Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 februari 2024
Met deze brief kom ik, mede namens de Staatssecretaris van Defensie, terug op de motie-Diks
(Kamerstukken II 2019/2020, 35 280, nr. 11) waarmee uw Kamer Defensie verzocht om de personele kosten af te bakenen en deze
uiterlijk bij de begroting voor 2022 in afstemming met de Kamer op te nemen in het
Defensiematerieelbegrotingsfonds (DMF).
De motie borduurde voort op de onderkenning dat het opnemen van personele kosten in
het DMF een grote, ingewikkelde operatie is vanwege het ontvlechten van budgetten
uit de administratie en de gevolgen hiervan voor de bedrijfsvoering van de Defensieonderdelen.
Daarom is gesteld dat of en op welke wijze personele budgetten in het fonds worden
opgenomen evenals het vormgeven van de afbakening hiervan nog nader onderzocht moest
worden (Kamerstukken II, 2019/20, 35 280 nr. 17).
Om de haalbaarheid van de Motie-Diks uit te zoeken heeft Defensie in 2021 en 2022
met de pilot «P in het DMF» personele kosten in het DMF bijgehouden. In de eerste
helft van 2023 zijn deze resultaten geëvalueerd. Eerder heb ik toegezegd om uw Kamer
ook in deze periode hierover te informeren (Kamerstukken II 2022/23. 36 200 K, nr. 2: p. 6); helaas is dat niet haalbaar gebleken. Met de ontwerpbegroting 2024 is aangegeven
dat zo spoedig mogelijk te doen (Kamerstukken II, 2023/24, 36 410 K, nr. 2: p. 6).
De uitkomsten van de pilot laten zien dat het opnemen van personele kosten in het
DMF niet bijdraagt aan een betere integrale besluitvorming bij investeringsprojecten
en geen noemenswaardige voordelen heeft van de eigenschappen van een fondsbegroting
– bijvoorbeeld van de ongelimiteerde eindejaarsmarge en de meerjarige flexibiliteit.
Ook zal het doorschuiven van niet gerealiseerd personeelsbudget niet leiden tot een
structurele doelmatige besteding van die middelen in latere jaren. Daarnaast treden
naar verwachting onwenselijke consequenties op, waaronder met name een disproportionele
verhoogde administratieve last.
Op basis hiervan deel ik uw Kamer mee dat ik voornemens ben om geen personele kosten
gerelateerd aan verwerving, instandhouding of afstoting van materieel op te nemen
in het DMF. Vrijwel alle personele kosten blijven daarmee via de Defensiebegroting
(hoofdstuk 10) verantwoord. Uw Kamer blijft tevens conform de afspraken uit het Defensie
Materieelproces (DMP) (Kamerstuk 27 830, nr. 397 van 1 november 2022) per fase van een materieel-, vastgoed- of wapensysteemgebonden
IT-project adequaat geïnformeerd en betrokken bij het maken van een goede afweging
bij besluitvorming hierover.
De Minister van Defensie, K.H. Ollongren