36 379 Wijziging van de Woningwet in verband met het regelen van een grondslag voor het verwerken van het burgerservicenummer van woningzoekenden door toegelaten instellingen en woonruimteverdelers in verband met het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets

Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 3 oktober 2023

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken naar aanleiding van het wetsvoorstel tot wijziging van de Woningwet in verband met het regelen van een grondslag voor het verwerken van het burgerservicenummer van woningzoekenden door toegelaten instellingen en woonruimteverdelers in verband met het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets.

Ik dank de leden van de VVD-fractie, de D66-fractie, de CDA-fractie, de SP-fractie en de ChristenUnie-fractie voor hun bijdragen.

Ik ben verheugd met de bijdragen van de verschillende fracties aan het verslag. In deze beantwoording wordt zoveel mogelijk de hoofdstukindeling van het verslag gevolgd.

Inhoudsopgave

blz.

           

I

Algemeen

2

 

1.

Inhoud van het voorstel

3

   

1.1

Het maatschappelijke probleem

3

     

1.1.1

Inkomenstoets voor toewijzing van een sociale huurwoning – bestaande praktijk

3

   

1.2

De voorgestelde oplossing – digitale gegevensdeling voor inkomenstoets

4

     

1.2.1

Pilot digitale inkomenstoets

4

     

1.2.2

Beheervoorziening BSN

5

   

1.3

Woningcorporatie en de woonruimteverdeler – taken en rollen in het woonruimteverdeelproces

5

   

1.4

Aanwijzing van woningcorporaties en woonruimteverdelers

6

   

1.5

Uitvoering, werkwijze bij het digitaal delen van gegevens voor de Inkomenstoets

7

   

1.6

Bescherming van de privacy

9

     

1.6.1

Beveiliging en bewaartermijnen

9

 

2.

Advies en consultatie

10

I. Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken behorend bij de Wijziging van de Woningwet in verband met het regelen van een grondslag voor het verwerken van het burgerservicenummer van woningzoekenden door toegelaten instellingen en woonruimteverdelers in verband met het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets en hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorgenomen wijziging van de Woningwet in verband met grondslag voor het verwerken van het burgerservicenummer van woningzoekenden door toegelaten instellingen en woonruimteverdelers in verband met het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets. Deze leden hebben nog enkele vragen die ze aan de regering wil voorleggen, vooral toegespitst op het bewaken van de privacy van woningzoekenden met betrekking tot deze wijziging.

Zij begrijpen de wens om het BSN te gebruiken bij het kunnen uitvoeren van een inkomenstoets voor de toewijzing van een sociale huurwoning, ook om fouten en fraude tegen te gaan. Zij hebben tegelijkertijd het beschermen van de privacy hoog in het vaandel staan. Daarom vragen zij zich af of bevestigd kan worden dat het BSN nergens anders voor gebruikt mag worden dan de onderhavige inkomenstoets.

Het klopt dat het BSN op grond van dit voorstel nergens anders voor mag worden gebruikt dan de doeleinden die zijn opgenomen in artikel 46, vijfde lid, van de Woningwet, zoals ingevoegd met het wetsvoorstel: «ten behoeve van de registratie van de inschrijving van die woningzoekende en ten behoeve van de inkomensvaststelling, bedoeld in het tweede lid.» Deze doelen zijn uitputtend en worden beschreven in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel:

  • vaststellen dat de persoon voor wie het inkomen digitaal wordt verstrekt, ook de persoon is die al een bepaalde periode ingeschreven staat. Zoals omschreven is in de toelichting is dit noodzakelijk omdat inschrijvingsduur een bepalende factor is voor het verkrijgen van een sociale huurwoning, daarom is het essentieel om met zekerheid de inschrijvingsduur vast te stellen van een persoon die reageert op een sociale huurwoning;

  • de digitale inkomensverstrekking: het met zekerheid kunnen vaststellen dat het inkomen ook daadwerkelijk bij dit BSN hoort.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging van de Woningwet in verband met het regelen van een grondslag voor het verwerken van het burgerservicenummer van woningzoekenden door toegelaten instellingen en woonruimteverdelers in verband met het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets.

Deze leden zijn benieuwd hoe het vrijwilliger karakter van de digitale gegevensdeling gehandhaafd blijft. Hoe wordt voorkomen dat woningcorporaties en woonruimteverdelers heimelijk een digitale procedure verplicht stellen (bijvoorbeeld om woonfraude te voorkomen)?

Het vrijwillige karakter van de digitale methode om het inkomen te verstrekken blijft gehandhaafd doordat dit wettelijk is geborgd in het voorstel. Het wetsvoorstel schrijft voor dat er altijd sprake moet zijn van instemming van de woningzoekende met digitale gegevensdeling, en dat woningzoekende de instemming op ieder moment kan intrekken.

Als woningzoekende niet instemt met de digitale methode, dan moet de woningcorporatie een alternatief bieden om aan haar wettelijke taak van het toewijzen van sociale huurwoningen en het daarbij verrichten van de inkomenstoets te kunnen voldoen. In de aansluitvoorwaarden voor gebruik die door Logius worden vastgesteld, waar een woningcorporatie of woonruimteverdeler zich aan verbindt voordat zij toegang kunnen krijgen tot de beheervoorziening BSN, is nader geëxpliciteerd dat de woningcorporatie of woonruimteverdeler een alternatief proces moet aanbieden dat zodanig is ingericht dat de woningzoekende die zijn gegevens niet digitaal kan of wil verstrekken niet wordt uitgesloten van de toewijzing van de door hem gewenste sociale huurwoning.

De mogelijkheden voor woningzoekenden die onterecht niet een sociale huurwoning krijgen toegewezen, zijn gelijk als in de bestaande situatie. Daaraan verandert het wetsvoorstel niets. Deze woningzoekenden kunnen hierover desgewenst een klacht indienen, bijvoorbeeld bij de onafhankelijke klachten- en geschillencommissie van de woningcorporatie, of bij de (regionale) klachtencommissie woonruimteverdeling in die gemeenten waar een dergelijke klachtencommissie bestaat.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de bovengenoemde wijziging. Deze leden hebben nog enkele vragen.

Zij vragen de regering wat deze wijziging betekent voor de inkomensafhankelijke huurverhoging. In hoeverre mag de inkomensafhankelijke huurverhoging doorgevoerd worden zonder de huurder van de inkomensnavraag in kennis te stellen?

Deze wijziging heeft geen betrekking op de inkomensafhankelijke huurverhoging, en heeft hiervoor evenmin gevolgen. De methode met het digitaal verstrekken van het inkomen betreft een wijziging van de methode waarmee het inkomen voor de inkomenstoets kan worden aangeleverd voor de toewijzing van een sociale huurwoning. Deze inkomensgegevens mag de corporatie of woonruimteverdeler enkel voor dit doel gebruiken. Dit staat zodoende los van de inkomensafhankelijke huurverhoging, die aan de orde kan zijn gedurende huurperiode en de gegevens die hiervoor gedeeld mogen worden.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennis genomen van de Wijziging van de Woningwet in verband met het regelen van een grondslag voor het verwerken van het burgerservicenummer van woningzoekenden door toegelaten instellingen en woonruimteverdelers in verband met het digitaal delen van gegevens voor de inkomenstoets. Zij hebben daarbij nog enkele vragen.

1. Inhoud van het voorstel

1.1 Het maatschappelijke probleem

1.1.1 Inkomenstoets voor toewijzing van een sociale huurwoning – bestaande praktijk

De leden van de VVD-fractie lezen dat de woningcorporaties een inkomenstoets moeten uitvoeren, voordat zij een sociale huurwoning aan een woningzoekende mogen toewijzen. De toewijzingsregels regels zorgen er op hun beurt voor dat woningcorporaties sociale huurwoningen toewijzen aan de doelgroep voor wie sociale huurwoningen bestemd zijn. Deze leden vragen de regering of zij kan toelichten wat de mogelijkheden zijn met betrekking tot het uitvoeren van een inkomenstoets voor scheefhuurder. (1)

Zij zijn daarnaast van mening dat het uitvoeren van de inkomenstoets woningcorporaties in staat stelt om te zien of de gevraagde sociale huur nog gepast is. Mensen met een te hoog inkomen gaan dan een hogere huur betalen, zodat de sociale huurwoningen daadwerkelijk naar de mensen gaan die het hardst nodig hebben. Deze leden vragen de regering hoe een systeem om de inkomenstoets uit te voeren voor de hogere inkomens er precies uit zou gaan zien. (2)

1) Het voorliggende wetsvoorstel gaat over de inkomenstoets die moet worden uitgevoerd bij woningtoewijzing. Dit staat zodoende los van eventuele latere situaties van «scheefwonen».

2) Het voorliggende wetsvoorstel gaat over de inkomenstoets die moet worden uitgevoerd bij woningtoewijzing. Dit raakt enkel aan «hogere inkomens» in zoverre dat bij deze inkomenstoets bepaald wordt of een huishouden een inkomen heeft onder de inkomensgrenzen voor een sociale huurwoning, zoals nu ook reeds het geval is. Er vindt gedurende de huurperiode van een huurder geen inkomenstoets plaats. Wel kan een verhuurder gedurende de huurperiode gebruik maken van de bestaande systematiek voor de inkomensafhankelijke huurverhoging.

Allereerst constateren de leden van de ChristenUnie-fractie dat de regering de nadelen van de bestaande praktijk rond de inkomenstoets, waarbij de woningzoekende zelf een aanvraag doet bij de belastingdienst, helder schetst. Deze nadelen liggen in de omslachtigheid, foutgevoeligheid en fraudegevoeligheid. Tegelijkertijd kan de huidige praktijk ook voordelen hebben. Deze leden vragen de regering deze voordelen van de huidige praktijk te schetsen en aan te geven waarom deze voordelen niet opwegen.

Het voordeel van de huidige praktijk is dat deze voor alle woningzoekenden uitvoerbaar is: er worden geen digitale vaardigheden vereist. Dat is een belangrijk aspect, en om die reden blijft deze mogelijkheid ook bestaan. Er zijn echter voor de woningzoekenden die dit willen en voor woningcorporaties en woonruimteverdelers voordelen te behalen met de digitale inkomensverstrekking in de vorm van minder tijdsbesteding, meer gebruiksgemak en minder risico op fouten en fraude.

1.2 De voorgestelde oplossing – digitale gegevensdeling voor inkomenstoets

1.2.1 Pilot digitale inkomenstoets

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom de regering kiest om het BSN te gaan hanteren, in plaats van in te zetten op verbetering van het gebruik van de BRP-gegevens om «matchingsproblemen» tegen te gaan.

Het is inherent aan het gebruik van BRP-gegevens dat in veel gevallen niet eenduidig en geautomatiseerd kan worden vastgesteld dat het inkomen dat werd verstrekt bij het reageren, bij dezelfde persoon hoort die zich vaak jaren eerder heeft ingeschreven als woningzoekende. Dit is door verbetering van BRP-gegevens niet op te lossen en door gebruik van het BSN wél. Denk daarbij aan de volgende situaties. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van afwijkende schrijfwijzen van namen, bijvoorbeeld doordat iemand zich bij inschrijving bij de woningcorporatie heeft ingeschreven met gebruik van het initiaal behorend bij zijn roepnaam terwijl dat initiaal afwijkt van het initiaal van de doopnaam. Of bijvoorbeeld wanneer een huurder met twee voornamen bij de woningcorporatie staat ingeschreven op basis van één initiaal in combinatie met de achternaam, terwijl diegene in de BRP geregistreerd staat onder beide initialen. Een verbetering van het BRP-gegeven zou dit probleem onvoldoende kunnen oplossen.

Ook heeft gebruik van het BSN het bijkomend voordeel dat het bijdraagt aan het voorkomen van fraude met inschrijvingsduur, bijvoorbeeld door opzettelijke persoonsverwisseling waarbij de inschrijfduur van een persoon wordt overgenomen door een andere persoon die zo een woning toegewezen kan krijgen terwijl die persoon niet de langste inschrijfduur heeft onder de ingeschreven woningzoekenden.

Tot slot levert het gebruik van BSN een verdere vereenvoudiging en vergemakkelijking op ten opzichte van het gebruik van de BRP-gegevens. Het gebruik van BSN vergt voor de woningcorporatie minder handelingen om het inkomensgegeven te verkrijgen en in de administratie te verwerken.

1.2.2 Beheervoorziening BSN

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering de gevolgen van dit wetsvoorstel te schetsen voor mensen die geen DigiD bezitten.

Dit wetsvoorstel heeft geen gevolgen voor mensen die geen DigiD bezitten. Voor het gebruik van de digitale verstrekking van de relevante gegevens heeft een woningzoekende een DigiD nodig, maar uit de wet vloeit ook voort dat woningcorporaties en woonruimteverdelers aan de woningzoekenden die de digitale methode niet kunnen of willen toepassen een alternatieve route moeten aanbieden. In de aansluitvoorwaarden voor gebruik die door Logius worden vastgesteld, waar een woningcorporatie of woonruimteverdeler zich aan verbindt voordat zij toegang kunnen krijgen tot de beheervoorziening BSN, is nader geëxpliciteerd dat de woningcorporatie of woonruimteverdeler een alternatief proces moet aanbieden dat zodanig is ingericht dat de woningzoekende die zijn gegevens niet digitaal kan of wil verstrekken niet wordt uitgesloten van de toewijzing van de door hem gewenste sociale huurwoning.

1.3 Woningcorporatie en de woonruimteverdeler – taken en rollen in het woonruimteverdeelproces

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat veel woningcorporaties gebruik maken van een woonruimteverdeler. Dit maakt het gegevensbeheer ingewikkelder. Deze leden lezen dat de regering beide varianten van gegevensverwerking een grondslag wil geven. Dit betekent dat zowel de woonruimteverdeler als de woningcorporatie verwerkingsverantwoordelijk kan zijn. Deze leden vragen de regering toe te lichten waarom er ook voor gekozen wordt de woonruimteverdeler verwerkingsverantwoordelijk te laten zijn. Zij vragen de regering hier welk belang hiermee gediend wordt. Zij vragen of de privacyschending van woningzoekenden daarmee niet nodeloos geschaadt wordt?

Hiervoor is gekozen omdat het in de praktijk regelmatig voorkomt dat woningzoekenden zich inschrijven bij een woonruimteverdeler, en dat bij inschrijving nog niet bekend is bij welke woningcorporatie de woningzoekende uiteindelijk terecht zal komen. Veel woningcorporaties werken met een woonruimteverdeler. Deze partijen verrichten voor de woningcorporatie (of voor meerdere woningcorporaties in de regio) werkzaamheden ten behoeve van het registreren van de inschrijving en de inschrijvingsduur van woningzoekenden, het tonen van het woningaanbod van de deelnemende woningcorporaties, en het contact met woningzoekenden tijdens een groot deel van het proces, tot aan het moment dat woningzoekende op een woning reageert. Wanneer de woningzoekende reageert op een vrijgekomen sociale huurwoning en wanneer het tot een toewijzing leidt, dan kan dát het moment zijn waarop pas bekend wordt bij welke woningcorporatie hij of zij gaat huren.

Uit de pilot met de voorgestelde methodiek kwam het beeld naar voren dat de woonruimteverdeler in een regio in de regel als verwerkingsverantwoordelijke persoonsgegevens verwerkt, ten behoeve van de ondersteuning van het proces van bemiddeling voor, en toewijzing van, woonruimte. De verwerkingsverantwoordelijkheid wordt bepaald op basis van de feitelijke situatie rondom de verwerking. Deze verwerkingsverantwoordelijkheid wordt vastgelegd in een verwerkersovereenkomst tussen woonruimteverdeler en de aangesloten woningcorporaties. Vervolgens gaat de woningcorporatie een huurovereenkomst aan met de nieuwe huurder. Daarmee wordt de woningcorporatie vanaf dat moment verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking van de persoonsgegevens van de (nieuwe) huurder.

In sommige gevallen beheert de woningcorporatie het gehele proces en is er geen sprake van een rol voor een woonruimteverdeler. Maar vaak is het wel zo dat een woonruimteverdeler een belangrijke rol vervult. Dit maakt dat het nodig is de grondslag voor het verwerken van het BSN zowel voor woningcorporaties als voor woonruimteverdelers te doen gelden.

1.4 Aanwijzing van woningcorporaties en woonruimteverdelers

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering de zinsnede dat «kleine woningcorporaties voor wie de baten niet opwegen tegen de lasten, kunnen afzien van het verrichten van het digitaal delen van de inkomenstoets» nader toe te lichten. Hoe hoog zijn de lasten voor een corporatie om toe te treden tot het digitaal delen van de inkomenstoets, in hoeverre verwacht de regering dat corporaties hier vanwege de kosten vanaf zien, en vindt de regering niet dat iedere woningzoekende desgewenst van dit systeem gebruik zou moeten kunnen maken, ongeacht de omvang van de verhurende corporatie?

In het onderzoek naar de regeldruk, uitgevoerd door Sira Consulting, wordt uitgegaan van totale eenmalige investeringen in de sector van tussen de 1,75 en 4 miljoen euro. De afweging (en daarmee ook de kosten) of het aanbieden van een digitale inkomensverklaring voor een woningcorporatie financieel rendabel is, is in grote mate afhankelijk van de (ICT) systemen die een woningcorporatie al geïmplementeerd heeft. Omdat het zo specifiek per corporatie kan verschillen is het niet mogelijk om een schatting te geven van de kosten per corporatie. Voor bijvoorbeeld kleinere woningcorporaties die zo weinig mutaties hebben, dat zij de toewijzing handmatig doen en niet via een woonruimte-verdeelsysteem zullen de kosten in de regel niet opwegen tegen de voordelen.

Als een woningcorporatie eenmaal is aangesloten op de digitale inkomensverklaring, zal het gebruik op basis van het aantal aanvragen op DigiD worden doorberekend. In het onderzoek naar de regeldruk uitgevoerd door Sira Consulting wordt uitgegaan van het doorrekenen van kosten tussen de 16 en 23 cent per bevraging alsmede het doorbelasten van de beheerkosten. De beheerkosten zullen echter een kleiner deel uitmaken van de totale kosten dan de kosten per bevraging. Als een woningcorporatie minder toewijzingen kent, zal deze dus ook minder hoeven te betalen. De bevragingskosten komen naar verwachting uit (voor alle deelnemende woningcorporaties samen) tussen de 236.175 en 339.502 euro. De kosten voor het gebruik van deze methodiek zullen op zichzelf daarom naar verwachting geen beletsel zijn.

De regering verwacht dat woningcorporaties voor wie de investering loont overwegend zullen kiezen voor aansluiting voor de digitale methode van inkomensverstrekking, vanwege de becijferde structurele baten. Desondanks kunnen er dus zoals beschreven woningcorporaties zijn die de bestaande methode blijven hanteren. Dat brengt mee dat er situaties kunnen zijn waarin aspirant-huurders gebruik zouden willen maken van de digitale methode, maar waarbij dit niet kan. Dit is volgens de regering niet onoverkomelijk, omdat de bestaande methode bruikbaar is.

1.5 Uitvoering, werkwijze bij het digitaal delen van gegevens voor de Inkomenstoets

De leden van de D66-fractie merken op dat bij het beschrijven van het proces ervan uit wordt gegaan dat de woonruimteverdeler of woningcorporatie het BSN van de woningzoekende niet integraal opneemt in de eigen administratie. Deze leden vragen zich af hoe dit ook daadwerkelijk geborgd gaat worden.

De woningcorporatie of woonruimteverdeler moet door de Minister zijn aangewezen zijn als Gebruiker, om gebruik te mogen maken van de digitale methode van deling van het inkomensgegeven. Hierbij horen de aansluitvoorwaarden voor gebruik die door Logius worden vastgesteld. In deze voorwaarden wordt opgenomen dat een Gebruiker (of degene die de digitale gegevens in opdracht van Gebruiker verwerkt) het door de woningzoekende digitaal gedeelde BSN moet versleutelen bij binnenkomst. Het versleutelen moet zodanig gebeuren dat het BSN onherleidbaar is tot de woningzoekende in directe zin. Met andere woorden, het versleutelen leidt tot een niet-leesbare registratie van het BSN. Het versleutelen dient middels een algemeen geaccepteerde standaard voor versleutelen van gegevens te gebeuren die door de industrie als betrouwbaar wordt gezien. Het BSN wordt alleen versleuteld bewaard. Het direct tot de woningzoekende herleidbare BSN mag niet door de woningcorporatie of woonruimteverdeler worden bewaard in de administratie.

Als een woningcorporatie of woonruimteverdeler het BSN niet versleutelt, en het BSN direct leesbaar opslaat en bewaart in de administratie, dan is dat in strijd met artikel 32 van de AVG. Het is passend om dit gegeven te versleutelen. Het betreft namelijk een gevoelig gegeven, het wordt voor een langere periode opgeslagen, en er zijn tools beschikbaar op de markt van softwareleveranciers.

Als een woningcorporatie of woonruimteverdeler het BSN dus niet versleutelt, kan de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP) daar handhavend tegen optreden. De AP kan op eigen initiatief of naar aanleiding van klachten of signalen een onderzoek doen en daarbij bijvoorbeeld inzage eisen in de systemen van een woningcorporatie. Met het verwerken van het BSN moet zorgvuldig worden omgegaan en aan de beveiligingseisen zoals omschreven in paragraaf 2.6.3 in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel worden voldaan. Als dat niet zo is, kan de AP handhavend optreden, bijvoorbeeld door een boete op te leggen.

De Autoriteit woningcorporaties (hierna Aw) houdt toezicht op woningcorporaties, waaronder op de rechtmatigheid van het handelen en nalaten van woningcorporaties. Ook de Aw kan zelf bepalen welke gegevens en inlichtingen zij van woningcorporaties wil inzien (Artikel 61b van de Woningwet). De Aw kan zaken onder de aandacht brengen van de AP, als er twijfel is over de rechtmatigheid van gegevensverwerkingen die zij vernemen bij woningcorporaties.

Daarnaast kan de Minister, indien blijkt dat de woningcorporatie of woonruimteverdeler niet voldoet aan één of meerdere voorwaarden die voortvloeien de wet- en regelgeving, het verzoek tot aanwijzen weigeren of de registratie als Gebruiker intrekken.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering uitgebreider toe te lichten waarom het delen van het BSN op het moment van inschrijven de matching efficiënter maakt, terwijl hier op het moment van toewijzen van de woning pas gebruik van wordt gemaakt. Deze leden vragen of dit niet leidt tot nodeloos opslaan van persoonlijke informatie. (1) Zij vragen hoe lang de woonruimteverdeler of woningcorporatie de tijd heeft om een niet-gepseudonimiseerd BSN te verwijderen. (2)

Deze leden vragen de regering hoe voorkomen wordt dat woningzoekenden van woningen door verhuurders uitgesloten worden omdat zij er niet voor kiezen hun BSN te verstrekken. Zij vragen de regering het handelingsperspectief voor zulke woningzoekenden te schetsen. Zij vragen de regering eveneens te reflecteren op de vraag of het beschikbaar maken van deze toepassing niet zal leiden tot het (eventueel op termijn) verplicht stellen daarvan. (3)

1) Het is bij schaarste extra van belang dat vrijkomende sociale huurwoningen beschikbaar komen voor de mensen die tot de inkomensdoelgroep behoren en daar op basis van hun inschrijfduur recht op hebben. Het delen van het BSN al op het moment van inschrijving zorgt ervoor dat bij de toewijzing kan worden vastgesteld dat de persoon voor wie het inkomen wordt verstrekt, dezelfde persoon is die al een bepaalde tijdsduur ingeschreven staat. Wanneer die twee gegevens matchen, is geborgd dat de huurwoning aan de juiste persoon wordt toegewezen. Op deze manier worden eventuele vervalsingen van inschrijfduur tegengegaan.

Juist nu er in de praktijk vaak een periode van jaren kan liggen tussen het moment van inschrijving en het moment van toewijzing, is met het vereiste het BSN te versleutelen geborgd dat het BSN in de tussentijd niet als zodanig herkenbaar bij de woningcorporatie aanwezig is. Het BSN is dus niet zichtbaar voor medewerkers van de woningcorporatie of de woonruimteverdeler, anders dan voor die medewerkers die het nodig hebben voor de inkomenstoetsing. En ook voor hen geldt dat het niet eerder in z’n volledigheid zichtbaar is dan op het moment van die toetsing.

2) Op het toewijzen van een sociale huurwoning vindt een accountantscontrole plaats, waarvoor de voor de toewijzing onderliggende gegevens nodig zijn. Zodra de controle is uitgevoerd moet het BSN worden verwijderd, deze is dan niet meer nodig. Hierop is een maximum gesteld van drie jaar: dan moet te allen tijde de verwerking worden beëindigd en de gegevens worden verwijderd. In de meeste gevallen zal de accountantscontrole echter eerder plaatsvinden, en dan dient ook onverwijld het BSN verwijderd te worden (dat is verplicht op grond van de AVG, verwerken mag niet langer dan noodzakelijk voor het doel van de verwerking).

In de vraag wordt gesproken over een «niet-gepseudonimiseerd BSN». Het is in strijd met artikel 32 van de AVG om de BSN’s direct leesbaar op te slaan en te bewaren in de administratie, dat geldt ook bij het bewaren van het BSN na de inkomenstoets (voor zolang als dat noodzakelijk is in het kader van de accountantscontrole). In het kader van de voorbereiding van dit wetsvoorstel is gesproken met de drie grootste softwareleveranciers die ook de leverancier zijn van de drie regio’s Utrecht, Haaglanden en Rotterdam Rijnmond die aan de vervolgpilot deelnemen (zie ter referentie over die vervolgpilot de inleiding van het algemeen deel van de toelichting bij het wetsvoorstel), over de wijze waarop aan deze eis tegemoet gekomen kan worden. Daaruit volgden twee opties:

  • a. Het bij inschrijving versleuteld opgeslagen BSN kan bij de inkomenstoets worden ontsleuteld, om op die manier te vergelijken met het BSN dat wordt verkregen bij het delen van het inkomen. Hierna dient het BSN te worden verwijderd en kan weer het versleutelde BSN bewaard worden ten behoeve van de accountantscontrole.

  • b. Het versleutelde BSN van het moment van inschrijving kan vergeleken worden met het BSN zoals verkregen bij het delen van het inkomen nadat daar dezelfde versleuteling op is toegepast. Het BSN hoeft in dit geval niet ontsleuteld te worden, en kan dus ook in versleutelde vorm bewaard worden voor de accountantscontrole.

Beide opties kunnen passende maatregelen zijn in het licht van artikel 32 van de AVG. De drie softwareleveranciers hebben uiteindelijk allen ervoor gekozen om optie 2 te implementeren.

3) Zie voor een antwoord op deze vraag het antwoord op de vraag van de CDA-fractie in het hoofdstuk «Algemeen» van deze nota.

1.6 Bescherming van de privacy

1.6.1 Beveiliging en bewaartermijnen

De leden van de D66-fractie merken op dat om de privacy te waarborgen het «passend» wordt gevonden als de woonruimteverdeler en de woningcorporatie «een technische oplossing toepassen om het BSN onherleidbaar tot de persoon in directe zin te maken». Ook wordt gesteld «voor pseudonimiseren zijn tools op de markt aanwezig». Deze leden vragen zich af hoe geborgd gaat worden dat woonruimteverdelers en/of woningcorporaties die tools daadwerkelijk gaan gebruiken.

Zie voor een antwoord op deze vraag het antwoord op de vraag van de D66-fractie in «paragraaf 1.5 Uitvoering, werkwijze bij het digitaal delen van gegevens voor de Inkomenstoets» van deze nota.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering het «passend» vindt de onherleidbaarheid tot de persoon in directe zin, zoals verwoord in artikel 4 AVG toe te passen. Deze leden vragen de regering hoe deze onherleidbaarheid wordt opgelegd, nu dit niet zo in de tekst van onderliggend wetsvoorstel is vastgelegd. (1) Ook vragen zij waarom de termijn waarop de verwerking van het BSN beëindigd moet zijn is gesteld op drie jaar na de inkomensvaststelling. Zij vragen waarom voor zo’n langdurige periode is gekozen en waarom een halfjaar niet voldoende is. (2)

1) Zie voor een antwoord op deze vraag het antwoord op de vraag van de D66-fractie in «paragraaf 1.5 Uitvoering, werkwijze bij het digitaal delen van gegevens voor de Inkomenstoets» van deze nota.

2) De verplichte inkomenstoets wordt uitgevoerd om sociale huurwoningen te kunnen toewijzen aan de doelgroep. Op het toewijzen wordt een accountantscontrole uitgevoerd waarvoor de onderliggende gegevens nodig zijn. Zodra de controle is afgerond moet het BSN verwijderd worden omdat deze dan niet langer nodig is. Hierop is een maximum gesteld van drie jaar: dan moet te allen tijde de verwerking worden gestopt/de gegevens worden verwijderd. In de praktijk kan het soms lang duren voordat de accountantscontrole wordt afgerond, dat is de reden dat een limiet wordt gesteld aan de periode waarbinnen dit mogelijk is.

2. Advies en consultatie

De leden van de D66-fractie merken op dat er geen advies is gevraagd aan de adviescommissie ICT-toetsing. Deze leden vragen zich af waarom er niet voor is gekozen deze adviescommissie om een advies te vragen.

Hoewel zeker van belang, is de ICT-component in dit traject relatief bescheiden in omvang. De ICT-ontwikkelkosten aan overheidszijde bedroegen 1,2 miljoen euro, waarbij projecten met een ICT-component van meer dan 5 miljoen euro bij het ICT-adviescollege aangemeld moeten worden. Daarbij komt dat de ICT aan de zijde van het Rijk reeds gereed is en dat met de fasering van een beperkte pilot, een grootschalige pilot en uiteindelijk landelijke uitrol de ICT-ontwikkeling overzichtelijk kon worden ingezet, passend bij de betreffende fase.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge

Naar boven