36 427 Wijziging van de Wet waardering onroerende zaken en de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 in verband met het herwaarderen van de proceskostenvergoeding en vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn (Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm)

Nr. 7 AMENDEMENT VAN HET LID INGE VAN DIJK C.S.

Ontvangen 24 oktober 2023

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Na artikel II worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIA

De Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 13a worden, onder vernummering van het tweede en derde lid tot vijfde en zesde lid, drie leden ingevoegd, luidende:

  • 2. Het bedrag dat strekt tot vergoeding van de kosten, bedoeld in het eerste lid, na toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht, wordt, voor zover die kosten betrekking hebben op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en geen sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in dat besluit, vermenigvuldigd met:

    • a. 0,25 indien de kosten zijn gemaakt in verband met de behandeling van het administratief beroep dan wel het beroep bij de rechtbank waarbij de bestreden administratieve sanctie wordt vernietigd of het sanctiebedrag wordt gewijzigd;

    • b. 0,1 in alle overige gevallen.

  • 3. Onverminderd het vijfde lid vinden uitbetalingen ingevolge een beslissing op het administratief beroep of uitspraak op beroep op grond van deze wet uitsluitend plaats op een bankrekening die op naam staat van degene tot wie de beschikking waarbij de administratieve sanctie is opgelegd, is gericht.

  • 4. Vorderingen tot uitbetaling als bedoeld in het derde lid zijn niet vatbaar voor vervreemding of verpanding.

B

In de artikelen 26, zesde lid, en 26a, zesde lid, wordt na «met uitzondering van» ingevoegd «artikel 13a, tweede tot en met vierde lid, en».

C

In artikel 33, vijfde lid, wordt na «13a» ingevoegd «, met uitzondering van het tweede tot en met vierde lid,».

ARTIKEL IIB

In artikel 154k van de Gemeentewet wordt na «zijn van overeenkomstige toepassing,» ingevoegd «met uitzondering van artikel 13a, tweede tot en met vierde lid, van die wet en».

II

In artikel IV, onderdeel a, wordt « en artikel 19a» vervangen door «, artikel 19a», wordt na «artikel 19a, eerste en tweede lid, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992» ingevoegd «en artikel 13a, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften» en wordt voor «beroep, hoger beroep» ingevoegd «administratief beroep,».

Toelichting

Dit amendement regelt dat de vergoedingen ter tegemoetkoming in de kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in het kader van procedures tegen administratieve sancties als bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: Wahv) worden verlaagd op dezelfde wijze als in het onderhavige wetsvoorstel wordt voorgesteld ten aanzien van procedures tegen een WOZ-beschikking, bpm-aangifte of bpm-naheffingsaanslag. Verder regelt dit amendement, in lijn het met wetsvoorstel, dat uitbetalingen die voortvloeien uit een beslissing op het administratief beroep of een uitspraak op beroep bij de kantonrechter of hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden uitsluitend plaatsvinden op een bankrekening die op naam staat van degene tot wie de beschikking waarbij de administratieve sanctie is opgelegd, is gericht. Deze wijzigingen worden opgenomen in artikel 13a van de Wahv, dat ziet op het administratief beroep bij de officier van justitie en beroep bij de kantonrechter. Doordat artikel 13a Wahv van overeenkomstige toepassing is verklaard in artikel 20d, vierde lid, van die wet, gelden de wijzigingen ook voor het hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

In lijn met de maatregelen uit onderhavig wetsvoorstel bij WOZ- en bpm-procedures in de bezwaarfase, wordt de proceskostenvergoeding voor Wahv-zaken in de fase van administratief beroep vermenigvuldigd met een factor van 0,25. Eveneens in lijn met de wijzigingen uit onderhavig wetsvoorstel, wordt de proceskostenvergoeding in beroep en hoger beroep vermenigvuldigd met een factor van 0,25 of 0,1. Vermenigvuldiging met factor 0,25 is aan de orde indien de administratieve sanctie in beroep bij de kantonrechter of hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wordt vernietigd of het sanctiebedrag wordt gewijzigd. In andere gevallen, bijvoorbeeld indien uitsluitend de omschrijving van de gedraging of de feitcode wordt aangepast, maar het sanctiebedrag ongewijzigd blijft, wordt de proceskostenvergoeding vermenigvuldigd met factor 0,1.

Met dit amendement wordt beoogd de eerdergenoemde maatregelen uit het onderhavige wetsvoorstel ook toe te passen op de reguliere beroepsmogelijkheden tegen administratieve sancties op grond van de Wahv, dat wil zeggen: administratief beroep bij de officier van justitie, beroep bij de kantonrechter en hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het wordt niet wenselijk geacht deze maatregelen ook toe te passen op de andere procedures in de Wahv waarin artikel 13a van die wet van overeenkomstige toepassing is verklaard. Met het oog daarop voorzien de onderdelen B en C van artikel IIA erin dat de met dit amendement nieuw toe te voegen artikelleden in artikel 13a Wahv niet van toepassing zijn op de behandeling van het verzetschrift tegen de tenuitvoerlegging van een dwangbevel in het kader van de inning van de administratieve sanctie (de artikelen 26 en 26a Wahv), alsook de behandeling van het beroepschrift tegen de inbewaringstelling van een voertuig door de kantonrechter (artikel 33 Wahv).

Toelichting Algemeen Mulderzaken

De «no cure no pay»-problematiek doet zich voor in het bestuursrecht en is niet alleen heel prominent aanwezig bij procedures tegen WOZ-beschikkingen, bpm-aangiften of bpm-naheffingsaanslagen, maar ook bij procedures tegen sancties die zijn opgelegd op grond van de Wahv, ook wel de Wet Mulder genoemd. Sinds dit jaar is duidelijk dat het aantal beroepen en de hoogte van de proceskostenvergoedingen ten aanzien van de Wahv sterk stijgt. Het aantal Mulder-zaken (over verkeersboetes) waarin een proceskostenvergoeding is uitbetaald, is gestegen van ongeveer 2.350 in 2020 naar bijna 12.000 te verwachten zaken in 2023. Dat betekent dat ook de uitgaven voor proceskostenvergoedingen in deze zaken zijn toegenomen, namelijk van ongeveer € 1,1 miljoen in 2020 naar bijna € 7,9 miljoen te verwachten in 2023. Deze sterke toename van het aantal Mulderzaken zorgt voor urgente problematiek bij het Parket CVOM, het CJIB en de rechtspraak.

De indiener heeft signalen ontvangen dat in de procedures die door «no cure no pay»-bureaus worden ingesteld tegen opgelegde verkeersboetes op grond van de Wahv, de inspanning die een «no cure no pay»-bureau moet leveren onvoldoende in verhouding staat tot de hoogte van de proceskostenvergoeding, aangezien hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van standaard geformuleerde beroepsgronden. Deze standaardgronden worden zowel schriftelijk in het beroepschrift, als mondeling tijdens hoorzittingen aangevoerd. Doordat standaard geformuleerde beroepsgronden worden aangevoerd, vraagt het opstellen van beroepschriften relatief weinig inspanning. In deze gevallen gaat de toegekende proceskostenvergoeding de redelijke tegemoetkoming te boven.

De rechtbank Den Haag heeft op 17 maart jl. een principiële uitspraak gedaan over te hoge proceskostenvergoedingen in Mulderzaken (Rb Den Haag, 17 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:3370). De rechter wijkt hier af van jurisprudentie van de Hoge Raad en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over de proceskostenvergoeding en concludeert dat de hoge proceskostenvergoeding in Mulderzaken tot verkeerde prikkels leidt. De kantonrechter benoemt dat er grote hoeveelheden Mulderberoepen worden ingesteld waarin het in voorkomende gevallen enkel en alleen om de proceskostenvergoeding lijkt te gaan. Hij benoemt daarbij dat het aan de wetgever is om op structurele wijze een einde te maken aan de te hoge proceskostenvergoedingen in Mulderzaken.

Op 21 september jl. heeft de rechtbank Den Haag een nieuwe lijn aangekondigd voor wat betreft de wegingsfactor die wordt toegepast bij de berekening van de proceskostenvergoeding in Mulderzaken (Rb. Den Haag 21 september 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:14204). Het gewicht van Mulderzaken wordt voortaan op «zeer licht» gesteld, hetgeen tot uitdrukking komt in een wegingsfactor van 0,25. De kantonrechter heeft daarbij gekeken naar het onderhavige wetsvoorstel Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm. Dat gewicht komt volgens de rechtbank Den Haag ook tot uitdrukking in de bestaande zittingsplanning. Op een dagdeel staan namelijk ongeveer 35 zaken gepland met elk een behandelduur van vijf minuten. Na vermenigvuldiging met een factor 0,25 is de proceskostenvergoeding volgens de rechtbank aanzienlijk evenrediger, maar nog steeds te hoog. Door in lijn met het wetsvoorstel een factor over de proceskostenvergoeding op grond van het Bpb toe te passen, behoudt de rechter de vrijheid om een hogere vergoeding toe te kennen bij (zeer) zware zaken of te verlagen bij (zeer) lichte zaken.

Inge van Dijk Van der Lee Van Weyenberg

Naar boven