De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I, onderdeel A, vervalt het voorgestelde artikel 1.11, derde lid.
II
In artikel I, onderdeel B, vervalt het voorgestelde artikel 2.14bis, vijfde lid.
III
In artikel II, onderdeel A, vervalt het voorgestelde artikel 1a, derde lid.
IV
Artikel III, onderdeel A, subonderdeel 5, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «vijf leden» vervangen door «vier leden».
2. Het voorgestelde vijftiende lid vervalt.
V
Artikel IV, onderdeel 7, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «worden twee leden» vervangen door «wordt een lid».
2. Het voorgestelde tiende lid vervalt.
Toelichting
In de Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen wordt geregeld dat voor buitenlandse
rechtsvormen op basis van de rechtsvormvergelijkingsmethode wordt bepaald of belastingplicht
bestaat voor de vennootschapsbelasting, de dividendbelasting en de bronbelasting.
Bepaald moet worden of een buitenlandse rechtsvorm vergelijkbaar is met een Nederlands
nv of bv en daarmee fiscaal zelfstandig is, of vergelijkbaar is met een Nederlandse
maatschap, vof of cv en daarmee fiscaal transparant is. Voor buitenlandse rechtsvormen
die onvergelijkbaar zijn met een Nederlandse rechtsvorm geldt dat zij bij vestiging
in Nederland altijd fiscaal zelfstandig zijn (de vaste methode) en in andere gevallen
Nederland aansluit bij de kwalificatie in het land van vestiging (de symmetrische
methode).
De rechtsvormvergelijkingsmethode geldt reeds onder huidig recht, maar wordt met het
wetsvoorstel voorzien van een expliciete wettelijke basis. Het wetsvoorstel geeft
geen kaders hoe de vergelijking met Nederlandse rechtsvormen moet plaatsvinden. Anders
dan onder huidig recht wordt de beslissing hierover gedelegeerd. Dat staat echter
op gespannen voet met art. 104 Grondwet, omdat het hier gaat om de vaststelling van
de belastingplicht van buitenlandse rechtsvormen.1 Uit de grondwetsgeschiedenis blijkt dat de kring van belastingplichtigen moet worden
neergelegd in een wet in formele zin en niet in een algemene maatregel van bestuur.2 Het amendement strekt ertoe dit gebrek in het wetsvoorstel te repareren door de desbetreffende
delegatiebepalingen te laten vervallen, zodat de belastingplicht uitsluitend bepaald
wordt op basis van de open normen uit de wet. Een open norm levert geen spanning op
met de Grondwet en kan bij onduidelijkheid door de rechter van uitleg worden voorzien.
Het staat de Staatssecretaris vrij om – net als onder het huidig recht – in een beleidsbesluit
kaders te geven voor de kwalificatie van buitenlandse rechtsvormen. Een dergelijk
beleidsbesluit voorziet in de behoefte van de praktijk aan rechtszekerheid, zonder
dat de Staatssecretaris daarmee bindende voorschriften kan geven over zoiets essentieels
als de belastingplicht.
Omtzigt