Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2025-2026 | 36412 nr. I |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2025-2026 | 36412 nr. I |
Vastgesteld 10 oktober 2025
De vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening1 heeft schriftelijk overleg gevoerd met de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de invulling van toezeggingen gedaan tijdens de plenaire behandeling van het voorstel voor de Wet Versterking toepassing profijtbeginsel bij de watersysteemheffing. Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:
• De uitgaande brief van 17 september 2025.
• De antwoordbrief van 8 oktober 2025.
De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Dragstra
Aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat
Den Haag, 17 september 2025
De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 1 juli 2025 waarbij de Kamer geïnformeerd wordt over de invulling van de toezeggingen T03989, T03990, T03991, T03992 en T03993, die op 28 januari jl. gedaan zijn tijdens de plenaire behandeling van het voorstel voor de Wet Versterking toepassing profijtbeginsel bij de watersysteemheffing.2 Naar aanleiding van deze brief wensen de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA u een aantal vragen voor te leggen. De leden van de fracties van Volt en de SP sluiten zich bij deze vragen van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA aan. Deze leden kijken met belangstelling en urgentie naar de wijze en het tempo waarop het vervolgtraject wordt opgepakt, zodanig dat het principe van «de vervuiler betaalt» beter tot uitdrukking komt in de waterschapsbelastingen.
1. In de brief wordt aangegeven dat de eerste onderzoeksresultaten medio 2026 worden verwacht. Wanneer zijn de onderzoeken die ten grondslag liggen aan het vervolgtraject volledig afgerond? Hoe ziet de planning eruit om te komen tot de volgende wetswijziging? Wanneer kunnen de Tweede en de Eerste Kamer deze concreet verwachten?
2. In de brief wordt een indicatie gegeven van de bedragen die huishoudens, bedrijven en de landbouwsector betalen aan watersysteemheffing. Duidelijk is dat de verschillen tussen de categorieën groot zijn, waarbij enerzijds huishoudens substantieel meer bijdragen dan anderzijds bedrijven en de landbouwsector.
a. Bent u van mening dat deze verschillen in verhouding staan tot het profijt dat deze categorieën genieten, dan wel de mate waarin ze bijdragen aan vervuiling?
b. Hoe kijkt u aan tegen de gedachte om deze drie eenduidige categorieën te hanteren in een nieuwe systematiek in plaats van de bestaande categorieën (ingezetenen, gebouwd, ongebouwd, natuur)? Indien u niet deze drie eenduidige categorieën wenst te hanteren, waarom niet? Wat zijn de voor- en nadelen van de verschillende indelingen?
c. Bent u bereid om de verkregen inzichten over de verschillende bijdragen tussen de drie categorieën «huishoudens», «bedrijven» en «landbouwsector» mee te nemen in het vervolgtraject om te komen tot een systeem waarbij het principe «de vervuiler betaalt» beter tot uitdrukking komt? Zo nee, waarom niet?
De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur & Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.
Voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur & Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, R. Lievense
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 oktober 2025
Hierbij ontvangt u de beantwoording van de nadere vragen met betrekking tot de versterking van de toepassing van het profijtbeginsel bij de watersysteemheffing. Deze vragen zijn gesteld naar aanleiding van de brief van 1 juli jl. over de invulling van de toezeggingen inzake de waterschapsbelastingen en het vervolgtraject, in het bijzonder de toezeggingen T03990 en T03991.3
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, R. Tieman
Antwoorden op de nadere vragen van de fractie leden van GroenLinks-PvdA, Volt en SP inzake de versterking van de toepassing van het profijtbeginsel bij de watersysteemheffing.
Vraag 1
In de brief wordt aangegeven dat de eerste onderzoeksresultaten medio 2026 worden verwacht. Wanneer zijn de onderzoeken die ten grondslag liggen aan het vervolgtraject volledig afgerond? Hoe ziet de planning eruit om te komen tot de volgende wetswijziging? Wanneer kunnen de Tweede en de Eerste Kamer deze concreet verwachten?
Antwoord 1
Medio 2026 worden de eerste onderzoeksresultaten verwacht. Aansluitend start het bestuurlijke traject, waarin allereerst de standpunten van de betrokken partners worden opgehaald. Vervolgens wordt een ambtelijk advies opgesteld ten behoeve van de bestuurlijke besluitvorming. Op basis hiervan wordt bepaald of nader onderzoek noodzakelijk is en of, en zo ja wanneer, het wetgevingstraject kan worden gestart. De Eerste Kamer wordt hierover in het najaar van 2026 geïnformeerd.
Voor het doorvoeren van veranderingen in het stelsel van de waterschaps-belastingen is voldoende draagvlak een belangrijke voorwaarde. Dit vergt een zorgvuldige analyse en dito proces met de betrokken partners, waarbij de verwachte effecten en gevolgen voor de verschillende categorieën in samenhang met eventuele andere maatregelen moeten worden bezien.
Dit past ook bij de in het Regeerprogramma gekozen lijn waarin is opgenomen dat medeoverheden, zoals de waterschappen, eerder en beter worden betrokken bij de voorbereiding van beleid en wetgeving.
Vraag 2a
In de brief wordt een indicatie gegeven van de bedragen die huishoudens, bedrijven en de landbouwsector betalen aan watersysteemheffing. Duidelijk is dat de verschillen tussen de categorieën groot zijn, waarbij enerzijds huishoudens substantieel meer bijdragen dan anderzijds bedrijven en de landbouwsector.
Bent u van mening dat deze verschillen in verhouding staan tot het profijt dat deze categorieën genieten, dan wel de mate waarin ze bijdragen aan vervuiling?
Antwoord 2a
De watersysteemheffing is voor ingezetenen gebaseerd op het solidariteits-beginsel: iedereen profiteert van het werk van het waterschap om te kunnen wonen, werken en recreëren. Daarnaast wordt de watersysteemheffing opgebracht door drie categorieën eigenaren van onroerend goed.
Dit zijn de categorie gebouwde onroerende zaken (woningen en bedrijven), ongebouwde onroerende zaken (agrarische gronden en overige ongebouwde gronden en infrastructuur) en natuurterreinen. Dit deel van de watersysteemheffing is gebaseerd op het profijtbeginsel. De hoogte van de heffing is daarbij gekoppeld aan het voordeel dat een categorie heeft van het werk van het waterschap, dus aan het profijt en niet aan de mate van vervuiling.
In het vervolgtraject zal worden onderzocht hoe, naast het profijtbeginsel, ook het principe «de vervuiler betaalt» kan worden toegepast binnen de watersysteemheffing. De Kamer wordt hierover in het najaar van 2026 geïnformeerd.
Vraag 2b
Hoe kijkt u aan tegen de gedachte om deze drie eenduidige categorieën (huishoudens, bedrijven en de landbouwsector) te hanteren in een nieuwe systematiek in plaats van de bestaande categorieën (ingezetenen, gebouwd, ongebouwd, natuur)? Indien u niet deze drie eenduidige categorieën wenst te hanteren, waarom niet? Wat zijn de voor- en nadelen van de verschillende indelingen?
Antwoord 2b
In het vervolgtraject zal worden onderzocht hoe het profijtbeginsel en het principe «de vervuiler betaalt» beter kunnen worden toegepast binnen de watersysteemheffing. Daarbij zal ook worden bezien hoe beide principes binnen de bestaande categorieën kunnen worden toegepast.
Vooruitlopend hierop kan nog geen uitspraak worden gedaan over het hanteren van de door de fractie van GroenLinks-PvdA voorgestelde categorieën binnen de watersysteemheffing. Afhankelijk van de onderzoeksresultaten kan op een later moment worden bepaald of een wijziging van de categorieën noodzakelijk is. Zoals hiervoor aangegeven wordt u hierover in het najaar van 2026 geïnformeerd.
Vraag 2c
Bent u bereid om de verkregen inzichten over de verschillende bijdragen tussen de drie categorieën «huishoudens», «bedrijven» en «landbouwsector» mee te nemen in het vervolgtraject om te komen tot een systeem waarbij het principe «de vervuiler betaalt» beter tot uitdrukking komt? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 2c
De verschillende bijdragen van «huishoudens», «bedrijven» en de «landbouwsector» zullen inderdaad in het vervolgtraject worden meegenomen. In het vervolgtraject wordt ook onderzocht hoe, naast het profijtbeginsel, ook het principe «de vervuiler betaalt» kan worden toegepast binnen de watersysteemheffing.
In de brief van 1 juli jl. is aangegeven dat de cijfers voor een overzicht van de verhoudingen van belastingbedragen en gebruik per sector en afgezet tegen het aandeel gebruik en vervuiling niet beschikbaar zijn, omdat dit een langdurig onderzoek vergt. Dit onderzoek wordt meegenomen in het vervolgtraject waarover u in het najaar 2026 nader geïnformeerd wordt.
Samenstelling:
Van Wijk (BBB), Van Langen-Visbeek (BBB), Jaspers (BBB), Lievense (BBB) (voorzitter), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Van de Linden (VVD), Klip-Martin (VVD), Meijer (VVD), Kaljouw (VVD), Rietkerk (CDA) (ondervoorzitter), Prins (CDA), Van Meenen (D66), Aerdts (D66), Van Kesteren (PVV), Nicolaï (PvdD), Nanninga (JA21), Van Aelst-Den Uijl (SP), Holterhues (ChristenUnie), Kemperman (FVD), De Vries (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36412-I.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.