Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor
Justitie en Veiligheid. De antwoorden op de vragen van de bij het verslag betrokken
fracties zijn in volgorde van het verslag beantwoord.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van JA21
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft eind 2024 besloten om de neutrale uitstraling
van de buitengewoon opsporingsambtenaar (boa) juridisch te borgen in een algemene
maatregel van bestuur (AMvB) die naar verwachting in 2025 in werking treedt.1 Dat betekent dat boa’s straks geen zichtbare persoonlijke uitingen, zoals een hoofddoek
meer mogen dragen tijdens hun dienst, zo concluderen de leden van de fractie van JA21.
Met onderhavige wetsvoorstel worden de regels over de bewapening en uitrusting van
boa’s op het niveau van een AMvB gesteld. Momenteel zijn de regels over de bewapening
en de uitrusting van boa's opgenomen in de Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar.
Op dit moment zijn er een aantal gemeenten in Nederland die boa’s toestaan persoonlijke
uitingen, zoals een hoofddoek, te dragen, aldus de leden van de fractie van JA21.
Genoemde leden vragen de regering of het correct is dat dit wetsvoorstel eerst aangenomen
moet worden alvorens de Minister zijn voornoemde besluit over het niet mogen dragen
van zichtbare persoonlijke uitingen bij boa’s tijdens hun dienst kan implementeren.
Het wetsvoorstel bevat geen grondslag om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur
regels te stellen over de kleding van buitengewoon opsporingsambtenaren. De grondslag
van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar
in verband met de instelling van een verbod op het dragen van zichtbare uitingen van
godsdienst of levensovertuiging voor geüniformeerde buitengewoon opsporingsambtenaren,
dat op 19 december 2024 in internetconsultatie is gegeven,2 is dan ook niet gelegen in het onderhavige wetsvoorstel, maar in artikel 142, vierde
lid, van het Wetboek van Strafvordering. Daarin wordt bepaald dat bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur regels worden gegeven omtrent onder andere de instructie
van de buitengewoon opsporingsambtenaren. Op grond hiervan wordt in het ontwerpbesluit
vastgelegd dat de buitengewoon opsporingsambtenaar die bij zijn taakuitoefening een
uniform of bedrijfskleding draagt, zich in contact met het publiek dient te onthouden
van het dragen van zichtbare uitingen van godsdienst of levensovertuiging.
Het antwoord op de vraag van de leden van de fractie van JA21 is daarmee ontkennend.
Ook informeren zij of de regering kan aangeven welk tijdpad er nu wordt aangehouden
om tot dit verbod te komen.
De internetconsultatie van het ontwerpbesluit is inmiddels geëindigd. Op dit moment
worden de uitgebrachte consultatieadviezen verwerkt. Vervolgens zal het ontwerpbesluit,
na behandeling in de ministerraad, voor advies worden aangeboden aan de Afdeling advisering
van de Raad van State. De inspanningen zijn erop gericht de algemene maatregel van
bestuur voor het einde van dit jaar in werking te laten treden.
Ten slotte vragen zij in dit verband of het correct is dat door het instellen van
de AMvB dit beleid ook landelijk gehandhaafd gaat worden.
Het verbod op het dragen van zichtbare uitingen van levensovertuiging of godsdienst
wordt in eerste instantie gehandhaafd door de werkgever van de buitengewoon opsporingsambtenaar.
Conform het bestaande toezichtstelsel ziet de direct toezichthouder (veelal de korpschef)
op grond van artikel 39, eerste lid, Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar toe
dat de buitengewoon opsporingsambtenaar het gestelde in hoofdstuk 5 van dat besluit
naleeft. De Minister van Justitie en Veiligheid kan in laatste instantie de opsporingsbevoegdheid
beëindigen dan wel opschorten, indien de buitengewoon opsporingsambtenaar de aanwijzingen
van de direct toezichthouder niet nakomt of zich anderszins niet aan de voorschriften
van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar houdt (zie artikel 35, tweede lid,
onderdelen c en d, van voornoemd besluit).
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D.M. van Weel