36 405 Mededeling van de commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's Tussentijdse herziening van het meerjarig financieel kader 2021 – 2027

B BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 augustus 2023

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 5 fiches die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).

Fiche 1: Herziening verordening Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2021–2027

Fiche 2: Voorstel verordening instelling Oekraïne-faciliteit

Fiche 3: Verordening voor een platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP)

Fiche 4: Mededeling, besluit en verordening – introductie nieuwe eigen middelen en terbeschikkingstelling

Fiche 5: Mededeling Europese Economische Veiligheidsstrategie

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra

Fiche 3: Verordening voor een platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP)

1. Algemene gegevens

  • a) Titel voorstel

    Voorstel voor een verordening van het Europese Parlement en de Raad tot de oprichting van het platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP) en wijzigen van Richtlijn 2003/87/EC, Richtlijn (EU) 2021/1058, (EU) 2021/1056, (EU) 2021/1057, (EU) Nr. 1303/2013, (EU) Nr. 223/2014, (EU) 2021/1060, (EU) 2021/523, (EU) 2021/695, (EU) 2021/697 en (EU) 2021/241.

  • b) Datum ontvangst Commissiedocument

    20 juni 2023

  • c) Nr. Commissiedocument

    COM(2023) 335

  • d) EUR-Lex

    https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/ALL/?uri=CELEX:52023PC0335

  • e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing

    Niet opgesteld

  • f) Behandelingstraject Raad

    Raad Algemene Zaken

  • g) Eerstverantwoordelijk ministerie

    Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

  • h) Rechtsbasis

    Artikel 164, Artikel 173, Artikel 175, derde lid, Artikel 176, Artikel 177, Artikel 178, Artikel 182, eerste lid, en Artikel 192, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)

  • i) Besluitvormingsprocedure Raad

    Gekwalificeerde meerderheid

  • j) Rol Europees Parlement

    Medebeslissing

2. Essentie voorstel

a) Inhoud voorstel

Op 20 juni jl. publiceerde de Europese Commissie (hierna: de Commissie) het voorstel voor een verordening tot oprichting van het platform voor strategische technologieën voor Europa (Strategic Technologies for Europe Platform, STEP). STEP is een onderdeel van de Commissiemededeling over de tussentijdse herziening van het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027 (MFK) en de door de Commissie voorgestelde aanpassing van de MFK-verordening, waarover u via een apart BNC-fiche wordt geïnformeerd.

Volgens de Commissie draagt STEP bij aan een weerbare, groene en digitale toekomst voor de Europese industrie en biedt het een oplossing voor de investeringsbehoeftes van de Europese industrie. Het voorstel is een vervolg op verschillende andere Europese voorstellen, zoals het Green Deal Industrial Plan (GDIP)1 en de daarin aangekondigde Net-Zero Industry Act (NZIA),Critical Raw Materials Act (CRMA), en het Temporary Crisis and Transition Framework (TCTF). STEP wordt daarnaast in de recent gepubliceerde mededeling over de Europese economische veiligheidsstrategie2 genoemd als middel om de Europese positie op strategische technologieën te versterken en daarmee risicovolle strategische afhankelijkheden te verminderen, waarover u via een apart BNC-fiche wordt geïnformeerd.

STEP heeft twee doelen: (1) het waarborgen van de Europese leiderschapspositie op kritieke en opkomende technologieën voor de groene en digitale transitie en; (2) het mobiliseren van privaat kapitaal om Europese bedrijven op strategische technologieën internationaal concurrerend te maken door op te schalen. Ook tracht STEP industriële capaciteit op de interne markt op te bouwen en arbeidsmarkt- en vaardigheidstekorten in strategische sectoren te verminderen. STEP moet volgens de Commissie voorwaarden stellen voor een effectiever, efficiënter en gerichter gebruik van bestaande en nieuwe Europese middelen ten behoeve van STEP-doelen. STEP past volgens de Commissie verder binnen het streven van het GDIP om als Unie een wereldwijd leidende positie te behouden in de realisatie van een klimaatneutrale industrie en economie. Tenslotte is STEP ook bedoeld om ongelijke beschikbaarheid van staatssteun te adresseren door op Europees niveau publieke financiering beschikbaar te stellen.

Het STEP-voorstel richt zich op de waardeketens van een aantal kritieke en opkomende technologieën: kennis- en kapitaalintensieve technologie, digitale technologie, schone technologie en biotechnologie. Hieronder vallen de eindproducten, sleutelelementen, specifieke machines en kritieke grondstoffen van deze technologieën. Een technologie is kritiek als deze (1) een innovatief en geavanceerd element met significant economisch potentieel voor de interne markt bevat en/of (2) bijdraagt aan het verminderen of tegengaan van de strategische afhankelijkheden van de EU.

Het STEP-voorstel bevat vier elementen die moeten bijdragen aan het financieren van de doelstellingen: 1) flexibiliteit in bestaande Europese programma's ten behoeve van STEP-doelen; 2) aanvullende middelen voor een aantal bestaande Europese programma’s via het MFK; 3) een kwaliteitslabel dat toegang tot financiering voor STEP-doelen faciliteert; en 4) een digitaal platform met informatie over financieringsmogelijkheden voor STEP-projecten. De totale gevolgen voor het MFK bedragen volgens het voorstel van de Commissie € 10 miljard.

Met het eerste element, flexibiliteit in bestaande Europese programma's ten behoeve van STEP-doelen, beoogt de Commissie ongeveer € 30 miljard te mobiliseren. De Commissie moedigt lidstaten aan om bestaande programma’s binnen de fondsen onder het cohesiebeleid3 te herprioriteren richting STEP-doelen. De Commissie stelt voor om voor deze doelen het EU-cofinancieringpercentage te verhogen naar 100% (varieert nu van 40 tot 85%) en het voorfinancieringspercentage in 2024 te verhogen naar 30% (dit is nu 0,5% per jaar). Ook stelt de Commissie voor de cohesiemiddelen van alle onderontwikkelde en transitieregio’s en in de ontwikkelde regio’s van lidstaten met een bruto binnenlands product (bbp) per capita onder het EU-gemiddelde (periode 2015–2017) open te stellen voor grote bedrijven. Verder verlengt de Commissie de deadline voor de administratieve uitvoering van de cohesieprogramma’s 2014–2020 met twaalf maanden om lidstaten meer flexibiliteit te bieden.

Daarnaast stelt de Commissie voor om lidstaten de mogelijkheid te geven binnen hun nationale Herstel- en Veerkrachtplan (HVP) een bijdrage aan het nationale compartiment van het InvestEU-programma te verhogen van 4% naar 10% van het totale plan. Tevens stelt de Commissie voor om de toepassing van het «do no significant harm» principe aan te passen om het te stroomlijnen met de verordening over het faciliteren van duurzame investeringen en het beleid van uitvoerende partners. Bovendien stelt de Commissie voor om een extra pijler voor projecten ten behoeve van STEP-doeleinden toe te voegen aan het Innovatiefonds, het Europees Defensiefonds (EDF) en de Europese Innovatieraad (European Innovation Council, EIC). Het voorstel geeft de EIC de mogelijkheid om kleine en middelgrote bedrijven met kritieke en strategische technologieën te ondersteunen met kapitaalsteun van boven de € 15 miljoen. Hiermee wil de Commissie financieringsmogelijkheden voor Europese scale-ups vergroten, om zo te voorkomen dat deze bedrijven zich buiten Europa vestigen wegens een gebrek aan toegang tot risicokapitaal op de Europese kapitaalmarkten.

Het tweede element is een ophoging van in totaal € 10 miljard aanvullende middelen voor bestaande Europese programma’s ten behoeve van de STEP-doelen. Hiermee kan volgens de Commissie € 110 miljard aan investeringen in kritieke en strategische technologieën gemobiliseerd worden. Van deze middelen wil de Commissie € 3 miljard (met een 40% provisiepercentage) aan het InvestEU-fonds toevoegen om de garantie hiervan met € 7,5 miljard te verhogen. Daarnaast wil de Commissie € 2,6 miljard toekennen aan de EIC, waarvan € 2,13 miljard gefinancierd wordt via het opnieuw inzetten van decommitteringen en herprogrammering van de bestaande middelen binnen Horizon Europe, en € 0,5 miljard gefinancierd wordt met nieuwe middelen. Hiermee wordt kapitaalsteun gegeven aan kritieke en opkomende startups en scale-ups. Verder wil de Commissie het Innovatiefonds met € 5 miljard verhogen voor lidstaten met een lager bbp dan het EU-gemiddelde. Tevens wil de Commissie het EDF verhogen met € 1,5 miljard voor onderzoek en ontwikkeling in het defensiedomein om aan de vraag naar defensiecapaciteiten te voldoen.

De Commissie stelt als derde element een kwaliteitslabel voor dat de toegang tot financiering voor STEP-doelen faciliteert (Soevereiniteitszegel). De Commissie wil dit label toekennen aan projecten die bijdragen aan STEP-doelen en voldoen aan de voorwaarden voor Horizon Europe, Digital Europe Programme, EU4Health Programme, het EDF of het Innovatiefonds, ongeacht of deze projecten financiering hebben ontvangen uit deze programma’s. Het label bevestigt dat een project bijdraagt aan de STEP-doelen en aan strenge voorwaarden voldoet en ondersteunt volgens de Commissie daarmee private en publieke financiers in hun investeringsbeslissingen. Ook vereenvoudigt het label de toegang tot EU-financiering door cumulatie of gecombineerde financiering uit EU-instrumenten mogelijk te maken. Lidstaten worden aangemoedigd projecten met dit label voorrang te geven binnen het Moderniseringsfonds, Faciliteit voor Herstel en Veerkracht (Recovery and Resilience Facility, RRF), Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+).

Tot slot introduceert de Commissie met STEP het Soevereiniteitsportaal. Dit is een publiek digitaal platform met informatie over en begeleiding naar financieringsmogelijkheden voor STEP-projecten.

De Commissie geeft aan na een evaluatie in 2025 te willen bezien of het nodig is om investeringen verder op te schalen, om zo mogelijk alsnog vorm te geven aan een Europees Soevereiniteitsfonds.

b) Impact assessment Commissie

Voor het voorstel is geen aparte impact assessment gedaan. De Commissie stelt dat het STEP-voorstel wordt uitgevoerd door de samenvoeging en ophoging van bestaande instrumenten waarvoor ten tijde van publicatie al impact assessments zijn uitgevoerd. Het gaat bijvoorbeeld om de fondsen onder het cohesiebeleid, InvestEU en Horizon Europe. Daarnaast bouwt het voorstel volgens de Commissie voort op andere bestaande wetsvoorstellen waar al impact assessments voor zijn uitgevoerd, zoals de Critical Raw Materials Act,4 de Europese Innovatieagenda,5 het Fit-for-55-pakket,6 het staff working document voor de Digital Decade7 en de Europese Chips Act.8 Ook geeft het ten dele invulling aan het financieringsvraagstuk zoals uiteengezet in de op 23 maart jl. gepubliceerde behoeftebeoordeling bij de Net Zero Industry Act.9

Het voorstel vraagt om € 10 miljard aan nieuwe middelen die naar verwachting leiden tot ongeveer € 110 miljard aan extra investeringen in de kritieke technologieën die onder het STEP vallen. Omdat deze bedragen niet direct herleidbaar zijn naar bovenstaande impact assessments en behoeftebeoordeling en de doelen van STEP niet identiek zijn aan die van de genoemde fondsen, zal het kabinet de Commissie verzoeken om alsnog een impact assessment voor het STEP-voorstel uit te voeren, alsmede fiches te publiceren met verdere uitwerking van de behoeftebeoordeling. Daarnaast zal het kabinet aandringen op een toegankelijk instrument, in de zin dat procedures voor bedrijven die aan STEP willen deelnemen zo eenvoudig mogelijk worden vormgegeven.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

De doelen van het STEP-voorstel passen binnen het reeds ingezette Nederlandse industriebeleid. In de Kamerbrief Perspectief op de Economie van 30 juni 2023 benadrukt het kabinet de urgentie en noodzaak van gerichte investeringen voor een innovatieve, weerbare en duurzame economie.10 Dit omvat investeringen in strategische technologieën voor onder andere hoogwaardige digitale diensten, de groene maakindustrie en de circulaire economie. Ook zet het kabinet met de Nationale Grondstoffenstrategie in op het vergroten van de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen.11 Daarnaast wil het kabinet krachten bundelen, door meer aansluiting te zoeken bij Europese initiatieven.

Met het Nationaal Groeifonds stimuleert het kabinet gerichte projecten die zorgen voor economische groei op de lange termijn, zoals Biotech Booster (biotechnologie), GroenvermogenNL (schone technologie), NXTGEN HIGHTECH (kennis-en kapitaalintensieve technologie) en 6G Future Network Services (digitale technologie). Daarnaast is de inzet van het kabinet om het ondernemingsklimaat voor startups en scale-ups uit te bouwen tot het beste van Europa. Op het gebied van kennis- en kapitaalintensieve technologie zet het kabinet met de Strategie Durfkapitaal in op meer transparantie in het aanbod van durfkapitaal en het voortzetten en versterken van bestaande financiering voor startups en scale-ups.12 Op het gebied van digitale technologie heeft het kabinet de Strategie Digitale Economie, waarmee ze de digitalisering van het midden- en kleinbedrijf (mkb) versnelt, digitale innovatie en vaardigheden stimuleert, randvoorwaarden voor digitale markten stelt, de digitale infrastructuur versterkt en cybersecurity een impuls geeft.13 Met het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie zet het kabinet in op verdere en versnelde verduurzaming van het bedrijfsleven in Nederland, onder andere door het stimuleren van private investeringen in schone technologie.14

Het kabinet is voor wat betreft het cohesiebeleid van mening dat het zich met name moet richten op de minst welvarende regio’s. Daarnaast zou het moeten passen binnen de moderniseringsinzet van het kabinet ten aanzien van het MFK. De thematische focus zou wat het kabinet betreft moeten liggen op de thema’s digitalisering, vergroening, innovatie, menselijk kapitaal en sociale inclusie en er moeten stevige links tussen het cohesiebeleid en het Europees Semester en de rule of law blijven.

Voor wat betreft Horizon Europe hecht het kabinet belang aan Europese investeringen in onderzoek & innovatie vanwege de toegevoegde waarde voor zowel het Europese wetenschapsniveau en de concurrentiekracht als het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. Het kabinet acht het van belang dat Horizon Europe de gehele kennisketen, van fundamenteel wetenschappelijk onderzoek tot het opschalen van innovatie, faciliteert, en dat het programma gebaseerd blijft op excellentie en impact. Nederlandse deelnemers doen zeer succesvol mee aan Horizon Europe. Nederland heeft (per 12 april 2023) in totaal ruim € 2 miljard ontvangen van de € 22,3 miljard die de Europese Commissie in het kader van Horizon Europe heeft toegekend. Het retourpercentage voor Nederland komt daarmee op 9,3%15. Ook voor het Innovatiefonds geldt dat het kabinet van mening is dat het excellentie-criterium leidend moet blijven bij het beoordelen van projectvoorstellen.

Het kabinet hecht belang aan de garantiefaciliteiten geboden door het InvestEU programma om waar mogelijk in samenwerking met private financiële marktpartijen te investeren in infrastructuur, onderzoek & innovatie, het vergroten van het aanbod van financiering gericht op mkb, startups en scale-ups, het behalen van de klimaatdoelstellingen en het oplossen van maatschappelijke uitdagingen.

Het voorstel is ook een reactie op recente staatssteunverruimingen. Het kabinet heeft in haar standpunt over die verruimingen het belang van de groene en digitale transities en het mitigeren van risicovolle strategische afhankelijkheden benadrukt, maar ook gewezen op het belang van het gelijk speelveld op de interne markt en het voorkomen van een subsidierace.16

Voor meer informatie over de essentie van het Nederlands beleid ten aanzien van het huidige MFK verwijst het kabinet naar het fiche over de aanpassing van de MFK-verordening.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Het kabinet onderschrijft het doel van de Commissie om de Europese positie in strategische technologieën te versterken en vindt het van belang dat de EU in staat is om risicovolle strategische afhankelijkheden te verminderen of mitigeren, de groene en digitale transities te bewerkstelligen en het toekomstig verdienvermogen te vergroten. Daarnaast steunt het kabinet de ambitie van de Commissie op het gebied van kennis en vaardigheden voor strategische doeleinden. Het voorstel is complementair aan het reeds ingezette kabinetsbeleid op een sterke, weerbare en innovatieve Nederlandse economie en geeft gehoor aan de motie Van Strien die oproept de inzet ten aanzien van Europese gelden aan te laten sluiten bij de ambities van het kabinetsbeleid zoals in eerdergenoemde Kamerbrieven uiteengezet.17 Het kabinet erkent dat de uitdagingen voor het Europees concurrentievermogen groter zijn geworden en dat een aantal relevante EU-programma’s overvraagd zijn.

Het kabinet is echter niet overtuigd van de voorgestelde verhogingen van de MFK-plafonds van in totaal € 10 miljard. Het uitgangspunt van het kabinet is dat eerst gekeken moet worden naar herprioritering binnen de MFK-plafonds en de bestaande speciale instrumenten. Daarbij dient ook te worden opgemerkt dat de Europese Investeringsbank (EIB) recent € 15 miljard extra beschikbaar heeft gesteld vanuit haar eigen kapitaal voor vergelijkbare bestedingsdoelen18.

Deze investeringsprogramma’s kunnen private investeringen aanjagen en versterken de Europese innovatie- en concurrentiepositie. Onderstaande beoordeling apprecieert het voorstel per element. Voor de budgettaire afweging wordt u verwezen naar het BNC-fiche over de tussentijdse herziening van het MFK.

Het kabinet acht het van belang dat de Commissie naast op STEP ook inzet op aanvullend beleid om kritieke en opkomende technologiebedrijven in Europa versneld door te laten groeien. Verdere integratie en verdieping van de kapitaalmarktunie vormt voor de beschikbaarheid van financiering hiervan een belangrijk onderdeel, evenals versterking van de interne markt door het wegnemen van ongerechtvaardigde belemmeringen en meer doelgerichte en uniforme toepassing van interne-marktregels.19 Daarmee kunnen de randvoorwaarden worden gecreëerd voor verdere versterking van het start- en scale-upklimaat in de EU.

De voorgestelde afbakening van STEP tot kennis- en kapitaalintensieve, digitale, schone, en biotechnologie acht het kabinet passend en sluit aan bij staand kabinetsbeleid. Wel is het kabinet voorstander van een verdere definiëring en afbakening van deze technologieën om het instrument zo goed mogelijk te kunnen richten op de cruciale en strategische technologieën. Verder is er in deze context ook aandacht nodig voor het bij elkaar brengen van disciplines over de hele breedte van de wetenschap (inclusief sociale en geesteswetenschappen) zoals genoemd staat in de Kabinetsstrategie Versterken van onderzoeks- en innovatie-ecosystemen van 27 november 202020. Bovendien acht het kabinet het van belang dat er voldoende focus in het voorstel ligt op kennis- en kapitaalintensieve startups en scale-ups en dual-use technologie. Met betrekking tot schone technologieën vindt het kabinet het belangrijk dat STEP bijdraagt aan toepassingen van duurzame Carbon Capture Utilisation (CCU), chemische recycling en biogebaseerde grondstoffen, zoals beschreven in het BNC-fiche voor de NZIA.21 Het kabinet staat positief tegenover de aanmoediging van de Commissie om de onder de NZIA en CRMA als strategisch geoormerkte projecten binnen de Unie voor STEP-steun in aanmerking te laten komen.

Ten aanzien van de flexibiliteit in bestaande Europese programma's ten behoeve van STEP steunt het kabinet de inzet van het voorstel, omdat hiermee verdere versnippering van EU-middelen wordt voorkomen. Ook staat het kabinet positief ten opzichte van de voorgestelde mogelijkheid tot vrijwillige herprogrammering van bestaande middelen, zolang deze de lange termijndoelen van deze fondsen niet ondermijnen. Gezien de vergevorderde invulling van het budget is het echter wel onzeker in hoeverre gebruik zal worden gemaakt van deze flexibilisering, zowel in Nederland als in andere lidstaten.

Omdat de STEP-doelen al deels in lijn zijn met de cohesiedoelen kan het kabinet zich vinden in vrijwillige herprioritering van cohesiemiddelen. Dit sluit aan bij de inzet van het kabinet om het MFK te moderniseren. Het kabinet is wel van mening dat de mogelijkheid tot voorfinanciering van 30% bij cohesiemiddelen voor STEP-projecten te ruim is, in het licht van fraudegevoeligheid en het ontbreken van mogelijkheden tot opschorting bij het niet naleven van vereisten rondom rule of law. Het kabinet is daarnaast zeer kritisch over de mogelijkheid tot 100% EU-cofinanciering bij cohesiemiddelen, in het bijzonder voor grote bedrijven in meer ontwikkelde regio’s. Dit verkleint eigenaarschap bij lidstaten en vermindert het totale beschikbare budget. Het kabinet is terughoudend over de openstelling van het budget voor grote bedrijven in minder ontwikkelde, transitie-, en JTF-gebieden. Aan de ene kant biedt dit mogelijkheden voor een beperkt aantal gebieden in Nederland (de JTF-gebieden en een deel van Noord-Nederland), aan de andere kant is het nu al mogelijk om binnen het JTF grote bedrijven onder specifieke voorwaarden te laten deelnemen. Daarnaast brengt openstelling van het budget voor grote bedrijven in meer-ontwikkelde gebieden voor lidstaten met een bbp per capita lager dan het EU-gemiddelde zorgen over het gelijke speelveld en relocatie van bedrijven met zich mee.22 Deze zorgen heeft het kabinet ook ten aanzien van de aangekondigde verruiming van de Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen.23

Het kabinet kan akkoord gaan met het voorstel tot verlenging van de deadline voor het indienen van documentatie over het vorige MFK (2014–2020). Deze verlenging betekent niet dat projecten een jaar langer krijgen om hun middelen uit te geven, maar richt zich puur op de administratieve afronding van de projecten. Deze aanpassing is voor een goede uitvoering en afronding van de cohesieprogramma’s wenselijk, gezien de hoge druk op de regionale uitvoeringsautoriteiten. Het kabinet wil voor de huidige MFK-periode wel graag vasthouden aan de afgesproken indieningsdeadlines. Het kabinet heeft geen bezwaar tegen de voorgestelde verhoging van de maximale besteding binnen nationale plannen in het kader van de RRF aan het InvestEU-programma van 4% naar 10%. In het Nederlandse HVP wordt geen gebruik gemaakt van deze optie en dit wordt ook niet voorzien voor de toekomst. Daarnaast steunt het kabinet het voorstel om de toepassing van het «do no significant harm» principe te stroomlijnen met de verordening over het faciliteren van duurzame investeringen. Dit draagt bij aan een meer consistente toepassing van dit principe en daarmee aan de bescherming van de leefomgeving.

Het kabinet is in principe geen voorstander van het opnieuw inzetten van decommitteringen, aangezien dit niet in lijn is met de gezamenlijke afspraken tussen de Commissie, de Raad en het Europees Parlement bij het MFK-akkoord.24 Echter, gezien de beperkte ruimte in het MFK kan het kabinet een eenmalige aanpassing van het maximaal afgesproken bedrag aan decommitteringen overwegen indien het kabinet voldoende overtuigd is van de meerwaarde. De ophoging die de Commissie voorstelt is ten behoeve van de EIC, een door het Nederlands mkb veel gebruikt instrument. Zoals gesteld in de kabinetsreactie op het AWTI-advies «Strategisch Samenspel»25 blijft het voor het innovatieve mkb een uitdaging om toegang te krijgen tot Europese onderzoeks- en innovatiefinanciering, mede gezien het beperkte budget voor bijvoorbeeld de EIC. De voorgestelde herprioriteringen en decommitteringen kunnen bijdragen aan de verdere ontwikkeling en versterking van het investeringslandschap rondom risicofinanciering ten aanzien van kennis-en kapitaalintensieve startups. Voor wat betreft de verschuiving van € 0,8 miljard van het budget van pijler II van Horizon Europe naar de EIC, zal het kabinet de Commissie vragen oog te houden voor de budgettaire balans, om te voorkomen dat kleinere thematische clusters door de kritieke ondergrens zakken die nodig is voor een goede onderzoeksprogrammering. Hierdoor kan namelijk de keten van onderzoek en ontwikkeling worden verstoord door verminderde opname, behoud en beschikbaarheid van kennis die benodigd is voor het versterken van de thematische ecosystemen waar de nieuwe hightech start ups ontstaan.

De keuze voor het InvestEU-programma en de EIC sluiten goed aan bij de Nederlandse beleidsdoelen zoals beschreven in de Strategie Durfkapitaal26 die een tekort aan risicofinanciering vaststelt, specifiek voor startups en scale-ups. Het kabinet beoogt dat niet alleen mkb-ondernemers en kleine mid-capondernemingen met beperkte toegang tot bancaire financiering in aanmerking kunnen komen voor InvestEU, maar ook innovatieve mid-capondernemingen zoals gedefinieerd in de richtsnoeren inzake staatssteun ter bevordering van risicofinancieringsinvesteringen27 binnen de reikwijdte moeten vallen, omdat dit juist zeer kennis- en kapitaalintensieve ondernemingen zijn. Daarnaast ziet het kabinet graag verduidelijking tegemoet over de wisselwerking tussen extra bijdragen aan lidstaatcompartimenten, de inzet van door InvestEU ontworpen financieringsproducten voor het EU-compartiment en het ogenschijnlijk ontbreken van toetsing ten aanzien van het gelijk speelveld op de interne markt via de staatssteunkaders. Ook kijkt het kabinet naar andere aanpassingen van het InvestEU-programma om effectiviteit en snelheid van het programma te verbeteren.

Het kabinet onderstreept het strategisch belang van het Innovatiefonds voor de ondersteuning van innovatieve industriële technologie en het aantrekken (en behouden) van groene industrie in de EU. Het Innovatiefonds wordt door Nederlandse bedrijven veel gebruikt. Het kabinet staat negatief tegenover het oormerken van eventuele additionele middelen voor landen met een lager dan gemiddeld bbp per capita. Het excellentiecriterium moet bij het beoordelen van projectvoorstellen leidend blijven omdat dit het meest effectief is en ervoor zorgt dat de beste projectvoorstellen worden gefinancierd. Geografische oormerking heeft negatieve gevolgen voor het gelijk Europees speelveld en maakt het voor Nederlandse projectvoorstellen voor dit deel van de Innovatiefondsgelden onmogelijk om in aanmerking te komen. Bij aanpassingen aan het Innovatiefonds is het van belang dat er geen verwatering plaatsvindt van de oorspronkelijke inzet.

Het kabinet staat positief tegenover de opname van het EDF in het STEP-voorstel als extra pijler met STEP-prioriteiten. Het EDF is specifiek voor Nederland van belang omdat het bijdraagt aan het versterken van de Nederlandse Defensie Technologische en Industriële Basis (NLDTIB) die goed gepositioneerd is binnen EDF-projecten.

Het kabinet steunt de Commissie in haar wens om complexiteit in toegang tot financiering voor bedrijven zoveel mogelijk te reduceren door middel van een Soevereiniteitszegel. Wel vraagt het kabinet zich af of de huidige opzet van dit kwaliteitslabel doelmatig is en kijkt het naar mogelijkheden om aanvullende administratieve lasten zoveel mogelijk te voorkomen en effectiviteit ervan te versterken. Ook ziet het kabinet het risico dat een Soevereiniteitszegel vooral een indicatie is dat een project in aanmerking komt voor (meer) publieke financiering, waardoor private investeerders wellicht juist worden ontmoedigd. Het kabinet zal de Commissie daarom vragen naar de toegevoegde waarde van een Soevereiniteitszegel bij het mobiliseren van private financiering, en hoopt dit ook in een Impact Assessment terug te zien. Het kabinet hecht grote waarde aan het actief betrekken van de private sector bij de uitwerking van de STEP-doelen en zal dit ook onder de aandacht brengen van de Commissie. Voor het kabinet blijft voorop staan dat projecten binnen deze programma’s alleen gefinancierd kunnen worden als ze aan de daarvoor geldende criteria voldoen en de geëigende procedures hebben doorlopen, ongeacht of ze dit label hebben ontvangen. Het kabinet acht het tevens van belang dat consistentie en synergie met andere initiatieven, zoals de NZIA, CRMA en Important Projects of Common European Interest (IPCEIs), duidelijk geborgd is. Ook acht het kabinet het momenteel niet mogelijk om binnen het HVP voorrang te verlenen aan projecten met een Soevereiniteitszegel – waar de Commissie toe aanmoedigt – omdat de maatregelen binnen het HVP al vastliggen.

Het kabinet steunt het voorgestelde Soevereiniteitsportaal omdat dit bijdraagt aan het overzicht en de informatievoorziening voor aanvragers en beleidsmakers. Ook hierbij kijkt het kabinet kritisch naar de doelmatigheid.

Het kabinet verwelkomt de aangekondigde evaluatie van STEP. Het kabinet vindt het evaluatiemoment in 2025 wel vroeg om goed te kunnen beoordelen wat de effecten van STEP zijn. Wat het kabinet betreft is de discussie over een eventueel Europees Soevereiniteitsfonds in de context van de tussentijdse herziening van het MFK niet aan de orde.

Implicaties brede welvaart

Het kabinet acht de impact van het voorstel op de welvaart in brede zin overwegend positief, daarmee voortbouwend op de motie van het lid Van Raan28. Het kabinet kijkt bij welvaart in brede zin naar vier aspecten: kwaliteit van leven voor huidige generaties, kapitaalvoorraden voor latere generaties, grensoverschrijdende effecten en de verdeling van kosten en baten. Het voorstel is gericht op het behalen van de Europese doelen op weerbaarheid, innovatie en duurzaamheid en draagt daarmee bij aan de kwaliteit van leven voor huidige en toekomstige generaties.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

Veel lidstaten steunen de doelstellingen van STEP en de noodzaak om maatregelen te nemen om risicovolle strategische afhankelijkheden te verminderen en de durfkapitaalmarkt verder te versterken ter ondersteuning van Europese weerbaarheid en concurrentiekracht. Ook wordt het door de meeste lidstaten als positief ervaren dat er wordt gekeken naar de stroomlijning en versterking van bestaande fondsen. Veel lidstaten leggen hierbij de link met de Inflation Reduction Act29. De meeste lidstaten zijn echter kritisch op het voorstel € 10 miljard aan additionele middelen vrij te maken voor het STEP-voorstel als onderdeel van de tussentijdse herziening van het MFK. Daarnaast uiten meerdere lidstaten hun zorgen over de administratieve gevolgen van dit voorstel. Lidstaten benoemen tevens dat het STEP-voorstel inbreuk kan maken op het gelijk speelveld op de interne markt.

Het Europees Parlement heeft nog geen formeel standpunt ingenomen. Het voorstel wordt behandeld in de Commissie van het Europees Parlement voor Budget (BUDG) en de Commissie voor Industrie, Onderzoek en Energie (ITRE). Christian Ehler en Fernandes José Manuel (beiden lid van de Europese Volkspartij) zijn aangesteld als rapporteurs vanuit BUDG.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

a) Bevoegdheid

Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief. Het voorstel is gebaseerd op artikelen 164, 173, 175, derde lid, 176, 177, 178, 182, eerste lid, en 192, eerste lid, VWEU. Artikel 164 VWEU geeft de EU de bevoegdheid om uitvoeringsverordeningen met betrekking tot het Europees sociaal fonds vast te stellen. Artikel 173 VWEU biedt een grondslag voor het vaststellen van specifieke maatregelen ter ondersteuning van de activiteiten die in de lidstaten worden ondernomen om ervoor te zorgen dat de omstandigheden aanwezig zijn die nodig zijn voor het concurrentievermogen van de industrie van de Unie, met uitsluiting van enige harmonisering van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten. Artikel 175, derde lid, VWEU omvat de bevoegdheid om noodzakelijke specifieke maatregelen buiten de structuurfondsen om vast te stellen en artikel 177 VWEU om nadere regels, waaronder de taken, prioritaire doelstellingen, organisatie en eventuele samenvoeging van fondsen vast te stellen. Artikel 176 VWEU is de rechtsgrondslag voor het Europees Fonds voor regionale Ontwikkeling (EFRO) en 178 VWEU biedt de bevoegdheid hieromtrent toepassingsverordeningen vast te stellen. Artikel 182, eerste lid, VWEU geeft de EU de bevoegdheid om een meerjarenkaderprogramma met betrekking tot de activiteiten van de Unie vast te stellen. Artikel 192, eerste lid, VWEU biedt de bevoegdheid om de activiteiten vast te stellen die de EU moet ondernemen om de in artikel 191, eerste lid, VWEU genoemde milieudoelstellingen te halen.

Het kabinet kan zich vinden in deze wettelijke basis. De voorgestelde rechtsgrondslagen komen overeen met de rechtsgrondslagen die de EU-wetgever heeft gebruikt voor de vaststelling van de relevante EU-fondsen en instrumenten en/of de daarvoor benodigde uitvoeringsbepalingen. Gezien het feit dat het huidige voorstel synergie tussen de verschillende fondsen en instrumenten beoogt te realiseren en ook specifieke wijzigingen in de relevante wetgeving voor deze fondsen en instrumenten aanbrengt, is het samenstel van de verschillende rechtsgrondslagen noodzakelijk en correct.

Op het terrein van de interne markt, sociaal beleid, economische, sociale en territoriale samenhang, en milieu is krachtens artikel 4, tweede lid, onder a-c en e, VWEU sprake van een gedeelde bevoegdheid tussen de EU en de lidstaten. Op grond van artikel 4, lid 3, VWEU beschikt de EU over een parallelle bevoegdheid op het terrein van onderzoek en technologische ontwikkeling.

b) Subsidiariteit

Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit van het voorstel is positief. De verordening heeft twee doelen: (1) het behouden en verkrijgen van de Europese leiderschapspositie op kritieke en opkomende technologieën voor de groene en digitale transitie en; (2) het mobiliseren van privaat kapitaal om Europese bedrijven op strategische technologieën internationaal concurrerend te maken. Het voorstel beoogt dit te bereiken door het aanpassen en verbeteren van de relevante EU-fondsen en financiële instrumenten op het vlak van effectiviteit, doel en synergie in het licht van de voornoemde doelstellingen. Dit streven kan niet of onvoldoende door de lidstaten op centraal, regionaal of lokaal niveau worden verwezenlijkt. Het voorstel beoogt bestaande instrumenten te versterken die al op EU-niveau zijn opgezet. Behandeling op EU-niveau is daarmee noodzakelijk. Voor zover het voorstel ook betrekking heeft op de inzet van nationale financiële middelen en de nationale (her)prioritering van programma’s en projecten, hangen dit soort besluiten ook onlosmakelijk samen met EU-middelen en instrumenten omdat de middelen als cofinanciering (naast EU-gelden) worden ingezet. Daarmee is ook voor dat deel behandeling op EU-niveau noodzakelijk. Om deze redenen is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.

c) Proportionaliteit

Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is deels positief, deels negatief. De verordening heeft twee doelen: (1) het behouden en verkrijgen van de Europese leiderschapspositie op kritieke en opkomende technologieën voor de groene en digitale transitie en; (2) het mobiliseren van privaat kapitaal om Europese bedrijven op strategische technologieën internationaal concurrerend te maken. Het kabinet ondersteunt de doelen van het voorstel en is van mening dat aanpassingen aan de bestaande fondsverordeningen, zoals wordt voorgesteld, een gedeeltelijke bijdrage kunnen leveren aan het bereiken van deze doelen. De keuze voor een verordening sluit goed aan bij de wettelijke kaders van de relevante EU-fondsen en instrumenten zoals het EFRO, het JTF maar ook Invest-EU. Daarnaast gaat het voorstel niet verder dan noodzakelijk, omdat de (her)prioritering van fondsgerelateerde middelen ter discretie van de lidstaten wordt gelaten.

De proportionaliteit ten aanzien van de door de Commissie voorgestelde verhogingen van het MFK-plafonds wordt door het kabinet echter als negatief beoordeeld (zie BNC-fiche MFK-verordening). Uitgaven die voorzienbaar waren tijdens de onderhandelingen over het huidige MFK passen niet bij een tussentijdse herziening. Daarmee gaat het voorstel van de Commissie voor budgetverhoging verder dan noodzakelijk. Enkel onvoorziene omstandigheden die niet binnen het plafond kunnen worden opgevangen dienen in overweging te worden genomen. Diverse onderdelen van STEP sluiten aan bij voor Nederland prioritaire beleidsterreinen, die ook onderdeel waren van de Nederlandse onderhandelingsinzet bij het MFK 2021–2027. De voorstellen die de Commissie toen niet in wilde passen onder de MFK-plafonds, zijn dan ook niet als onvoorzien aan te merken, en kunnen nu niet extra bovenop de MFK-plafonds worden toegevoegd.

Daarnaast oordeelt het kabinet dat zowel de mogelijkheid tot een eenmalige verhoogde voorfinanciering van 30%, als de mogelijkheid tot 100% EU-cofinanciering van STEP-projecten niet proportionele maatregelen zijn om het doel van STEP te bereiken. Het kabinet begrijpt dat er stimulerende maatregelen nodig zijn om het investeren in de STEP-doelen aantrekkelijk te maken, maar het kabinet is van mening dat een verhoging van de voorfinanciering tot 30% en een verhoging van de cofinanciering tot 100% niet noodzakelijk zijn om tot het gewenste resultaat te leiden. Het kabinet vindt dat de noodzaak in het voorstel van de Commissie om de voorfinanciering te verhogen van 3,5% over 7 jaar naar 30% eenmalig in 2024 onvoldoende onderbouwd is.

Ten slotte ondersteunt het kabinet de Commissie in haar wens om complexiteit in toegang tot financiering voor bedrijven zoveel mogelijk te reduceren door middel van een Soevereiniteitszegel. Het is echter op dit moment onduidelijk in hoeverre een Soevereiniteitszegel kan bijdragen aan de voornoemde doelstellingen, omdat de oormerking van projecten als zijnde geschikt voor (meer) publieke financiering, private investeerders juist kan ontmoedigen deze projecten te financieren.

5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

a) Consequenties EU-begroting

De Commissie geeft in het voorstel aan € 10 miljard aan nieuwe middelen voor STEP beschikbaar te maken en de vastleggingen- en betalingsplafonds hiervoor te verhogen. € 5 miljard moet ten goede komen aan het Innovatiefonds, € 3 miljard aan het InvestEU-programma (heading 1), € 1,5 miljard aan het EDF (heading 5), en € 0,5 miljard aan de EIC (onderdeel van Horizon Europe, heading 1). Daarnaast stelt de Commissie voor om binnen Horizon Europe € 2,1 miljard vrij te maken voor de EIC, dit bestaat uit € 0,8 miljard aan herprogrammering vanuit pilaar II (mondiale uitdagingen en Europese industrieel concurrentievermogen), € 0,1 miljard aan terugbetalingen uit de Horizon 2020 pilot voor de EIC, en € 1,2 miljard uit gebruik van decommitteringen (budget beschikbaar doordat projecten van Horizon Europe en haar voorgangers niet zijn geïmplementeerd).

De inzet van het kabinet is dat een eventuele MFK-herziening binnen de kaders van het MFK wordt opgevangen door gebruik te maken van bestaande middelen en waar mogelijk herprioritering binnen het MFK ten behoeve van voor NL prioritaire beleidsterreinen.

Voor gedetailleerdere informatie over de MFK-plafonds en de effecten van het STEP-voorstel op de raming van de Nederlandse afdracht aan de EU verwijs ik u naar het fiche over de aanpassing van de MFK-verordening dat u separaat ontvangt.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden

Indien de uitvoeringsorganisaties van EFRO, JTF en/of ESF+ gebruik gaan maken van de mogelijkheden die het voorstel biedt, zal dit gevolgen hebben voor de uitvoeringskosten, waar onder personele inzet van de (mede)overheden die deze uitvoeringsorganisaties onder hun hoede hebben.

Het kabinet is van mening dat eventuele EU-afdrachten (generaal dossier) gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting. De precieze budgettaire gevolgen van het pakket zijn in deze fase nog niet bekend, en afhankelijk van verdere Europese besluitvorming en nationale politieke keuzes bij de uitwerking. Deze gevolgen zullen, indien aan de orde, conform de regels van budgetdiscipline worden ingepast op de Rijksbegroting.

c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger

Omdat er geen impactanalyse is uitgevoerd voor dit voorstel is het niet goed mogelijk een inschatting te maken van de mogelijke regeldrukeffecten voor het bedrijfsleven. Het kabinet zal de Commissie vragen alsnog een impactanalyse uit te voeren, waarbij de inzet zal zijn om de regeldruk zo veel mogelijk te beperken. Wel geeft de Commissie aan dat STEP de voorwaarden moet stellen voor een effectiever, efficiënter en gerichter gebruik van bestaande Europese middelen. Het is echter zonder impact assessment niet mogelijk in te schatten of dit ook echt tot verminderde regeldruk zal leiden. Ook het Soevereiniteitsportaal zou moeten bijdragen aan een gemakkelijkere informatievoorziening voor burgers en bedrijven.

Het kabinet zet zich in voor het verminderen van administratieve lasten van de EU-programma’s en zet zich er voor in dit in het STEP-voorstel te bewerkstelligen.

d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten

In potentie draagt het STEP-voorstel bij aan het versterken van de positie van de EU in strategische waardeketens van de toekomst en het langetermijnconcurrentievermogen van de EU. Om dit te bereiken is het echter wel noodzakelijk dat de middelen ten behoeve van de STEP-doelen toegankelijk zijn voor alle lidstaten binnen de EU en er zekerheid kan worden ontleend aan deze financiering. In het huidige voorstel kunnen lidstaten met een grote cohesie-enveloppe hun grote bedrijven substantieel meer gaan steunen, terwijl meer welvarende lidstaten met een kleine cohesie-enveloppe dit niet kunnen behalve in hun minder ontwikkelde regio’s. Dit kan leiden tot een verstoring van het gelijk speelveld binnen de EU en daarmee schadelijk zijn voor het concurrentievermogen.

Het voorstel van de Commissie kent geopolitieke aspecten. De Commissie doet voorstellen om de mondiale positie van de EU te versterken, zonder dat het samenwerking met andere landen uitsluit.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

Het voorstel heeft op grond van een eerste voorlopige inschatting geen gevolgen voor nationale en decentrale regelgeving. Wel kan het gevolgen hebben voor de uitvoering van EU-programma’s en de daarvoor geldende beleidsregels en richtsnoeren, maar dit zal niet tot moeilijkheden leiden. Het verlengen van de deadline met 12 maanden voor het indienen van documentatie van de cohesieprogramma’s 2014–2020, zal juist verlichting geven aan de uitvoeringsautoriteiten. Het voorstel bevat geen lex silencio positivo en sluit aan bij de besluitvormingsprocessen zoals reeds voorzien in de reeds geldende fondsverordeningen en andere EU-instrumenten. Het voorstel bevat geen bepalingen voor handhaving of sanctionering.

b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

N.v.t.

c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

Het voorstel voorziet in een inwerkingtreding de dag na publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie. De voorgestelde datum van inwerkingtreding wordt haalbaar geacht nu er geen gevolgen zijn voor de wet- en regelgeving en de voorgestelde aanpassingen onderdeel moeten worden van de uitvoeringspraktijk. Daarvoor is wel van belang dat gedurende het onderhandelingsproces voldoende duiding en uitleg wordt verkregen over het beoogde effect van de voorgestelde wijzigingen en wat dit betekent voor de uitvoeringspraktijk in de lidstaten. Dit met het oog op het effectief kunnen uitvoeren van het voorstel en hierop tijdig voorlichting te kunnen geven aan ondernemers, programmamanagers etc.

d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

Het voorstel zal in 2025 worden herzien.

e) Constitutionele toets

Niet van toepassing.

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

Het voorstel van de Commissie om een Soevereiniteitszegel en Soevereiniteitsportaal te introduceren kan mogelijk implicaties hebben voor uitvoering en/of handhaving. Het kabinet zet erop in om aanvullende administratieve lasten zoveel mogelijk te voorkomen.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

N.v.t.


X Noot
1

A Green Deal Industrial Plan for the Net-Zero Age (Kamerstuk 22 112, nr. 3607).

X Noot
3

Economisch Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Cohesiefonds en het Fonds voor een Rechtvaardige Transitie (Just Transition Fund, JTF).

X Noot
4

EC SWD/2023/161 final.

X Noot
5

EC SWD/2019/330 final/2.

X Noot
6

EC SWD/2020/176 final.

X Noot
7

EC SWD/2021/247 final.

X Noot
8

EC SWD/2022/147 final.

X Noot
9

EC SWD/2023/68 final.

X Noot
10

Kamerstuk 2023Z12456.

X Noot
11

Kamerstuk 32 852, nr. 224.

X Noot
12

Kamerstuk 32 637, nr. 567.

X Noot
13

Kamerstuk 26 643, nr. 941.

X Noot
14

Kamerstuk 29 826, nr. 176.

X Noot
15

Kamerstuk 21 501-30, nr. 579.

X Noot
16

Zie o.a. Kamerstuk 21 501-30, nr. 574.

X Noot
17

Kamerstuk 33 009, nr. 126.

X Noot
19

Kamerstuk 22 112, nr. 3437.

X Noot
20

Kamerstuk 33 009, nr. 96.

X Noot
21

Kamerstuk 22 112, nr. 3673.

X Noot
22

Lidstaten met een lager bbp per capita dan het EU-gemiddelde op het moment van publicatie voorstel: Bulgarije, Cyprus, Estland, Griekenland, Hongarije, Italië, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië.

X Noot
23

2021/C 153/01 (PB C 153).

X Noot
24

Het opnieuw inzetten van decommitteringen is een mogelijkheid uit het Financieel Regelement van de Unie (artikel 15(3)). Dit betekent dat vastleggingen die niet of gedeeltelijk niet uitgevoerd worden opnieuw ingezet kunnen worden voor het onderzoeksprogramma waarvoor deze bedoeld waren. Deze mogelijkheid is in het huidige MFK in een gezamenlijke verklaring van de Commissie, Raad en het Europees Parlement bij het MFK-akkoord gelimiteerd op maximaal 0,5 miljard euro. Dit bedrag is al bereikt en volledig geoormerkt. De voorgestelde 1,2 miljard euro betreft dus aanvullende inzet van decommitteringen.

X Noot
25

Kamerstuk 2023D26944.

X Noot
26

Kamerstuk 32 637, nr. 567.

X Noot
27

Innovatieve mid-caponderneming: een mid-caponderneming waarvan de O&O- en innovatiekosten, in de zin van de algemene groepsvrijstellingsverordening, bedragen: a) ten minste 15% van haar totale exploitatiekosten in ten minste één van de drie jaren voorafgaande aan de eerste investering in het kader van de risicofinancieringssteunmaatregel, of b) ten minste 10% per jaar van haar totale exploitatiekosten in de drie jaar voorafgaande aan de eerste investering in het kader van de risicofinancieringssteunmaatregel.

X Noot
28

Kamerstuk 35 377, nr. 19.

X Noot
29

De Amerikaanse Inflation Reduction Act bevat een stimuleringspakket voor de verduurzaming van de Amerikaanse economie en infrastructuur, verlaging van zorgpremies en medicijnprijzen, en nieuwe belastingregels voor zeer grote bedrijven. Inflation Reduction Act (rvo.nl).

Naar boven