36 415 Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2024)

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om enige wijzigingen aan te brengen in de wetgeving van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I ALGEMENE NABESTAANDENWET

In artikel 1, onderdeel o, van de Algemene nabestaandenwet vervalt «, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht».

ARTIKEL II ALGEMENE OUDERDOMSWET

De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, onderdeel h, vervalt «, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht».

B

In artikel 8d, vijfde lid, wordt na «derde» ingevoegd «lid».

ARTIKEL III PARTICIPATIEWET

De Participatiewet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 10d, tweede lid, onderdeel a, subonderdeel 1, wordt «artikel 10f van de Wet op het voortgezet onderwijs» vervangen door «artikel 2.8 van de Wet voortgezet onderwijs 2020».

B

Artikel 31, tweede lid, onderdeel w, vervalt.

C

Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «Op een daartoe strekkend verzoek van» vervangen door «Op aanvraag van».

2. In het derde lid worden «zijn verzoek» en «het verzoek» vervangen door «de aanvraag».

3. In het vierde lid wordt «De artikelen 12, 43, 49 en 52» vervangen door «De artikelen 43, 49 en 52».

D

Artikel 36b wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «op verzoek van» vervangen door «op aanvraag van».

2. In het derde lid wordt «Het verzoek» vervangen door «De aanvraag».

3. Aan het zesde lid wordt toegevoegd «en waar «de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen» staat steeds gelezen wordt «de verplichting, bedoeld in artikel 36b, vierde lid»».

ARTIKEL IV REMIGRATIEWET

In artikel 1, eerste lid, onderdeel n, van de Remigratiewet vervalt «, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht».

ARTIKELV TOESLAGENWET

Artikel 4 van de Toeslagenwet vervalt.

ARTIKEL VI VERZAMELWET BREXIT

Hoofdstuk 4 van de Verzamelwet Brexit vervalt.

ARTIKEL VII WERKLOOSHEIDSWET

Artikel 16, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Onder het in het eerste lid bedoelde gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek wordt verstaan het gemiddeld aantal arbeidsuren in de 26 kalenderweken onmiddellijk voorafgaande aan de kalenderweek, bedoeld in het eerste lid. Indien de werknemer ten opzichte van zijn gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek minder dan vijf arbeidsuren heeft verloren, worden bij de bepaling hoeveel arbeidsuren de werknemer heeft en bij de bepaling van het gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek, bedoeld in de eerste zin, mede in aanmerking genomen de uren waarin de werknemer werkzaamheden verricht uit hoofde waarvan hij niet als werknemer wordt beschouwd. Voor de vaststelling van de periode van 26 kalenderweken, bedoeld in de eerste zin, worden kalenderweken, tot een maximum van 78 kalenderweken, waarin de werknemer onbetaald verlof heeft genoten, niet in aanmerking genomen, tenzij dit leidt tot een lager gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek dan wanneer die kalenderweken wel in aanmerking zouden worden genomen.

ARTIKEL VIII WET ARBEID EN ZORG

De Wet arbeid en zorg wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 4:2b, zevende lid, en 6:3, zevende lid, wordt «artikel 8, eerste lid, onderdeel a» vervangen door «artikel 8, eerste lid, onderdeel b» en wordt «40 uren per week» vervangen door «36 uren per week».

B

Artikel 6:1, derde lid, vervalt.

ARTIKEL IX WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING ZELFSTANDIGEN

De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, onderdeel o, vervalt «, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht».

B

In artikel 21b wordt in het eerste lid «Artikel 7, zevende lid,» vervangen door «Artikel 7, zesde lid,» en wordt in het derde lid «De artikelen 7, zevende lid, 36 en 37,» vervangen door «De artikelen 7, zesde lid, 36 en 37,».

ARTIKEL X WET ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVOORZIENING JONGGEHANDICAPTEN

De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1:1, eerste lid, onderdeel r, vervalt «, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht».

B

In artikel 3:75, eerste lid, vervalt «bij een arbeidsongeschiktheid van 35% of meer».

ARTIKEL XI WET ARBEIDSVOORWAARDEN GEDETACHEERDE WERKNEMERS IN DE EUROPESE UNIE

De Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt onderdeel d, onder vernummering van de onderdelen e tot en met g tot d tot en met f.

2. In het zesde lid vervalt «de identiteit van de voor de uitbetaling van het loon verantwoordelijke persoon en».

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 9. De dienstverrichter en de zelfstandige voor wie de verplichting geldt, bedoeld in artikel 8, zesde lid, houden de melding actueel.

B

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Tijdens de periode van detachering draagt de dienstverrichter er zorg voor dat op de werkplek, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, schriftelijk of elektronisch beschikbaar zijn:

    • a. een loonstrookje, waarop ten minste wordt vermeld het loonbedrag, inclusief de gespecificeerde bedragen waaruit dit is samengesteld en de bedragen die op het loon zijn ingehouden, de namen van de werkgever en werknemer, de termijn waarover het loon is berekend en de overeengekomen arbeidsduur;

    • b. een arbeidsovereenkomst, of een gelijkwaardig document in de zin van Richtlijn (EU) 2019/1152 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in de Europese Unie (PbEU 2019, L 186), waarin ten minste wordt vermeld:

      • 1°. de identiteit van partijen;

      • 2°. indien de arbeid niet of niet hoofdzakelijk op een vaste werkplek wordt verricht, de vermelding dat de werknemer zijn arbeid op verschillende plaatsen verricht of vrij is zijn werkplek te bepalen;

      • 3°. de functie van de werknemer of de aard van zijn arbeid;

      • 4°. het tijdstip van indiensttreding;

      • 5°. indien de overeenkomst voor bepaalde tijd is gesloten, de einddatum of de duur van de overeenkomst;

      • 6°. de aanspraak op vakantie of ander betaald verlof waarop de werknemer recht heeft of de wijze van berekening van die aanspraken;

      • 7°. het loon, met inbegrip van het aanvangsbedrag, de afzonderlijke bestanddelen ervan, de wijze en frequentie van uitbetaling en indien het loon afhankelijk is van de uitkomsten van de te verrichten arbeid, de per dag of per week aan te bieden hoeveelheid arbeid, de prijs per stuk en de tijd die redelijkerwijs met de uitvoering is gemoeid;

      • 8°. de normale dagelijkse of wekelijkse arbeidstijd van de werknemer;

      • 9°. de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst of regeling door of namens een daartoe bevoegd bestuursorgaan, dan wel de toepasselijke arbeidsvoorwaarden op grond van artikel 8 of 8a van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs;

      • 10°. indien van toepassing, de duur en voorwaarden van de proeftijd;

      • 11°. indien van toepassing, het door de werkgever geboden recht op scholing;

    • c. bescheiden waaruit blijkt hoeveel uren de gedetacheerde werknemer heeft gewerkt;

    • d. bewijsstukken waaruit de bijdrage voor socialezekerheidsregelingen en de identiteit van de dienstverrichter, de dienstontvanger en de gedetacheerde werknemer blijken; en

    • e. een bewijs waaruit blijkt welk loon aan de gedetacheerde werknemer is voldaan.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De zelfstandige voor wie de verplichting geldt, bedoeld in artikel 8, zesde lid, draagt er zorg voor dat tijdens de periode, waarin hij werkzaamheden verricht, op de werkplek bewijsstukken aanwezig zijn waaruit zijn identiteit en de identiteit van de dienstontvanger blijken.

C

In artikel 9f, tweede lid, onderdeel c, wordt «een opgave als bedoeld in artikel 655 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door «een gelijkwaardig document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b».

D

In artikel 12, tweede lid, onderdeel b, wordt «artikel 8, eerste, derde of zesde lid» vervangen door «artikel 8, eerste, derde, zesde of negende lid».

ARTIKEL XII WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE WERKLOZE WERKNEMERS

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 6, vierde lid, wordt toegevoegd: «Het eerste lid, onderdelen c en d, is niet van toepassing op de persoon aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg of de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten.»

B

Aan artikel 8 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 9. In afwijking van het eerste lid wordt niet als inkomen uit arbeid beschouwd het inkomen uit arbeid van een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie tot 15 procent van dit inkomen, met een maximum van € 155,56 per maand, gedurende een periode van twaalf maanden nadat de periode van zes maanden, bedoeld in het tweede lid, is verstreken, voor zover hij een uitkering op grond van deze wet ontvangt, tenzij het zevende lid van toepassing is.

  • 10. In afwijking van het eerste lid wordt niet als inkomen uit arbeid beschouwd het inkomen uit arbeid van een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie tot 15 procent van dit inkomen, met een maximum van € 155,56 per maand, nadat de periode van twaalf maanden, bedoeld in het negende lid, is verstreken, voor zover hij een uitkering op grond van deze wet ontvangt en het college gelet op de in de persoon gelegen omstandigheden een uitbreiding van zijn arbeidsomvang niet mogelijk acht.

C

Aan artikel 8 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 11. De bedragen, genoemd in het negende en tiende lid, worden gewijzigd met ingang van de dag waarop de in artikel 31, tweede lid, onderdelen z en aa, van de Participatiewet genoemde bedragen worden gewijzigd. De gewijzigde bedragen worden, samen met de dag waarop de wijzigingen ingaan, door of namens Onze Minister medegedeeld in de Staatscourant.

ARTIKEL XIII WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK ARBEIDSONGESCHIKTE GEWEZEN ZELFSTANDIGEN

De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 6, vijfde lid, wordt toegevoegd: «Het tweede lid, onderdelen d en e, is niet van toepassing op de persoon aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg of de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten.»

B

In artikel 8 worden, onder vernummering van het dertiende lid tot het vijftiende lid, twee leden ingevoegd, luidende:

  • 13. In afwijking van het eerste lid wordt niet als inkomen uit arbeid beschouwd het inkomen uit arbeid van een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie tot 15 procent van dit inkomen, met een maximum van € 155,56 per maand, gedurende een periode van twaalf maanden nadat de periode van zes maanden, bedoeld in het derde lid, is verstreken, voor zover hij een uitkering op grond van deze wet ontvangt, tenzij het elfde lid van toepassing is.

  • 14. In afwijking van het eerste lid wordt niet als inkomen uit arbeid beschouwd het inkomen uit arbeid van een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie tot 15 procent van dit inkomen, met een maximum van € 155,56 per maand, nadat de periode van twaalf maanden, bedoeld in het veertiende lid, is verstreken, voor zover hij een uitkering op grond van deze wet ontvangt en het college gelet op de in de persoon gelegen omstandigheden een uitbreiding van zijn arbeidsomvang niet mogelijk acht.

C

In artikel 8 wordt, onder vernummering van het vijftiende lid tot het zestiende lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 15. De bedragen, genoemd in het veertiende en vijftiende lid, worden gewijzigd met ingang van de dag waarop de in artikel 31, tweede lid, onderdelen z en aa, van de Participatiewet genoemde bedragen wordt gewijzigd.

ARTIKEL XIV WET KINDEROPVANG

In artikel 1.50, derde lid, onderdeel a, van de Wet kinderopvang wordt «en de bestuurder, vennoot, maat of beheerder van dat kindercentrum» toegevoegd.

ARTIKEL XV WET MINIMUMLONEN BES

In artikel 8, eerste lid, van de Wet minimumlonen BES wordt «minimum-maandloon: het aantal gewerkte uren te vermenigvuldigen met het minimumuurloon en het verkregen product te vermenigvuldigen met 4,33» vervangen door «minimummaandloon: het aantal gewerkte uren per week te vermenigvuldigen met het minimumuurloon vermenigvuldigd met 52 en de uitkomst van deze berekening vervolgens te delen door 12».

ARTIKEL XVI WET MINIMUMLOON EN MINIMUMVAKANTIEBIJSLAG

Indien het bij geleidende brief van 14 november 2019 ingediende voorstel van wet van de leden Kathmann en Maatoug houdende wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en enige andere wetten in verband met de invoering van een uniform wettelijk minimumuurloon en enige andere wijzigingen (Wet invoering minimumuurloon) (35 335) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdelen B en C van die wet in werking treden of zijn getreden, wordt de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag als volgt gewijzigd:

A

In artikel 8, eerste lid, onderdeel c, wordt «13a en 15» vervangen door «13a, 15 en 16».

B

Artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11

  • 1. Indien ten aanzien van een werknemer op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst, publiekrechtelijke regeling of een schriftelijke arbeidsovereenkomst sprake is van een vaste overeengekomen arbeidsduur per week en een vaste beloning per maand, wordt aan de werknemer ten minste het minimumuurloon dat geldt in het betreffende tijdvak over het gemiddeld aantal arbeidsuren van de betreffende maand, afgeleid van het totaal aantal arbeidsuren dat de betreffende werknemer arbeid verricht in dat kalenderjaar, betaald.

  • 2. Indien bij publiekrechtelijke regeling of collectieve arbeidsovereenkomst een periode van afrekening, welke meerdere uitbetalingstermijnen omvat, is vastgesteld, wordt zodanige periode van afrekening voor de toepassing van de artikelen 7, zesde lid, 8 en 13a als uitbetalingstermijn beschouwd. Een periode van afrekening kan ten hoogste twaalf maanden omvatten.

ARTIKEL XVII WET OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING

In artikel 1, eerste lid, onderdeel n, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering vervalt «, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht».

ARTIKEL XVIII WET TOEZICHT GELIJKE KANSEN BIJ WERVING EN SELECTIE

Indien het bij koninklijke boodschap van 10 december 2020 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van de Wet Arbeidsomstandighedenwet en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs in verband met de invoering van de verplichting om over een werkwijze te beschikken die gericht is op het creëren van gelijke kansen in het proces van werving en selectie en het toezicht daarop (Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie) (Kamerstukken 35 673) tot wet is of wordt verheven, wordt in artikel II, onderdeel K, onder 2, van die wet na «5, vierde lid,» ingevoegd «5a, derde lid,» en wordt «en 12c, vierde lid,» vervangen door «12c, vierde lid, en 12ca, derde lid,».

ARTIKEL XIX WET WERK EN INKOMEN NAAR ARBEIDSVERMOGEN

De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt als volgt gewijzigd:

A

In de begripsbepaling van het begrip «vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel» in artikel 1 vervalt «, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht».

B

In artikel 67, zesde lid, wordt «zesde lid» vervangen door «vijfde lid».

ARTIKEL XX ZIEKTEWET

In artikel 1, eerste lid, onderdeel k, van de Ziektewet vervalt «, behoudens de gevallen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht»

ARTIKEL XXI INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, en werkt ten aanzien van de artikelen XII, onderdelen A en B, en XIII, onderdelen A en B, terug tot en met 1 januari 2023.

ARTIKEL XXII CITEERTITEL

Deze wet wordt aangehaald als: Verzamelwet SZW 2024.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,

Naar boven