Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36479 nr. C |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 36479 nr. C |
Ontvangen 10 oktober 2024
De regering dankt de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor de schriftelijke inbreng bij het wetsvoorstel tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met de verplichtstelling van een verklaring omtrent het gedrag in het aanvullend onderwijs. De regering is erkentelijk voor de vragen van de leden van de fracties van de SGP en JA21.
Deze nota naar aanleiding van het verslag volgt de indeling van het verslag
De leden van de SGP wijzen erop dat in het advies van de Raad van State naar voren komt dat de onderbouwing met betrekking tot de noodzaak van de wettelijke regulering ontbreekt. In de beantwoording op vragen gesteld door de Tweede Kamerleden van de SGP wordt gesproken over het waarborgen van een veilige leeromgeving. De leden van de fractie van de SGP onderschrijven dat uitgangspunt van harte. Tegelijk ontbreekt op dit punt een cijfermatige onderbouwing van het wetsvoorstel, aldus deze leden. De fractieleden van de SGP vragen de regering of de leeromgeving in de huidige situatie onveilig is. Welke verwachte impact heeft het verplichtstellen van de VOG op de veiligheid van de leeromgeving? Hoeveel veiligheidsincidenten zal het verplichtstellen van de VOG naar schatting kunnen voorkomen, zo vragen de fractieleden van de SGP.
Voor de regering staat voorop dat leerlingen in een veilige omgeving goed onderwijs moeten kunnen volgen. Dit geldt ook voor het onderwijs dat in aanvulling op het reguliere onderwijs op de school of onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag plaatsvindt. Een basisnorm hiervoor is het bezit van een VOG. De verantwoordelijkheid voor een veilige schoolomgeving ligt bij het bevoegd gezag, ook als ervoor wordt gekozen samen te werken met externe partijen. Het wetsvoorstel vormt een uitwerking daarvan door de VOG ook verplicht te stellen voor het aanvullend onderwijs op de school of onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. Met de VOG worden in het algemeen jaarlijks enkele duizenden mensen met relevante antecedenten uit kwetsbare sectoren geweerd. Er gaat daarmee een preventieve werking uit van de VOG. Voor het screeningsprofiel onderwijs is er in het jaar 2023 drieënvijftig keer een VOG geweigerd. Het ging hierbij om 0,03% van de aanvragen.1 Het is niet te kwantificeren hoeveel incidenten hiermee voorkomen zijn, maar uit onderzoek is gebleken dat de VOG een effectief instrument is om kwetsbare personen en sectoren te beschermen tegen het herhaald plegen van criminaliteit.2
De fractie van JA21 wijst erop dat de regering in de memorie van toelichting aangeeft dat «de kosten en procedure voor het aanvragen van een VOG een drempel kunnen vormen voor huidig en toekomstig personeel van aanbieders van aanvullend onderwijs. Dit geldt in meerdere mate voor personeel dat zelfstandig actief is binnen de onderwijssector en niet werkzaam is voor een grotere organisatie». De fractieleden van JA21 vragen wat de regering na invoering van deze wet nog kan doen om deze drempels te verlagen, als blijkt dat deze te hoog zijn en voor problemen zorgen. Wordt dit gemonitord? Zo ja, hoe?
De kosten en procedure voor het aanvragen van een VOG zijn beperkt. Voor een digitale aanvraag van een VOG via Justis betreffen de kosten € 33,85, voor schriftelijke aanvraag via de gemeente is het € 41,35. Het grootste deel van de aanbieders van particulier aanvullend onderwijs werkt bovendien gelukkig al met een VOG-verplichting voor het personeel. Dit is ook een vereiste voor het verkrijgen van het keurmerk van brancheorganisatie LVSi. De verwachting van de regering is dan ook dat de VOG-verplichting in het aanvullend onderwijs niet voor problemen zal zorgen bij aanbieders van aanvullend onderwijs. Ik ga het daarom niet monitoren. Mochten er toch signalen binnenkomen dat het tot problemen leidt, zal ik nagaan wat er nodig is.
De fractieleden van JA21 vragen in hoeverre voor dit wetsvoorstel terugwerkende kracht geldt. Wat kan een organisatie doen als een werknemer met vast dienstverband na invoering van dit wetsvoorstel geen VOG kan overleggen? Moet deze werknemer verplicht ontslagen worden?
Er is geen terugwerkende kracht van toepassing op dit wetsvoorstel. Het zal vanaf het moment van inwerkingtreding echter wel direct gaan gelden voor zowel het personeel dat al in dienst is van de aanbieder van aanvullend onderwijs als voor nieuwe medewerkers. Het wetsvoorstel reguleert niet de arbeidsrechtelijke verhouding tussen de werknemer en de werkgever. Wel volgt uit dit wetsvoorstel dat als een medewerker geen VOG kan overleggen dat deze medewerker niet langer ingezet kan worden in het aanvullend onderwijs op scholen of onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag kan dan immers niet voldoen aan de bewaar- en controleplicht die met dit wetsvoorstel wordt geïntroduceerd.
De fractie van de SGP constateert dat het wetsvoorstel op zijn vroegst aan het eind van de maand oktober gepubliceerd kan worden indien de Eerste Kamer besluit het voorstel te aanvaarden. Dit betekent, zo stelt de SGP, dat onderwijsinstellingen ternauwernood twee maanden hebben om aan de wet te voldoen, terwijl zij zich midden in een lopend schoolseizoen bevinden en druk zijn met kwalitatief onderwijs te bieden, en ook nog rekening moeten houden met de doorlooptijden van de aanvragen van de VOG. Daarmee kiest de regering voor de kortste invoeringstermijn van twee maanden. De leden van de fractie van de SGP hebben ernstige zorgen over de mogelijkheid voor onderwijsinstellingen om binnen zo korte termijn te voldoen aan de wet. De fractieleden van de SGP vragen daarom of de regering bereid is om, indien de wet op 1 januari 2025 van kracht wordt, de handhaving van de wet uit te stellen tot 1 augustus 2025, en onderwijsinstellingen zo ruimte te geven om passende maatregelen te implementeren om aan de wetgeving te gaan voldoen. Wat de leden van de fractie van de SGP betreft, past dat bij het uitgangspunt van de voorspelbare overheid.
De regering zal bij invoering van het wetsvoorstel rekening houden met de minimuminvoeringstermijn op grond van de aanwijzingen voor de regelgeving en de vaste verandermomenten. Indien uw Kamer zoals de SGP schetst, uiterlijk op 22 oktober instemt met het wetsvoorstel dan zal de regering ervoor zorgdragen dat het wetsvoorstel voor 1 november 2024 wordt gepubliceerd zodat het per 1 januari 2025 in werking kan treden. Voor alle VOG-aanvragen geldt dat de aanvrager binnen één tot vier weken (na de aanvraag) bericht krijgt van screeningsautoriteit Justis over de aanvraag. Het controleren van de VOG is daarnaast een routinematige handeling voor het bevoegd gezag, een VOG is momenteel al wettelijk verplicht voor alle eigen medewerkers van een school. Naar mening van de regering biedt de standaard minimuminvoeringstermijn dan ook voldoende tijd voor scholen om zich op de nieuwe wettelijke verplichting voor te bereiden. Vanaf het moment van inwerkingtreding zullen bevoegde gezagen moeten controleren of personen die werkzaam zijn in het aanvullend onderwijs op hun school of onder hun verantwoordelijkheid beschikken over een VOG en een afschrift daarvan moeten bewaren. Dit is ook het moment waarop het toezicht aanvangt. Dat betekent dat de Inspectie van het Onderwijs op grond van signalen risicogericht toezicht zal houden.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.L.J. Paul
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36479-C.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.