Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 36360-XIII nr. 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 36360-XIII nr. 4 |
De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 afzonderlijk bij wet vastgesteld en ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2022 wijzigingen aan te brengen in:
1. de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat;
2. de begrotingsstaat inzake de agentschappen van dit ministerie;
De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.
Mede namens de Minister voor Klimaat en Energie,
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M.Adriaansens
De beleidsmatige mutaties en technische mutaties groter of gelijk aan de ondergrenzen in onderstaande staffel worden op het niveau van de financiële instrumenten (en eventueel artikelonderdeel) toegelicht.
Omvang begrotingsartikel (stand ontwerp-begroting) in € miljoen | Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen) | Technische mutaties (ondergrens in € miljoen) |
---|---|---|
< 50 | 1 | 2 |
=> 50 en < 200 | 2 | 4 |
=> 200 < 1000 | 5 | 10 |
=> 1000 | 10 | 20 |
In sommige gevallen, waar politiek relevant, worden ook posten toegelicht beneden deze ondergrenzen.
Bij Najaarsnota 2022 was er een bedrag van € 494,3 mln aan verplichtingen geraamd en een bedrag van € 308,2 mln aan kasuitgaven. Op dit artikel is ten opzichte van de Najaarsnota in 2022 € 16,9 mln minder uitgegeven dan begroot en is voor een bedrag van € 132,04 mln minder aan verplichtingen aangegaan.
Bij Najaarsnota 2022 was er een bedrag van € 118,8 mln aan ontvangsten geraamd. De gerealiseerde ontvangsten zijn in 2022 € 2,06 mln hoger dan begroot bij Najaarsnota.
Verplichtingen
Het verplichtingenbudget van AiNed stond volledig op 2022 terwijl de verplichtingen over verschillende jaren wordt aangegaan. Bij voorjaarsnota 2023 wordt het verplichtingenbudget dat niet is gebruikt in 2022 verdeeld over de jaren 2023 en verder.
Voor het onderzoeksprogramma ROBUST is in 2022 een meerjarige verplichting van € 7,5 mln aangegaan, terwijl een kasbetaling van € 1,55 mln in 2022 heeft plaatsgevonden.
Uitgaven
Een deel van het uitgavenbudget voor AiNed is in 2022 niet gebruikt vanwege actualisering van kasramingen voor toegekende AI-projecten in het Key Digital Technologies programma van de EU en voor Fellowship Grants (beurzen voor AI-onderzoekers). Ook kostte de voorbereiding van een nieuwe uitvraagronde voor ELSA-labs meer tijd. In de Voorjaarsnota 2023 wordt het uitgavenbudget dat niet is gebruikt in 2022 meegenomen naar 2023.
Bij de Najaarsnota 2022 was er een bedrag van € 8.995,8 mln aan verplichtingen geraamd en een bedrag van € 5.904,1 mln aan kasuitgaven. Op dit artikel is ten opzichte van de Najaarsnota in 2022 € 909,0 mln minder uitgegeven dan begroot en is voor een bedrag van € 3,7 mld minder aan verplichtingen aangegaan.
Bij Najaarsnota 2022 was er een bedrag van € 1.049,5 mln aan ontvangsten geraamd. De gerealiseerde ontvangsten zijn in 2022 € 45,1 mln lager uitgevallen dan geraamd.
Verplichtingen
Verplichtingenmutaties groter dan € 10 mln:
– De onderbenutting op de diverse garantieregelingen was circa € 929 mln. Dit betreft in het bijzonder de volgende regelingen: BMKB-Groen ‒ € 50 mln; Groeifaciliteit ‒ € 79 mln; Garantie Ondernemingsfinanciering en GO-C samen ‒ € 700 mln; en de garantieregeling Klein Krediet Corona ‒ € 100 mln.
– De BMKB-Groen is een nieuw luik onder de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) dat in het najaar van 2022 is geïntroduceerd. Doordat het een nieuw luik was, was sprake van een opstartfase waarbij de eerste aanvragen pas begin 2023 werden ingediend.
– De Groeifaciliteit is gericht op risicodragend vermogen dat nodig is bij bijvoorbeeld snelle groei, bedrijfsovername of uitbreiding in het buitenland. Er zijn voor deze regeling in 2022 minder aanvragen bij financiers gedaan dan in eerdere jaren.
– De Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) is een garantieregeling gericht op middelgrote en grote leningen waarbij in 2022 weinig aanvragen zijn binnengekomen dan wel door de RVO zijn goedgekeurd.
– De Garantie Ondernemingsfinanciering Corona (GO-C) is de Corona-variant van de GO. Voor de GO-C zijn in 2022 weinig aanvragen binnengekomen dan wel door de RVO goedgekeurd. De regeling is in 2022 gesloten.
– Het Klein Krediet Corona (KKC) was een Corona-regeling die in 2022 is gesloten. Er zijn minder aanvragen gedaan bij financiers dan verwacht.
– De verplichtingen voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) zijn € 944 mln lager dan was geraamd. Dit houdt verband met de beëindiging van de beperkende maatregelen i.v.m. COVID-19 in het eerste kwartaal van 2022.
– In 2022 heeft het onderzoeksprogramma van NWO-TTW door COVID-19 vertraging opgelopen, waardoor ten opzichte van de 2e suppletoire begroting € 6,5 mln aan kasbudget niet is uitbetaald. Daarnaast is het ten gevolge van administratieve eindejaarsdrukte niet mogelijk gebleken de beschikking voor 2023 in 2022 te versturen. Hierdoor is € 18,8 mln aan verplichtingenbudget niet gebruikt.
– Door tegenvallende interesse heeft het gebruik van de Brexit Adjustment Reserve (BAR) te maken gehad met forse onderuitputting, voornamelijk in het bedrijfslevenspoor. Hierdoor treedt er aanzienlijke onderuitputting op op het verplichtingen- en kasbudget. Een deel van de kasmiddelen (€ 149 mln) is eerder in 2022 al doorgeschoven naar 2023. Dit is nog niet met het verplichtingenbudget gebeurd, aangezien men in december nog aanvragen verwachtte. Aangezien dit erg tegenviel zal de niet-bestede verplichtingenruimte opgevraagd worden bij Voorjaarsnota 2023.
– Van het verplichtingenbudget voor de omscholing naar tekortsectoren is € 39,4 mln niet gerealiseerd doordat er nauwelijks aanspraak is gemaakt op de subsidieregeling. Naar aanleiding van de eerste openstelling in 2021 heeft er een evaluatie van de subsidieregeling plaatsgevonden. Mede op basis daarvan is ervoor gekozen om voor de tweede openstelling niet voor het gehele budget open te stellen. Daar bovenop is de regeling slechts gedeeltelijk benut.
– De verplichtingen voor de IPCEI-projecten (IPCEI CIS en IPCEI ME2) zijn € 273,5 mln lager dan geraamd. Vanwege vertraging in het pre-notificatietraject van de Europese Commissie (de beoordeling van individuele IPCEI-projecten) zijn er in 2022 geen verplichtingen aangegaan. Het kasbudget is reeds doorgeschoven naar komende jaren.
– Ieder jaar wordt de beschikking voor de Kamer van Koophandel-Rijksbijdrage in het voorgaande jaar verstuurd, waarna uitfinanciering in het uitvoeringsjaar plaatsvindt. Vanwege administratieve eindejaarsdrukte kon de beschikking voor de Rijksbijdrage 2023 niet op tijd uitgaan. Hierdoor is het verplichtingenbudget van 2022 niet benut. Begin 2023 gaat de beschikking alsnog uit.
– De verplichtingenrealisatie voor VEKI is € 36,7 mln lager dan geraamd omdat veel aanvragen voor de VEKI-regeling pas laat in het jaar zijn gedaan. Bovendien stond de regeling open tot 10 januari 2023. De regeling is uiteindelijk overvraagd, maar veel aanvragen zullen dus pas in 2023 worden beschikt.
– Voor Urgendamaatregelen industrie is € 20 mln minder gerealiseerd. De lagere realisatie is te verklaren door het niet (tijdig) in 2022 beschikken van een voorgenomen subsidie in de vorm van een lening van € 20 mln aan een bedrijf op Chemelot voor de reductie van lachgas (als CO2-equivalent).
– De lagere verplichtingenrealisatie dan geraamd op de regeling Indirecte Kostencompensatie ETS is voornamelijk te verklaren door de hoge energieprijzen waardoor een aantal bedrijven de productie heeft teruggeschroefd of stilgelegd. Een lagere productie betekent ook een lager energieverbruik en daarmee lagere indirecte emissiekosten om te compenseren.
– Voor het NGF-project Groenvermogen I stond het volledige verplichtingenbudget á € 73 mln gealloceerd in 2022. Dit budget is niet volledig in 2022 benut. Het in 2022 niet gebruikte verplichtingenbudget zal worden doorgeschoven naar 2023 middels de specifieke Eindejaarsmarge (EJM) die voor alle NGF-projecten geldt.
Uitgaven
Uitgavenmutaties groter dan € 10 mln:
– Voor de TVL is € 21,9 mln minder uitbetaald dan geraamd. Dit houdt verband met de beëindiging van de beperkende maatregelen i.v.m. COVID-19 in het eerste kwartaal van 2022. Een lager dan geraamd aantal bedrijven had hierdoor in dit kwartaal een omzetverlies waarmee ze in aanmerking kwam voor de regeling en bedrijven die wel in aanmerking kwamen hadden gemiddeld minder omzetderving en daardoor lagere subsidieaanvragen dan verwacht.
– Voor de regeling Aanvullende Tegemoetkoming Evenementen (ATE) waren de uitgaven globaal geraamd op € 120 mln. Bij deze raming was uitgegaan van de (gedeeltelijke) continuering in 2022 van de beperkende maatregelen op het gebied van evenementen i.v.m. COVID-19. Vanwege de beëindiging van deze maatregelen in het eerste kwartaal van 2022 zijn de uitgaven uitgekomen op een veel lager bedrag (€ 19,9 mln).
– Voor het NGF-project QuantumDeltaNL is € 21,9 mln minder betaald dan geraamd. De oorzaak hiervan is dat diverse onderdelen van dit NGF-project meer uitwerking met het consortium hebben gevergd dan verwacht, vooral m.b.t. de prestatie-indicatoren en financiële en juridische vormgeving. Gevolg van deze vertraging was dat de voorschotbetaling niet meer geheel in 2022 heeft plaatsgevonden.
– Door tegenvallende interesse heeft de BAR-regeling te maken gehad met forse onderuitputting, voornamelijk in het bedrijfslevenspoor. Hierdoor treedt er aanzienlijke onderuitputting op op het verplichtingen- en kasbudget.
– Voor de Qredits (leningen) is € 103 mln minder uitgegeven dan geraamd. Het betreft hierbij de Time-out-arrangement (TOA) regeling, een Corona-regeling waar in 2022 nauwelijks gebruik van is gemaakt doordat minder bedrijven dan verwacht ten gevolge van COVID-19 failliet zijn gegaan en zij een doorstart wilden maken door gebruik te maken van de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA).
– Voor de Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) hebben bedrijven minder aanvragen bij financiers gedaan dan het garantieplafond toelaat. Dit is een herkenbare trend uit de afgelopen jaren. Doordat minder aanvragen zijn gedaan en doordat er minder bedrijven failliet zijn gegaan zijn er minder schadeclaims uitbetaald.
– Vanwege administratieve eindejaarsdrukte kon de beschikking voor de Rijksbijdrage 2023 voor Invest-Nl niet op tijd uitgaan. Hierdoor is het verplichtingenbudget van 2022 niet benut. Begin 2023 gaat de beschikking alsnog uit.
– Van het kasbudget voor Tijdelijke Regeling Subsidie Evenementen COVID-19 (TRSEC) is € 448,8 mln niet besteed vanwege versoepelingen van de coronamaatregelen in het eerste kwartaal van 2022 waardoor meer evenementen mogelijk waren.
Ontvangsten
Ontvangstenmutaties groter dan € 10 mln:
– Voor de TVL waren de terugontvangsten in 2022 geraamd op € 300 mln. Het gaat hierbij voornamelijk om (gedeeltelijke) terugbetaling van subsidies in verband met lagere omzetderving dan verwacht. De ontvangsten zijn in 2022 uitgekomen op € 275,5 mln.
– Een bedrag van € 12,5 mln betreft een ontrekking vanuit de begrotingsreserve i.v.m. de BMKB-Corona en het stopzetten van deze regeling.
Bij Najaarsnota 2022 was er een bedrag van € 445,5 mln aan verplichtingen geraamd en een bedrag van € 403,1 mln aan kasuitgaven. Op dit artikel is ten opzichte van de Najaarsnota in 2022 € 266,9 mln minder uitgegeven dan begroot en is voor een bedrag van € 115,3 mln minder aan verplichtingen aangegaan.
Bij Najaarsnota 2022 was er een bedrag van € 106 mln aan ontvangsten geraamd. De gerealiseerde ontvangsten zijn in 2022 € 0,5 mln hoger dan begroot bij de Najaarsnota.
Verplichtingen
Verplichtingenmutaties groter dan € 5 mln:
– Voor Onco Research is € 6,4 mln minder aan verplichtingen gerealiseerd. Met dit instrument wordt de subsidiebeschikking aan Oncode Instituut verleend. De tweede fase van pijler 3 in de financiering aan Oncode vindt pas op z'n vroegst in 2023 plaats.
– De committering aan RegMed (€ 13 mln) kon niet in 2022 worden gerealiseerd. Samen met het Ministerie van VWS wordt hier in 2023 verder vorm aan gegeven.
– Voor het leningen deel van Thematisch Technology Transfer is voor € 6,8 mln minder verplicht dan begroot. De uitvoering van deze regeling loopt niet synchroon met het initiële geraamde kas- en verplichtingenritme.
– Voor het Innovatiekrediet is in totaal € 46,5 mln minder aan verplichtingen aangegaan dan begroot. Dit komt doordat er minder bedrijven zich hebben aangemeld die in aanmerking kwamen voor de lening op zowel het klinische als het technische deel.
– De bijdrage aan RVO was € 8,1 mln lager dan begroot.
– De omvang en het moment van de uitgaven in het kader van het Dutch Venture Initiative worden bepaald door de investeringen en terugontvangsten van de fondsen bij hun portfolio-bedrijven. Deze investeringen en ontvangsten fluctueren in aantal en omvang. Het beheer van de middelen ligt bij de ROM Oost NL. Omdat de ontvangsten op de fondsen door ROM Oost NL opnieuw worden ingezet voor uitgaven zijn er geen middelen opgevraagd op de EZK begroting. Hierdoor is er € 7,1 mln minder verplicht in het kader van DVI en DVI II dan begroot.
– Voor kapitaalverstrekking aan de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM) is minder aan verplichtingen gerealiseerd dan geraamd. In 2023 wordt deze storting, die betrekking heeft op 2 ROM's gerealiseerd.
– De regeling Vroegefasefinanciering biedt financiering in de vorm van een geldlening voor innovatieve bedrijven in een vroege ontwikkelingsfase. De omvang en het moment van de verplichtingen in het kader van Vroege Fase Financiering worden bepaald door aanvragen van innovatieve bedrijven en starters. In 2022 is er op het regionale luik extra budget opengesteld maar een aantal aanvragen is doorgeschoven naar 2023. Daarnaast heeft er onderuitputting plaatsgevonden op het nationale luik. In totaal is er € 12 mln minder verplicht dan begroot.
– De Vroegefasefinanciering heeft ook een NWO variant. Hiervoor is in 2022 een beschikking opengesteld voor de komende 2,5 jaar. Daardoor is er € 5,8 mln meer verplicht dan begroot. Dit betekent dat de komende 2 jaar niets meer hoeft te worden verplicht voor deze openstelling.
Uitgaven
Uitgavenmutaties groter dan € 5 mln:
– Voor de regeling Thematische Technology Transfer (leningendeel) werd € 15,7 mln minder uitgegeven vanwege een lagere liquiditeitsbehoefte van de TTT-fondsen. Tevens loopt het begrootte kasritme niet synchroon met de uitfinanciering van het fonds.
– Voor het Innovatiekrediet is in totaal € 15,2 mln minder uitgegeven dan geraamd. De kasuitgaven op het innovatiekrediet fluctueren jaarlijks door individuele uitbetalingsafspraken met bedrijven op basis van afgesproken mijlpalen.
– Voor Onco Reserach is er € 20,8 mln minder uitgegeven dat geraamd in de 2e suppletoire begroting. De beschikking voor de tweede financierings fase van Oncode institute is in 2022 vastgesteld voor twee van de drie pijlers. Uitfinanciering vindt in toekomstige jaren plaats.
– De bijdrage aan RVO was € 8,1 mln lager dan begroot.
– De omvang en het moment van de uitgaven in het kader van het Dutch Venture Initiative worden bepaald door de investeringen en terugontvangsten van de fondsen bij hun portfolio-bedrijven. Deze investeringen en ontvangsten fluctueren in aantal en omvang. DVI zit momenteel in de beheerfase. Het beheer van de middelen ligt bij de ROM Oost NL. Omdat de ontvangsten op de fondsen door ROM Oost NL opnieuw worden ingezet voor uitgaven zijn er geen middelen opgevraagd op de EZK begroting. Hierdoor is er € 73,1 mln minder utgefinancierd in het kader van DVI en DVI II dan begroot.
– Voor kapitaalverstrekking aan de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM) is minder aan verplichtingen gerealiseerd dan geraamd. In 2023 wordt deze storting, die betrekking heeft op 2 ROM's, gerealiseerd.
– Het Deep Tech Fund, onderdeel van het steun- en herstelpakket van augustus 2020, is pas in 2022 operationeel geworden. De eerste capital calls van Invest NL zullen vanaf 2023 plaatsvinden. De € 35 mln aan begrote middelen zijn daarom niet benut.
– Het Fonds Alternatieve Financiering is onderdeel van het steun- en herstelpakket van augustus 2020. De uitfinanciering van het fonds is op basis van de kredietbehoefte van de uitvrager. Er is in 2022 een lagere capital call geweest dan begroot. Hierdoor is er € 12,2 mln minder aan uitgaven gedaan dan begroot.
– De regeling Vroegefasefinanciering biedt financiering in de vorm van een geldlening voor innovatieve bedrijven in een vroege ontwikkelingsfase. De omvang en het moment van de verplichtingen in het kader van Vroege Fase Financiering worden bepaald door aanvragen van innovatieve bedrijven en starters. In 2022 is er op het regionale luik extra budget opengesteld maar een aantal aanvragen is doorgeschoven naar 2023. Daarnaast heeft er onderuitputting plaatsgevonden op het nationale luik. In totaal is er € 11,5 mln minder uitgegeven dan begroot.
Ontvangsten
Ontvangstenmutaties groter dan € 5 mln:
– Er is € 26 mln meer ontvangen op het Innovatiekrediet. Dit komt door de terugbetaling van een aantal succesvolle technische projecten. De ontvangsten op het Innovatiekrediet fluctueren jaarlijks.
– Vanuit de Regionale ontwikkelingsmaatschappijen zijn er twee leningen afbetaald. De ontvangsten vallen hierdoor € 5,6 mln hoger uit dan begroot.
– Voor het Dutch Venture Initiative (DVI) is € 47,7 mln minder ontvangen dan geraamd. De omvang en het moment van de uitgaven en ontvangsten in het kader van het DVI worden bepaald door de investeringen en ontvangsten van de fondsen bij hun portfolio-bedrijven. Deze investeringen en ontvangsten fluctueren in aantal en omvang. Het beheer van de middelen ligt bij de ROM Oost NL. De ROM gebruikt ontvangsten op de fondsen om nieuwe portfolio's te financieren.
– Er is € 12,9 mln meer ontvangen dan verwacht bij de Seed-regeling. De omvang en het moment van de ontvangsten in het kader van de Seed-regeling worden bepaald door de investeringen en ontvangsten van de verschillende Seed-fondsen. Deze investeringen en ontvangsten fluctueren in aantal en omvang, bijvoorbeeld als er enkele grote exits binnen een jaar plaatsvinden. Vooraf zijn deze fluctuaties niet precies te ramen, waardoor realisatie kan afwijken van de begroting.
Bij Najaarsnota 2022 was er een bedrag van € 28.562,0 mln aan verplichtingen geraamd en een bedrag van € 11.236,7 mln aan kasuitgaven. Uiteindelijk is er in 2022 ten opzichte van de Najaarsnota € 49,5 mln minder verplicht en € 2.356,6 mln minder uitgegeven dan begroot.
Bij Najaarsnota 2022 was er een bedrag van 5.898,7 mln aan ontvangsten geraamd. De gerealiseerde ontvangsten zijn in 2022 € 920,9 mln hoger uitgevallen dan geraamd.
Verplichtingen
De lagere realisatie op het verplichtingenbudget is een saldo van hogere en lagere realisaties. Bij de volgende instrumenten is sprake van lagere realisatie (mutaties groter dan € 10 mln):
– Tijdelijk prijsplafond energie kleinverbruikers 2023: de grootste mutatie voor de Slotwet betreft € 6,43 mld lagere verplichtingen op het tijdelijke prijsplafond energietarieven voor kleinverbruikers voor 2023. De openstellingstermijn van de regeling liep van 12 december 2022 tot en met 16 januari 2023. Het was vooraf lastig in te schatten welk deel in 2022 aangevraagd zou worden en welk deel in 2023. Uiteindelijk is een groter deel van de aanvragen dan verwacht pas in 2023 ingediend en verplicht.
– Tegemoetkoming energieprijzen 2022: op het totale verplichtingenbudget van € 3.154 mln is uiteindelijk voor € 28 mln minder aan subsidie toegezegd.
– Garantieregeling aardwarmte: op de grantieregeling zijn in 2022 geen garanties afgegeven, zodat er voor een bedrag van € 44,2 mln minder is gerealiseerd dan geraamd.
– HER+: voor de HER+-regeling zijn aanzienlijk minder subsidieaanvragen ingediend (€ 30,4 mln) dan bij Najaarsnota geraamd.
– DEI+: ook op de DEI+-regeling zijn uiteindelijk voor € 29,7 mln minder verplichtingen aangegaan dan geraamd .
– ISDE: op de ISDE-openstelling zijn in 2022 € 82,5 mln minder aan verplichtingen aangegaan dan bij Najaarsnota geraamd. In de raming was onvoldoende rekening gehouden met de tijd die uitvoeringsorganisatie RVO.nl nodig had om de subsidieaanvragen af te handelen en te beschikken.
– Waterstof-backbone: de subsidie aan Gasunie voor het aanleggen van de waterstof-backbone kon niet meer in 2022 verstrekt worden en is doorgeschoven naar 2023, dit heeft tot een odneruitputting van € 750 mln geleid.
– IPCEI waterstof golf 3: het afgeven van de beschikkingen kon niet plaatsvinden omdat de Europese Commissie de notificatieproceddure heeft uitgesteld.. Met de lagere realisatie is een bedrag van € 600 mln gemoeid.
– Programma Opwek Energie Rijksgronden (OER): het is niet meer gelukt om de geraamde subsidies in 2022 te verstrekken, waardoor € 52,5 mln minder is verplicht. Omdat het om Klimaatfondsmiddelen gaat schuift dit budget door naar 2023.
– Uitvoeringskosten klimaat medeoverheden: op het Nationaal Programma RES is € 14,2 mln minder verplicht dan bij Najaarsnota geraamd.
Tegenover deze lagere realisaties staan enkele hogere verplichtingenrealisaties:
– SDE++: in de Najaarsnotaraming was er rekening mee gehouden dat RVO.nl op de openstelling 2022 van de SDE++ (€ 13 mld) slechts € 1,5 mld zou verplichten, maar doordat RVO.nl veel meer subsidieaanvragen in 2022 heeft behandeld is een veel groter bedrag aan subsidiebeschikkingen al in 2022 afgegeven, waardoor het verplichtingenbudget is overschreden met € 6.970,4 mln. Dit verplichtingenbudget valt daarmee vrij in 2023.
– Garantstelling lening COVA: aan de stichting COVA is in eind 2022 een nieuwe garantstelling afgegeven van € 799 mln voor een lening van het ministerie van Financiën die de stichting COVA nodig had om extra diesel aan te kopen voor het aanhouden van de strategische dieselvoorraad.
– Regeling toezicht energiebesparingsplicht: de Specifieke Uitkeringen aan de bevoegde gezagen om het toezicht op de energiebesparingsplicht van bedrijven te versterken is in 2022 in één keer verstrekt voor de periode 2022-2026. Dit heeft geleid tot een overschrijding van het verplichtingenbudget van € 42,9 mln.
– Storting in begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie: door de hogere energieprijzen in het laatste kwartaal van 2022 was de meevaller op de subsidies voor de SDE, de SDE+ en de SDE++ hoger dan bij Najaarsnota geraamd. De meevaller van € 226,2 mln is in zijn geheel in de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie gestort. Omdat elke storting ook een verplichting is wordt dus ook het verplichtingenbudget van de storting overschreden.
Uitgaven
De volgende uitgavenmutaties (groter dan € 10 mln) worden bij Slotwet aangemeld:
– DEI+: de veel lagere verplichtingenrealisatie op de DEI+-regeling (zie bij Verplichtingen) heeft ook geleid tot € 14,6 mln aan lagere kasuitgaven.
– SDE/SDE+/SDE++: De lagere realisatie in 2022 (€ 88,4 mln) op het geheel van de subsidiecategorieën die onder de SDE, de SDE+ en de SDE++ vallen is vooral veroorzaakt doordat het voor de statistische overdracht aan Denemarken gereserveerde budget van € 80 mln niet is uitbetaald.
– ISDE-regeling: de lagere verplichtingenrealisatie (zie bij Verplichtingen) heeft geleid tot lagere uitgaven (€ 35,5 mln) op de ISDE-regeling dan bij 2e suppletoire begroting geraamd.
– Tegemoetkoming energieprijzen 2022: ook hier geldt dat de lagere afgegeven subsdiebeschikkingen in 2022 geleid hebben tot lagere uitgaven (€ 30,4 mln).
– Tijdelijk prijsplafond energie kleinverbruikers 2023: in de raming van de 2e suppletoire was rekening gehouden met een bevoorschotting in 2022 op de aan energieleveranciers af te geven subsidies van € 1.451 mln. Uiteindelijk is hierop slechts € 370 mln bevoorschot, zodat er € 1.081 mln minder is uitbetaald dan geraamd.
– Lening EBN voor vullen Bergermeer: op de lening aan EBN voor het vullen van de gasopslag in Bergermeer is uiteindelijk van de toegezegde € 2,3 mld slechts € 1 mld bevoorschot, omdat de gasprijzen in het laatste kwartaal van 2022 fors gedaald zijn en andere (markt)partijen meer voor het vullen van de gasopslag voor hun rekening namen dan waar EBN in zijn leningsverzoek van was uitgegaan.
Tegenover deze lagere uitgaven staat dat er € 226,2 mln meer in de bergrotingsreserve duurzame energie en klimaatenergie is gestort dan bij 2e suppletoire begroting geraamd. Het gaat dan om de extra meevaller op de uitgaven voor de SDE/SDE+/SDE+ (€ 88,4 mln), de meevaller op de ISDE € 35,5 mln) en de onverwachte tenderopbrengst voor kavel 7 van het windpark Hollandse Kust West (€ 101,1 mln, zie bij Ontvangsten).
Ontvangsten
De hogere ontvangsten hebben vooral betrekking op de volgende posten (groter dan € 10 mln):
– Diverse ontvangsten: de hogere ontvangsten€ 100,5 mln) hebben voor het allergrootste deel betrekking op door ontvangers van SDE+(+)-subsidie terugbetaalde voorschotten.
– Opbrengst tender Wind op Zee: eind 2022 heeft de marktparij die de tender voor kavel 7 van het windpark Hollandse Kust West (HKW) gewonnen had de toegezegde bijdage van € 63,5 mln naar het ministerie van EZK afgestort. Met dit bedrag was bij 2e suppletoire begroting geen rekening gehouden: de betaling werd pas in 2023 verwacht.
– De inkomsten uit de opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE) zijn € 80,1 mln lager dan geraamd. Dit kleine verschil wordt veroorzaakt doordat een klein deel van de aangiftes die zien op 2022 pas in 2023 zullen binnenkomen.
– ETS-ontvangsten: aan ETS-hefing is in 2022 € 164,1 mln minder ontvangen dan bij 2e suppletoire begroting geraamd. De raming van de ETS-ontvangsten is gebaseerd op een inschatting van de handelprijs van CO2 rechten maal het aantal verhandelde rechten. Aangezien de prijs van CO2 rechten fluctueert en gemiddeld in 2022 iets lager lag dan geraamd zijn er minder ontvangsten genoten.
– Ontvangsten lening EBN Bergermeer (€ 1.002,7 mln): EBN heeft het voorschot op de in 2022 verstrekte lening eind 2022 met rente terugbetaald.
Bij Najaarsnota 2022 was er een bedrag van € 11.732,7 mln aan verplichtingen geraamd en een bedrag van € 11.735,9 mln aan kasuitgaven. Uiteindelijk is er in 2022 ten opzichte van de Najaarsnota € 807,8 mln minder verplicht en € 596,2 mln minder uitgegeven dan begroot.
Bij Najaarsnota 2022 was er een bedrag van € 8.997,1 mln aan ontvangsten geraamd. De gerealiseerde ontvangsten zijn in 2022 € 5.971,9 mln lager uitgevallen dan geraamd.
Verplichtingen en Uitgaven
De mutaties groter dan € 10 mln worden hieronder toegelicht.
– Omdat de waardevermeerderingsregeling op een andere wijze is voortgezet dan eerder werd verwacht, is een bedrag van € 13 mln afgelopen jaar nog niet bevoorschot aan het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN).
– Omdat de bevoorschotting aan SNN voor een aantal subsidieregelingen in het kader van de bestuurlijke afspraken vertraging heeft opgelopen, is een bedrag van € 128,5 mln in 2022 niet tot besteding gekomen. Verder is er voor € 345,7 mln minder verplicht in dit jaar, omdat deze verplichting al is aangegaan in 2021.
– Door het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) is minder uitgegeven aan vergoedingen dan de verwachting was bij de Najaarsnota:
• € 26,6 mln minder voor vergoedingen voor de waardedalingsregeling;
• € 107,6 mln minder voor vergoedingen voor fysiek schade;
• € 19,2 mln minder voor vergoedingen voor immateriële schade.
– Door de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) is € 127,4 mln minder uitgegeven voor de versterkingsoperatie en voor € 90,8 mln minder aan verplichtingen aangegaan dan de verwachting was bij de Najaarsnota.
– Voor het Nationaal Programma Groningen (NPG) is € 35,3 mln minder overgeheveld voor de uitvoering van goedgekeurde projecten.
– Omdat diverse uitkeringen in het kader van de bestuurlijke afspraken, voor clusterwoningen (blok B) en het gebiedsfonds (blok D) vertraging hebben opgelopen, is een bedrag van € 75,9 mln niet tot besteding gekomen in 2022.
Ontvangsten
De ontvangstenmutaties groter dan € 10 mln worden hieronder toegelicht.
– Omdat nog niet alle door het IMG gemaakte kosten voor de schadeafhandeling bij NAM in rekening zijn gebracht, is afgelopen jaar minder ontvangen van de NAM dan eerder werd verwacht:
• € 366,1 mln minder voor vergoedingen voor fysieke schade;
• € 78,1 mln minder voor vergoedingen voor de waardedalingsregeling;
• € 56,2 mln minder voor vergoedingen voor immateriële schade;
• € 148,1 mln minder voor de uitvoeringskosten van het IMG.
– Omdat niet alle door de NCG gemaakte kosten voor de versterkingsoperatie in 2022 bij NAM in rekening zijn gebracht en NAM tevens slechts een deel van de heffingen betaald, is afgelopen jaar € 508 mln minder ontvangen van de NAM dan eerder werd verwacht.
– Door de invoering van de solidariteitsbijdrage heeft EBN minder winst gemaakt dan eerder verwacht, waardoor ook de dividenduitkering lager uitvalt. Omdat over boekjaar 2022 geen interim-dividend wordt uitgekeerd, zijn de ontvangsten in 2022 € 2.586 mln lager dan geraamd. Het slotdividend over 2022 dat EZK in 2023 van EBN zal ontvangen, wordt vastgesteld als de definitieve jaarcijfers over 2022 bekend zijn.
– Op de ontvangsten van de Mijnbouwwet is in 2022 een bedrag van € 2.240,4 mln minder ontvangen dan geraamd. Dit komt grotendeels doordat een deel van deze ontvangsten pas begin 2023 bij de Belastingdienst zijn binnengekomen.
Toelichting op de verplichtingen en uitgaven
Bij Najaarsnota 2022 was er een bedrag van € 501,5 mln aan verplichtingen en kasuitgaven geraamd. Op dit artikel is ten opzichte van de Najaarsnota in 2022 op totaalniveau € 35,4 mln minder uitgegeven en verplicht dan begroot.
Bij Najaarsnota 2022 was er een bedrag van € 177,7 mln aan ontvangsten geraamd. De gerealiseerde ontvangsten zijn in 2022 € 73,1 mln lager dan begroot bij Najaarsnota.
Personele uitgaven
Er is in 2022 € 17 mln minder uitgegeven dan geraamd. Dit verschil wordt met name verklaard door:
– Bij het kerndepartement is er € 23,4 mln minder uitgegeven. Door krapte op de arbeidsmarkt is er een langere doorlooptijd van vacature vervulling. Hiervan is grotendeels door NCG minder uitgegeven (€ 13,3 mln). De onderuitputting op het p-budget is grotendeels veroorzaakt door late werving, krappe arbeidsmarkt en vertraging op ICT-projecten.
– Er is € 8,7 mln meer uitgegeven dan begroot voor externe inhuur (incl. ICT). De krapte op de arbeidsmarktmarkt en de groei van de departementen hebben geleid tot een hogere uitputting.
– Op het P-budget van de buitendiensten is een onderuitputting ontstaan van € 2 mln. Dit wordt voornamelijk verklaart door onderbezetting op de vaste formatie als gevolg van krapte op de arbeidsmarkt.
Materiële uitgaven
Er is in 2022 € 17,6 mln minder uitgegeven dan geraamd. Dit verschil wordt met name verklaard door:
– Er is € 9,5 mln minder uitgegeven door NCG. De onderuitputting op zowel het p-budget als het m-budget bij de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) is grotendeels veroorzaakt door late werving, krappe arbeidsmarkt en vertraging op ICT-projecten.
– Ook is er door de Directie Communicatie minder uitgegeven (€ 1 mln). Een grote geplande inkoop is over de jaargrens heen gevallen van 2023.
– Op het materiële budget van de buitendiensten is er € 3,9 mln minder uitgegeven dan geraamd.
– Door het programma Transparantie in Informatie is er € 3,2 mln minder uitgegeven dan geraamd. Deze onderuitputting is vooral veroorzaakt door temporisering van enkele deeltrajecten en vertraging in het verkrijgen en aannemen van specifiek benodigd personeel als gevolg van de moeilijke arbeidsmarkt.
Ontvangsten
Er zijn in 2022 minder ontvangsten gerealiseerd dan verwacht. de lagere ontvangsten zijn vooral ontstaan bij de NCG. Dat wordt deels veroorzaakt doordat inning van facturatie van Q2 t/m Q4 2022 pas in 2023 plaatsvindt. Daarnaast betaald de NAM op dit moment slechts 60% van het gefactureerde bedrag.
Toelichting
Op artikel 41 Nog onverdeeld worden geen uitgaven gedaan. Bij de 2e suppletoire begroting 2022 is de loon- en prijsbijstelling toebedeeld aan de relevante artikelen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36360-XIII-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.