36 454 Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het schrappen van de grondslag voor kwaliteitsbekostiging in het hoger onderwijs

Nr. 5 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 5 december 2023

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel II wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIA. WIJZIGING VAN DE WET HERINVOERING BASISBEURS HOGER ONDERWIJS

Aan artikel V van de Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs wordt een volzin toegevoegd, luidende:

In dat besluit kan worden bepaald dat artikel I, onderdeel Y, voor zover het betreft artikel 12.30, derde en zesde lid, van de Wet studiefinanciering 2000, terugwerkt tot en met 1 september 2023.

B

In artikel III wordt na «tijdstip» ingevoegd «, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld».

Toelichting

I. Algemeen

1. Inleiding

De Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs regelt onder meer een tegemoetkoming voor studenten die onder het leenstelsel hebben gestudeerd. De tegemoetkoming bedraagt € 29,92 per maand (gedurende de nominale duur van de studie) dat de student geen basisbeurs heeft ontvangen. De wet regelt een jaarlijkse indexering per 1 januari van het bedrag van de tegemoetkoming om er zo voor te zorgen dat de reële waarde van de tegemoetkoming op peil blijft. Inwerkingtreding van de bepalingen over de tegemoetkoming is echter pas voorzien op 1 januari 2025, zodat de indexering voor het eerst op 1 januari 2026 zal plaatsvinden.

Bij Voorjaarsnota 2023 is, zoals gebruikelijk, al wel LPO (loon- en prijsontwikkeling) toegekend aan de begrotingsreeks van (onder meer) de tegemoetkoming. LPO is bedoeld om de reële waarde van budgetten op peil te houden. Toekenning van LPO vormt een gebruikelijke systematiek binnen de Rijksoverheid. Naar verwachting zal ook in 2024 LPO worden toegekend voor de tegemoetkoming.

De LPO toegekend in 2023 en de in 2024 verwachte LPO kunnen, zonder wetswijziging, echter niet gebruikt worden voor een indexering van de tegemoetkoming voorafgaand aan de uitkering van de tegemoetkoming in 2025. Het artikel rondom de tegemoetkoming en de indexatie daarvan treedt immers per 1 januari 2025 pas in werking, waardoor de eerste indexering niet eerder dan 1 januari 2026 zal plaatsvinden.1

Deze nota van wijziging regelt met een technische wijziging dat de LPO van 2023 en 2024 wel kan worden aangewend voor een indexering voorafgaand aan de uitkering van de tegemoetkoming in 2025, zodat de reële waarde van de tegemoetkoming op peil blijft. Het gaat hierbij om een technische bijstelling en is geen verhoging van het budget voor de tegemoetkoming in reële zin. Ook het moment van uitkeren van de tegemoetkoming verandert niet; vanaf 2025 zal de tegemoetkoming door DUO worden uitgekeerd. Ook alle andere voorwaarden rond de tegemoetkoming blijven ongewijzigd.

Deze nota van wijziging heeft, gelet op het voorgaande, een technisch karakter. Vanwege het technische karakter van de wijziging en de noodzaak om bedoelde indexering vóór 1 januari 2025 te regelen, heeft de regering ervoor gekozen om voor de wijziging geen apart wetsvoorstel in procedure te brengen, maar aansluiting te zoeken bij een wetsvoorstel dat al in procedure is. Deze nota van wijziging en voorliggend wetsvoorstel hebben enig verband met elkaar. De kwaliteitsbekostiging is ingevoerd met dezelfde wet waarmee het leenstelsel is ingevoerd.2 Dit maakt dat er voldoende samenhang is tussen beide onderwerpen.

2. Gevolgen voor de student

Voor (oud-)studenten zal de tegemoetkoming aangepast worden aan de inflatie en daarmee in absolute zin hoger worden.3 In reële termen zorgt dit echter enkel voor het op peil houden van de waarde van de tegemoetkoming. Op basis van studie met een nominale duur van vier jaar onder het leenstelsel zal dit naar verwachting een verhoging van circa € 200 zijn. De nota van wijziging verandert niets aan de voorwaarden voor de tegemoetkoming.

3. Uitvoeringsgevolgen

DUO acht deze nota van wijziging uitvoerbaar. DUO heeft hierbij aangegeven dat het in 2025 te hanteren bedrag van de tegemoetkoming uiterlijk 1 december 2024 bekend moet zijn.

4. Gevolgen voor de Rijksbegroting

De indexeringssystematiek van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000), waar de tegemoetkoming onderdeel van is,4 en de LPO-systematiek zijn gebaseerd op dezelfde maatstaf: de ontwikkeling van de consumentenprijsindex (cpi) over het tweede jaar dat vooraf gaat aan het jaar waarvoor de bedragen gaan gelden.

De in 2023 toegekende LPO bedraagt 10 procent van het totale budget voor de tegemoetkoming (circa € 100 miljoen). Deze LPO is opgenomen in (de toelichting op) de OCW-begroting 2024.5 De verwachting is dat in 2024 nogmaals LPO zal worden toegekend. Huidige schatting is dat die rond de 3 procent zal liggen. Dat zou uitkomen op nog een bijstelling van het totale budget met circa € 33 miljoen.

II. Artikelsgewijs

Artikel IIA

Artikel V van de Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs regelt dat die wet in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. Hieraan is gevolg gegeven met het inwerkingtredingsbesluit van 6 juni 2023.6 Daarin is geregeld dat artikel 12.30 WSF 2000 op 1 januari 2025 in werking zal treden.

Het voorgestelde artikel IIA regelt dat het inwerkingtredingsartikel van de Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs zo wordt gewijzigd dat bij koninklijk besluit kan worden bepaald dat het derde en zesde lid van artikel 12.30 WSF 2000 na inwerkingtreding terugwerken tot en met 1 september 2023 (hiertoe zal het inwerkingtredingsbesluit van de Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs wel nog moeten worden gewijzigd). Dit zorgt ervoor dat het bedrag van € 29,92 per maand, opgenomen in artikel 12.30, derde lid, WSF 2000, vóór de uitkering van de tegemoetkoming in 2025 nog tweemaal – per 1 januari 2024 en 1 januari 2025 – wordt geïndexeerd. Deze indexering gebeurt conform het zesde lid van artikel 12.30 WSF 2000 op de wijze, bedoeld in artikel 11.1 van de WSF 2000. Dit laatste betekent dat het bedrag wordt geïndexeerd aan de hand van de ontwikkeling van de cpi in het tweede daaraan voorafgaande jaar. Naar verwachting zal de totale indexering in totaal zo’n 13 procent bedragen. De indexering per 1 januari 2024 bedraagt 10 procent. De indexering per 1 januari 2025 wordt geschat op 3 procent, maar dat percentage is op dit moment nog niet bekend, omdat voor die indexering gebruik moet worden gemaakt van de ontwikkeling van de cpi over het jaar 2023.

Artikel III

Met de toevoeging van artikel IIA aan het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het schrappen van de grondslag voor kwaliteitsbekostiging in het hoger onderwijs (36 454), is het wenselijk om de inwerkingtredingsbepaling van dit wetsvoorstel aan te passen. Met bovenstaande wijziging van de inwerkingtredingsbepaling is het mogelijk om verschillende onderdelen van het wetsvoorstel op verschillende momenten in werking te laten treden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf


X Noot
1

De indexering per 1 januari 2026 zal plaatsvinden op grond van de ontwikkeling van de consumentenprijsindex (inflatie) in het jaar 2024. De LPO toegekend in 2023 en de verwachte LPO van 2024 zijn gebaseerd op de inflatie in de jaren 2022 en 2023.

X Noot
2

Stb. 2015, 50.

X Noot
3

Deze wijziging is daarmee begunstigend voor studenten. Hierdoor is het mogelijk om terugwerkende kracht toe te kennen aan dit voorstel.

X Noot
4

De indexering van de tegemoetkoming gaat overeenkomstig de gebruikelijke wijze van indexering van de bedragen uit de WSF 2000. Zie hiervoor artikel 12.30, zesde lid, en 11.1 WSF 2000.

X Noot
5

Kamerstukken II 2023/24, 36 410 VIII, nr. 2, p. 116–117.

X Noot
6

Besluit van 6 juni 2023, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet herinvoering basisbeurs hoger onderwijs en het Besluit van 6 juni 2023 tot wijziging van het Besluit studiefinanciering 2000 ten behoeve van de nadere uitwerking van de verstrekking van een tegemoetkoming aan studenten die onder het studievoorschotstelsel hebben gestudeerd, de omzetting van de studievoorschotvoucher in een tegemoetkoming en het doorvoeren van technische wijzigingen in verband met het herinvoeren van de basisbeurs in het hoger onderwijs en houdende vaststelling van het tijdstip, bedoeld in artikel 12.15, vijfde lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (Stb. 2023, 188).

Naar boven