36 423 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten tot aanpassing van de regelingen voor het fonds voor gemene rekening en de vrijgestelde beleggingsinstelling (Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling)

B NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 17 november 2023

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

Het kabinet heeft met interesse kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de leden van de fracties van de VVD, de PvdA en GroenLinks.

Hierna wordt bij de beantwoording van de vragen zo veel mogelijk de volgorde van het verslag aangehouden, met dien verstande dat gelijkluidende of in elkaars verlengde liggende vragen tezamen zijn beantwoord.

2. Aanpassing van het regime voor de vrijgestelde beleggingsinstelling

De leden van de fracties van GroenLinks en de PvdA vragen of het kabinet het te bestrijden gebruik van de vrijgestelde beleggingsinstelling (vbi) in de familiesfeer kan uitleggen. Zij vragen daarbij waarom het gebruik in de familiesfeer zo lang getolereerd is gebleven. In opdracht van het Ministerie van Financiën heeft SEO Economisch Onderzoek (SEO) de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de regelingen voor de fiscale beleggingsinstelling (fbi) en de vbi in de Wet Vpb 1969 geëvalueerd. Het evaluatierapport van SEO is op 7 juli 2022 aan uw Kamer aangeboden.1 Uit het evaluatierapport van SEO volgt dat in 2019 ongeveer 30 van de circa 1.350 vbi’s beleggingsinstellingen waren die werden aangeboden aan een breed publiek (retail beleggers) dan wel aan institutionele beleggers. Het regime wordt overwegend gebruikt door niet-beoogde gebruikers: vermogende personen en families. De kabinetsreactie op de evaluatie van SEO is op 9 december 2022 aan uw Kamer aangeboden.2 De maatregelen die in het onderhavige wetsvoorstel zijn uitgewerkt, zijn aangekondigd in deze kabinetsreactie. Om het vbi-regime beter te laten aansluiten bij het doel ervan wordt voorgesteld om voor de beleggingsinstelling die voor het vbi-regime in aanmerking komt aansluiting te zoeken bij de definitie van beleggingsinstelling of icbe als bedoeld in de Wft. De voorgestelde wijziging van het vbi-regime beoogt de toegang tot het vbi-regime te beperken tot beleggingsinstellingen en icbe’s die rechten van deelneming aanbieden aan een breed publiek of aan institutionele beleggers. Hiermee vervalt de bestaande mogelijkheid om gebruik te maken van het vbi-regime bij het beleggen van privévermogen. Met het laten voortbestaan van het vbi-regime in aangepaste vorm blijft collectief beleggen voor particuliere beleggers aantrekkelijk (door gelijke fiscale behandeling in vergelijking met individueel beleggen). Het vbi-regime blijft obstakels wegnemen voor kleine particuliere beleggers die collectief willen beleggen.

II. ARTIKELSGEWIJS

De leden van de fractie van de VVD vragen of ik heb overwogen om de verliestemporiseringsregel in de vennootschapsbelasting buiten toepassing te laten opdat de winst die het fgr als gevolg van het wetsvoorstel maakt volledig verrekend kan worden met beschikbare verliezen. Het wetsvoorstel bevat een gewijzigde definitie van het fgr. Dit leidt er onder meer toe dat de zelfstandige vennootschapsbelastingplicht van bepaalde fgr’s komt te vervallen. Dit resulteert civielrechtelijk niet in een overdracht van vermogensbestanddelen. Om de fiscale claim te behouden, wordt bij fictie geregeld dat een fgr dat met ingang van 1 januari 2025 niet langer aan de definitie van fgr voldoet alle vermogensbestanddelen aan zijn deelgerechtigden vervreemdt. Eventueel nog openstaande verliezen kunnen worden verrekend met de winst als gevolg van deze vervreemdingsfictie. Het kan zo zijn dat een fgr in het verleden behaalde verliezen niet volledig kan verrekenen als gevolg van de verliestemporiseringsregel die is neergelegd in artikel 20, tweede lid, Wet op de vennootschapsbelasting 1969. Indien een fgr als gevolg van dit wetsvoorstel niet langer aan de fgr-definitie voldoet en daardoor niet langer zelfstandig vennootschapsbelastingplichtig is, vervallen in beginsel de nog verrekenbare verliezen van het fgr. Het kabinet voorziet met dit wetsvoorstel ook in overgangsrecht. Om hiervoor in aanmerking te komen kan het fgr samen met de deelgerechtigden in dat fgr bij de inspecteur een verzoek indienen om toepassing van de door het kabinet geboden doorschuiffaciliteit. Indien de doorschuiffaciliteit kan worden toegepast, treden de deelgerechtigden met betrekking tot de verkregen vermogensbestanddelen volledig in de plaats van het fgr. Uiterlijk begin volgend jaar wordt een besluit met het beleid voor toepassing van de doorschuiffaciliteit gepubliceerd. In deze standaardvoorwaarden wordt onder andere opgenomen hoe wordt omgegaan met de bij het fgr aanwezige verrekenbare verliezen. Het uitganspunt daarbij is dat dergelijke verrekenbare verliezen bij toepassing van de doorschuiffaciliteit onder voorwaarden kunnen worden meegegeven aan de deelgerechtigden (gebaseerd op de standaardvoorwaarden bij de fiscale reorganisatiefaciliteiten van artikelen 14 en verder Wet Vpb 1969). Ik zie daarom geen reden om de verliestemporiseringsregel buiten toepassing te laten in de door de leden geschetste situatie.

De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, M.L.A. van Rij

Naar boven