over de bevindingen.

De leden van de SGP-fractie vragen of de regering inzichtelijk kan maken welke prijsstijging is te verwachten als gevolg van de extra kosten? Wat zijn de financiële gevolgen van alle maatregelen in het kader van het ingezette kwaliteitsverbetertraject? Wat zijn de kosten voor gastouder(bureau)s op jaarbasis? Hoe beoordeelt de regering de kostendekkendheid van de huidige vergoeding voor gastouderopvang, voor en na de maatregelen ter verbetering van de kwaliteit?

Er is een inschatting gemaakt wat de totale set aan maatregelen voor gevolgen heeft voor de kosten van gastouders. In totaal bedroeg dit circa 3% van de totale omzet van de gastouderopvang. In dit geval ga ik ervan uit dat gastouders deze extra kosten gaan doorberekenen in hun tarieven aan ouders, en dat de tarieven dus ook met circa 3% gaan stijgen. Ik acht het echter niet wenselijk dat extra kosten die met kwaliteitsverbetering gepaard gaan volledig bij de betrokken ouders komen te liggen. Daarom verhoog ik de maximumuurprijs ook met circa 3%.

Het gemiddelde uurtarief voor gastouderopvang ligt relatief dicht bij de maximumuurprijs waarover ouders kinderopvangtoeslag kunnen ontvangen. Daardoor is het bedrag dat ouders volledig zelf betalen boven de maximumuurprijs gedaald en gemiddeld minder hoog bij gastouderopvang dan bij andere opvangsoorten. Bovendien liggen de tarieven voor gastouderopvang in absolute zin lager dan voor andere opvangsoorten, waardoor de eigen bijdrage die ouders betalen eveneens lager is. Gastouderopvang is daarmee een relatief goedkopere opvangvorm voor ouders. Om de gevolgen van het wetsvoorstel voor de betaalbaarheid zoveel mogelijk te beperken, werk ik aan een verhoging van de maximuurprijs van gastouderopvang per 2025 met 21 cent (bovenop de reguliere indexatie). Uiteraard blijf ik de tarieven en het gebruik van gastouderopvang monitoren met de kwartaalrapportages kinderopvang.

De leden van de SGP-fractie lezen dat in het wetsvoorstel geen directe regeldruk voor de gastouderopvang is opgenomen, terwijl de regering aangeeft dat het stellen van regels aan de pedagogisch beleidsmedewerker regeldruk met zich mee kan brengen. Daarnaast vragen deze leden de regering wat de (kosten van de) verwachte regeldruk is, op basis van de beoogde uitwerking van de lagere regelgeving.

In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is aangegeven dat de drie maatregelen in dit wetsvoorstel zelf niet leiden tot aanpassing in de regeldruk. Hiermee heb ik bedoeld dat het opnemen van de pedagogische doelen in de wet, het introduceren van een pedagogisch beleidsmedewerker en het stellen van een maximum van twee gastouderbureaus per voorziening voor gastouderopvang geen regeldrukeffecten hebben. De uitwerking van deze kwaliteitseisen (en de overige kwaliteitseisen behorende bij dit verbetertraject) in lagere regelgeving leiden wel tot verhoging van de regeldruk. De eenmalige regeldrukkosten in het ontwerpbesluit komen voor gastouders uit op € 3,1 miljoen en de structurele regeldrukkosten op € 6,3 miljoen als gevolg van de nieuwe kwaliteitseisen. Voor gastouderbureaus bedraagt dit € 1,4 miljoen eenmalige regeldrukkosten en € 5,4 miljoen structurele regeldrukkosten. In totaal bedragen de structurele regeldrukkosten daarmee € 11,7 mln. en de eenmalige regeldrukkosten € 4,5 mln. Ik acht het niet wenselijk dat extra kosten die met kwaliteitsverbetering gepaard gaan volledig bij de betrokken ouders komen te liggen. Daarom werk ik aan een verhoging van de maximumuurprijs voor gastouderopvang met 21 cent (bovenop de reguliere indexatie).

Zoals hierboven aangegeven op vragen van deze leden, verwijs ik voor een gedetailleerde raming van de regeldrukkosten, waaronder die voor de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker, naar het ontwerpbesluit dat ik in het kader van de voorhangprocedure op korte termijn naar uw Kamer en gelijktijdig naar de Eerste Kamer stuur.

5. Advies en consultatie

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of de regering contact heeft gehad met GGD GHOR en VNG naar aanleiding van hun vraag naar een opsomming van onderwerpen waaraan regels kunnen worden gesteld.

Naar aanleiding van de uitvoeringstoetsen is ambtelijk contact geweest met GGD GHOR Nederland en de VNG. Er is een terugkoppeling gegeven welke inbreng ik al dan niet heb overgenomen uit de uitvoeringstoets. GGD GHOR Nederland en VNG vragen om een opsomming van nadere regels die kunnen worden gesteld over de kwaliteit van een gastouderbureau. In reactie hierop heb ik aangegeven dat er al sprake is van een dergelijke opsomming in artikel 1.56b, tweede lid. Dit artikel gaat namelijk over de gastouderopvang en heeft dus betrekking op zowel gastouders als gastouderbureaus. Derhalve heb ik een dergelijke opsomming niet separaat aan GGD GHOR Nederland en VNG verstrekt.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen naar de stand van zaken van de technische inregeling van de maximering van het aantal gastouderbureaus en de nadere uitwerking van het begrip «structuurkenmerken». Dit naar aanleiding van reacties in de uitvoeringstoets van de inspectie en GGD GHOR Nederland.

Ten aanzien van de maximering van het aantal gastouderbureaus zijn geen technische aanpassingen in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) voorzien. Er komt geen melding of signaal vanuit het LRK wanneer een voorziening voor gastouderopvang zich bij meer dan twee gastouderbureaus heeft aangesloten. Voorafgaand of na afloop van een inspectiebezoek kan een toezichthouder het LRK raadplegen en zien bij hoeveel gastouderbureaus een voorziening voor gastouderopvang is aangesloten. Mocht uit het LRK blijken dat er drie of meer gastouderbureaus betrokken zijn, kan dat voor de toezichthouder aanleiding zijn om hierover in gesprek te gaan met de gastouder. Ik heb de formulering in de memorie van toelichting aangepast en verduidelijkt naar aanleiding van de opmerking van GGD GHOR Nederland over het nader uitwerken van het begrip «structuurkenmerken». In de memorie van toelichting wordt toegelicht dat pedagogische kwaliteit bestaat uit twee pijlers, namelijk proceskwaliteit en structurele kwaliteit. Deze twee begrippen worden vervolgens nader uitgewerkt.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie stellen vragen over het verschil in kwaliteit tussen gastouderbureaus, hoe hier rekening mee is gehouden met het opstellen van de regelgeving die ziet op samenwerking tussen de gastouderbureaus en of overwogen is om (strengere) kwaliteitseisen te stellen aan gastouderbureaus.

Uit gesprekken met de sector en uit onderzoek25 blijkt dat er nu grote verschillen zijn in hoe gastouderbureaus hun begeleidende taken nakomen. Zo geeft 9% van de gastouders aan (bijna) nooit contact met het gastouderbureau te hebben, waar 20% van de gastouders dit contact maandelijks heeft. Van de gastouderbureaus geeft 59% van de aan 1 tot 4 uur per jaar te besteden aan begeleiding op locatie per individuele gastouder, terwijl bijna 19% van de bureaus 10 of meer uur per jaar begeleiding op locatie biedt. Het is van belang om goed zicht te hebben op de opvangpraktijk om de gastouder de juiste begeleiding te kunnen bieden.

Vanwege deze verschillen worden in het wetsvoorstel en lagere regelgeving nadere eisen gesteld aan de begeleiding door het gastouderbureau. Sommige gastouderbureaus zullen reeds (grotendeels) voldoen aan deze kwaliteitseisen, van andere gastouderbureaus vraagt dit nog stappen. Om de begeleidende rol goed te kunnen vervullen is het belangrijk dat het gastouderbureau over de juiste expertise beschikt, goed zicht heeft op de opvangpraktijk van de gastouder en dus ook regelmatig bij de gastouder over de vloer komt. Daarom wordt pedagogische coaching van de gastouder door een pedagogisch beleidsmedewerker die beschikt over pedagogische expertise op hbo werk- en denkniveau verplicht gesteld. Ook wordt de begeleidende rol van het gastouderbureau (steviger) verankerd, bijvoorbeeld ten aanzien van de permanente educatie van de gastouder en het pedagogisch werkplan van de gastouder.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen naar strategisch gedrag van gastouders en gastouderbureaus om het hebben van een oudercommissie te ontlopen.

Een van de ouderorganisaties heeft zorgen geuit dat dit kan leiden tot strategisch gedrag. Ik heb vooralsnog geen concrete voorbeelden dat dit het geval is geweest.

De leden van de CDA-fractie constateren dat zoals de vier uitvoeringsorganisaties GGD, VNG, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en de Inspectie aangeven, de uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid, financiële effecten en regeldruk van de maatregelen afhankelijk is van de uitwerking van het wetsvoorstel in nadere regelgeving. Deze leden vragen of de vier uitvoeringsorganisaties ook expliciet betrokken worden bij de uitwerking van nadere uitwerking.

Ja. Voor de uitwerking van de kwaliteitseisen in het ontwerpbesluit en de ministeriële regeling ben ik in overleg met de uitvoeringspartijen en de sector. Zoals eerder aangegeven in beantwoording van vragen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie betrek ik branchepartijen en de uitvoerende partijen hierbij.

De leden van de SGP-fractie lezen dat in internetconsultatie respondenten hebben aangegeven de gastouderopvang te willen laten zoals deze nu is. Wat verzet zich daartegen? En wat zou er misgaan op het moment dat de voorgestelde maatregelen niet worden ingevoerd?

Zoals eerder aangegeven in beantwoording op de vragen van de leden van de SGP-fractie onder «aanleiding» liggen aan dit wetsvoorstel een aantal onderzoeken ten grondslag. Zoals daar aangegeven concludeert de inspectie dat het huidige toezichtkader onvoldoende waarborg biedt om de kwaliteit van de gastouderopvang te bewaken. Daarnaast blijkt uit de LKK-metingen dat er grote variatie is in de kwaliteit, waarbij helaas een deel van de gastouders achterblijft. Voor de kwaliteit en veiligheid moet het niet uitmaken of ouders hun kind laten opvangen bij een kindercentrum of door een gastouder. Daarom vind ik het belangrijk om met dit wetsvoorstel de kwaliteit van gastouderopvang beter te waarborgen.

De leden van de SGP-fractie vragen hoe de regering reageert op de mogelijkheid dat het aangesloten zijn bij meerdere gastouderbureaus ook kan leiden tot kwaliteitsverbetering, gelet op de variëteit aan cursusaanbod en de begeleiding en toezicht door meerdere organisaties. Kan aansluiting bij meerdere gastouderbureaus niet juist ook een aanbeveling zijn?

Met dit wetsvoorstel worden de eisen die aan gastouders en gastouderbureaus worden gesteld aangescherpt met als doel om de professionaliteit van de gastouder en de kwaliteit van de begeleiding door het gastouderbureau te verbeteren. De maximering van het aantal gastouderbureaus per voorziening voor gastouderopvang is daar een onderdeel van. Ik verwacht dat deze maatregel zal bijdragen aan het versterken van de kwaliteit van de opvang. Door het aantal gastouderbureaus te maximeren wordt de relatie tussen het gastouderbureau en de gastouder versterkt. De begeleiding door het gastouderbureau richting de gastouder wordt door alle voorgestelde maatregelen effectiever. Het gastouderbureau heeft meer zicht op de kwaliteit van de gastouder. Hierdoor kan het gastouderbureau adequaat inspringen op de (ontwikkel)behoefte van de gastouder, wat de kwaliteit van de gastouderopvang ten goede zal komen. Ook wordt er beter toezicht en handhaving mogelijk op de begeleidende taken van het gastouderbureau.

Het aansluiten bij meerdere gastouderbureaus kan ook positieve effecten hebben zoals de leden van de SGP-fractie schrijven. Dit is ook door enkele gastouders zo aangegeven in de internetconsultatie. Ik heb de verschillende belangen afgewogen en ben, ook na gesprekken hierover met de branchepartijen en de toezichtspartijen, tot de voorgestelde maatregel van een maximum van twee gastouderbureaus gekomen.

6. Inwerkintreding

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen welk tijdspad de regering voor zich ziet om inwerkingtreding per 1 januari 2025 te halen. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven welke stappen worden genomen om een soepele overgang te waarborgen voor gastouders naar de nieuwe vereisten die voortvloeien uit dit wetsvoorstel, en welke ondersteuning wordt geboden tijdens deze overgangsperiode.

Zoals onder «algemeen» ook aangegeven in beantwoording op vragen van de leden van de GroenLinks-Pvda-fractie verwacht ik de eerste helft van juni het ontwerpbesluit naar uw Kamer en gelijktijdig naar de Eerste Kamer te sturen in het kader van de voorhangprocedure. Het is afhankelijk van het parlementaire proces of en wanneer het wetsvoorstel wordt aangenomen en wanneer de wet, eenmaal aangenomen, gepubliceerd kan worden. De voorgenomen planning zou haalbaar zijn als de wetsbehandeling door uw Kamer voor het zomerreces plaatsvindt.

Na afloop van de voorhangprocedure zal het ontwerpbesluit voor advies naar de Raad van State worden gestuurd. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State wordt het nader rapport opgesteld. Daarna kan het besluit ondertekend en gepubliceerd worden. Het streven is om de wet- en regelgeving voor 1 januari 2025 te publiceren. Op dit moment ben ik in gesprek met de branchepartijen, GGD GHOR Nederland en VNG over ingroeitermijnen voor de nieuwe kwaliteitseisen. Ik ben mij er namelijk van bewust dat het zowel voor gastouders, als gastouderbureaus als de toezichthouder tijd kost om zich aan te passen naar de nieuwe kwaliteitseisen. Wanneer de nieuwe kwaliteitseisen daadwerkelijk voor de gehele sector van gastouderopvang zullen gelden is mede afhankelijk van wanneer de wet en onderliggende regelgeving gepubliceerd kunnen worden. Zo snel als mogelijk zal ik communiceren over de nieuwe maatregelen en de inwerkingtreding. Hier zal ik ook over in gesprek blijven met de branchepartijen zodat de voorlichting goed aansluit bij de behoeften van de sector.

Gastouderbureaus hebben een begeleidende rol en dienen gastouders te ondersteunen bij het zich eigen maken van de nieuwe kwaliteitseisen. Het behoort op grond van de zorgplicht van gastouderbureaus tot hun reguliere taken om gastouders te scholen en begeleiden, opleiding of training te bieden en de GGD-toetsing te begeleiden. Daarnaast leg ik bij een aantal nieuwe kwaliteitseisen specifiek de begeleidende rol van het gastouderbureau vast, zoals bijvoorbeeld bij de permanente educatie en het opstellen van een pedagogisch werkplan door de gastouder.

II. Artikelsgewijs

BIJLAGE: OVERZICHT VERSCHILLEN WETTELIJKE EISEN DAGOPVANG, BSO EN GASTOUDEROPVANG

 

Dagopvang

BSO

Gastouder huidige situatie

Gastouder aanvullende eisen wetsvoorstel en lagere regelgeving

Toezicht

Jaarlijks inspectiebezoek

Jaarlijks inspectiebezoek

Jaarlijks inspectiebezoek bij ieder gastouderbureau

Sinds 2023 wordt minimaal 50% van de gastouders per gemeente jaarlijks geïnspecteerd

 

Pedagogische doelen

Vier pedagogische basisdoelen zijn verankerd in de wet en geconcretiseerd in het besluit

Vier pedagogische basisdoelen zijn verankerd in de wet en geconcretiseerd in het besluit

 

Vier pedagogische basisdoelen zijn verankerd in de wet en geconcretiseerd in het ontwerpbesluit

Pedagogisch beleid

Verplicht pedagogisch beleidsplan (en daarnaar handelen) dat moet leiden tot verantwoorde kinderopvang. Daarin wordt onder andere beschreven:

– Invulling van verantwoorde kinderopvang (vier pedagogische doelen)

– Hoe ontwikkeling van het kind wordt gevolgd en gestimuleerd

– Praktische zaken als stamgroepen, wennen, inzet beroepskrachten, taken stagiairs etc.

Verplicht pedagogisch beleidsplan (en daarnaar handelen) dat moet leiden tot verantwoorde kinderopvang. Daarin wordt onder andere beschreven:

– Invulling van verantwoorde kinderopvang (vier pedagogische doelen)

– Hoe ontwikkeling van het kind wordt gevolgd en gestimuleerd

– Praktische zaken als de indeling in basisgroepen, wennen, inzet (anders gekwalificeerde) beroepskrachten, taken stagiairs etc.

Verplicht pedagogisch beleidsplan van het GOB dat moet leiden tot verantwoorde kinderopvang.

Gastouder handelt cf. pedagogisch beleidsplan van GOB.

De gastouder stelt een eigen pedagogisch werkplan op, waarin ze aangeeft hoe in de eigen opvangpraktijk uitvoering wordt gegeven aan de pedagogische visie van het gastouderbureau zoals opgenomen in het pedagogisch beleidsplan van het bureau.

In het pedagogisch werkplan beschrijft de gastouder ook een aantal praktische zaken zoals de groepsopbouw en het wenbeleid.

De gastouder handelt cf. dit pedagogisch werkplan.

In het pedagogisch beleidsplan beschrijft het GOB de visie van het GOB op de vier pedagogische doelen.

Pedagogisch beleidsmedewerker, coach en permanente educatie

Pedagogisch beleidsmedewerker/coach coacht de pm’ers, gemiddeld 10 uur per fte, die de houder zelf mag verdelen over de medewerkers.

De houder zet tevens jaarlijks per kindercentrum minimaal 50 uur een pedagogisch beleidsmedewerker in voor beleidswerk, die de houder zelf mag verdelen over de locaties.

Pedagogisch beleidsmedewerker/coach coacht de pm’ers, gemiddeld 10 uur per fte, die de houder zelf mag verdelen over de medewerkers.

De houder zet tevens jaarlijks per kindercentrum minimaal 50 uur een pedagogisch beleidsmedewerker in voor beleidswerk, die de houder zelf mag verdelen over de locaties.

Niet van toepassing

Gastouderbureau biedt 3 uur coaching door pedagogisch beleidsmedewerker per gastouder.

Naast de coaching, volgt de gastouder 7 uur permanente educatie op basis van de eigen ontwikkeldoelen. Het gastouderbureau kan hierbij ondersteunen

Babyscholing

Vanaf 2025 moet elke beroepskracht op een babygroep beschikken over een certificaat babyscholing

Nvt

Deze eis geldt niet in de gastouder-opvang.

 

Taaleis Nederlands

Vanaf 2025 geldt een taaleis op 3F-niveau

Vanaf 2025 geldt een taaleis, voorstel is op 2F-niveau (Kamerstukken II 2023/24, 31 322, nr. 525).

Deze eis geldt niet in de gastouder-opvang.

 

Beroepskracht-kind-ratio (BKR)

Afhankelijk van de leeftijden maximaal 3–8 kinderen per pedagogisch medewerker. BKR op groepsniveau.

Afhankelijk van de leeftijden maximaal 10–12 kinderen per pedagogisch medewerker. BKR op kindercentrum-niveau (vanaf 1-7-’24)

Afhankelijk van de leeftijden maximaal 2–6 kinderen per gastouder. Eigen kinderen tot 10 jaar worden meegerekend.

 

Stabiliteitseisen

Er zijn een aantal eisen om de stabiliteit voor het kind te waarborgen zoals de vaste stamgroep en het vaste-gezichtencriterium

Er gelden vanwege de hogere leeftijd van de kinderen minder/andere eisen aan stabiliteit. Het vaste-gezichten-criterium geldt niet in de BSO.

De stabiliteit is gewaarborgd in de gastouderopvang vanwege de aard en setting van de opvangsoort. Daarom zijn deze eisen niet van toepassing.

 

Veiligheid- en gezondheidsbeleid

Actueel veiligheids- en gezondheids-beleid, waarin wordt ingegaan op de grootste risico’s voor veiligheid en gezondheid voor de kinderen. En hoe kinderen wordt geleerd om te gaan met kleine risico’s op veiligheid en gezondheid.

Minister SZW is voornemens een meldplicht in te voeren voor ernstige incidenten.

Actueel veiligheids- en gezondheids-beleid, waarin wordt ingegaan op de grootste risico’s voor veiligheid en gezondheid voor de kinderen. En hoe kinderen wordt geleerd om te gaan met kleine risico’s op veiligheid en gezondheid.

Minister SZW is voornemens een meldplicht in te voeren voor ernstige incidenten.

Risico-inventarisatie aanwezig die is opgesteld met gastouderbureau, waarin alle risico’s in de voorziening voor gastouderopvang worden opgenomen.

Evt. acties die hieruit voortkomen worden opgenomen in een plan van aanpak.

De gastouder houdt een ongevallen-registratie bij.

In aanvulling op bestaande eisen:

Minister SZW is voornemens een meldplicht in te voeren voor ernstige incidenten.

Vier-ogenprincipe

Houder beschrijft in het pedagogisch beleidsplan hoe is gewaarborgd dat een beroepskracht altijd gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene.

Deze eis geldt niet voor de BSO.

Deze eis geldt niet voor de gastouder-opvang.

 

Achterwacht

Als er één pm’er aanwezig is, moet er een achterwacht zijn die binnen 15 minuten aanwezig kan zijn bij een calamiteit.

Als er één pm’er aanwezig is, moet er een achterwacht zijn die binnen 15 minuten aanwezig kan zijn bij een calamiteit.

Als een gastouder meer dan drie kinderen opvangt, moet een achterwacht aanwezig zijn die binnen 15 min. aanwezig kan zijn bij een calamiteit.

Een gastouder moet ongeacht het aantal kinderen dat wordt opgevangen een achterwacht hebben.

Accommodatie

Minimaal 3,5m2 binnenspeelruimte per aanwezig kind

Minimaal 3m2 buitenspeelruimte per kind, grenzend aan het kindercentrum (tot 2 jaar) of tenminste aan het gebouw (vanaf 2 jaar)

Minimaal 3,5m2 binnenspeelruimte per aanwezig kind.

Minimaal 3m2 buitenspeelruimte per kind.

Voldoende veilig, toegankelijk en passend ingerichte speel- en slaapruimte voor het aantal kinderen

 

NB: Naast de eisen op grond van de Wet kinderopvang is de kinderopvang (net als andere sectoren) gebonden aan onderdelen van andere wet- en regelgeving. De mate waarin en wijze waarop verplichtingen in deze wetgeving gelden, kan verschillend zijn voor dagopvang, BSO en gastouderopvang.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip


X Noot
1

Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang, Ontwikkelingen in de kwaliteit van de Nederlandse kinderdagopvang, peuteropvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang. Gecombineerde metingen 2017–2019, december 2019.

X Noot
2

Landelijke Kwaliteitsmonitor Kinderopvang, Verschillen in kwaliteit tussen gastouders Een typologische verkenning. Gecombineerde metingen 2017–2019, mei 2023.

X Noot
3

Kamerstukken II 2021/22, 31 322, nr. 462.

X Noot
4

Inspectie van het Onderwijs, Thema-onderzoek toezicht gastouderopvang, april 2020.

X Noot
5

Inspectie van het Onderwijs, Thema-onderzoek toezicht gastouderopvang, april 2020.

X Noot
6

Inspectie van het Onderwijs, Thema-onderzoek toezicht gastouderopvang, april 2020.

X Noot
7

Kamerstukken II 2022/23, 31 322, nr. 466.

X Noot
8

LKK 2024

X Noot
9

Inspectie van het Onderwijs, Thema-onderzoek toezicht gastouderopvang, april 2020. P.9: De mogelijkheden die de inspectie ziet kunnen grofweg geclusterd worden in drie aanbevelingen: 1. Evalueren van het toezichtkader gastouderopvang, 2. Toezicht gastouderopvang slimmer inrichten, 3. Positie gastouderbureaus versterken.

X Noot
10

Kamerstukken II 2022/23, 31 322, nr. 466.

X Noot
11

Artikel 12a eerste lid onder a van de Regeling kwaliteit gastouderopvang.

X Noot
12

Riksen-Walraven, M. (2000). Tijd voor kwaliteit in de kinderopvang (oratie), Amsterdam, Vossiuspers AUP.

X Noot
13

Singer, E. en Kleerekoper L. (2009), Pedagogisch kader kindercentra 0–4 jaar, Elsevier gezondheidszorg, Maarssen/Schreuder, L., Boogaard, M., Fukkink, R., Hoex, J., (2011), Pedagogisch Kader Kindercentra 4–13 jaar, Reed Business, Amsterdam.

X Noot
14

Artikel 2 en artikel 11 van het Besluit kwaliteit kinderopvang.

X Noot
15

Uit de wetenschappelijke literatuur blijkt dat coaching on the job een positief effect heeft op de pedagogische doelen (Fukkink & Tavecchio, 2010, Moreno et al., 2015).

X Noot
16

Kamerstukken II 2022/23, 31 322, nr. 466.

X Noot
17

Kamerstukken II 2021/22, 31 322, nr. 462.

X Noot
18

Kamerstukken II 2021/22, 31 322, nr. 462.

X Noot
19

Kamerstukken II 2021/22, 31 322, nr. 462.

X Noot
20

Kwartaalrapportages kinderopvang vanaf 2020 | Publicatie | rijksoverheid.nl. De kwartaalrapportages maken gebruik van de tarieven die ouders doorgeven aan Dienst Toeslagen. Omdat ouders geen prikkel hebben om tarieven boven de maximumuurprijs (tijdig) door te geven aan Dienst Toeslagen, vormen de tarieven in de kwartaalrapportage een onderschatting van de daadwerkelijke tarieven die gastouders vragen. De hier vermelde inkomsten vormen waarschijnlijk dan ook een onderschatting van de daadwerkelijke inkomsten van gastouders.

X Noot
21

Kamerstukken II 2023/2024, 31 322, nr. 529.

X Noot
22

Kamerstukken II 2021/22, 31 322, nr. 462.

X Noot
23

Kamerstukken II 2023/24, 36 410, XV-57.

X Noot
24

Kamerstukken II 2023/24, 36 410, XV-57

X Noot
25

Kamerstukken II 2021/22, 31 322, nr. 462.

Naar boven