36 353 Voorstel van wet van de leden Diederik van Dijk, Van der Wal, Boswijk, Dassen, Olger van Dijk, Paternotte, Eerdmans en Ceder houdende vaststelling van regels ten behoeve van de verdediging en de bescherming van de belangen van het Koninkrijk en de handhaving en de bevordering van de internationale rechtsorde alsmede het voldoen aan (financiële) afspraken binnen de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) en andere bondgenootschappen (Wet financiële defensieverplichtingen)

D TWEEDE VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BUITENLANDSE ZAKEN, DEFENSIE EN ONTWIKKELINGSHULP1

Vastgesteld 15 april 2025

Inleiding

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingshulp hebben met belangstelling kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het verslag.2 De leden van de SP-fractie danken de initiatiefnemers voor de beantwoording van hun vragen, zij hebben naar aanleiding hiervan nog de volgende nadere vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

In antwoord op de vragen van de leden van de SP-fractie over de situatie in de jaren ’90 – toen volgens de initiatiefnemers de defensiebudgetten achteraf te snel zijn afgebouwd – stellen de initiatiefnemers dat «al snel [kwam] de dreiging van onder andere internationaal terrorisme terug en ook zijn geopolitieke spanningen terug».3 De leden van de SP-fractie hebben hierover de volgende vragen:

  • Deze leden leiden hieruit af dat de initiatiefnemers van mening zijn dat het internationaal terrorisme destijds hogere defensiebudgetten rechtvaardigde of noodzakelijk maakten. Is die conclusie correct?

  • Zo ja, zijn de initiatiefnemers dan ook van mening dat internationaal terrorisme primair een militair antwoord behoeft? En zijn zij van mening dat de oorlog tegen de terreur zoals die destijds onder leiding van de VS is gevoerd, het internationaal terrorisme effectief heeft bestreden?

  • In welke jaren zijn precies de geopolitieke spanningen teruggekomen waar de initiatiefnemers in hun beantwoording naar verwijzen teruggekomen? Zijn de initiatiefnemers het met de leden van de SP-fractie eens dat «geopolitieke spanningen» niet enkel iets is dat ons (Nederland, de NAVO) overkomt maar dat wij (zeker de NAVO als geheel) in beginsel met ons handelen ook actief kunnen bijdragen aan de toename, dan wel de afname of het mogelijk voorkomen van dergelijke geopolitieke spanningen?

  • Erkennen de initiatiefnemers dat het in ieder geval denkbaar is dat de NAVO, en in het bijzonder het buitenlandbeleid van de grootste NAVO-bondgenoot, de VS, in de decennia na het einde van de Koude Oorlog ook heeft bijgedragen aan de gestelde «terugkeer» van geopolitieke spanningen? En zo ja, zijn hier ook lessen uit te trekken voor de toekomst?

De leden van de SP-fractie zijn voorts verbaasd in de beantwoording te lezen dat volgens de initiatiefnemers er «weinig verschil [kan] bestaan over de inschatting van het dreigingsniveau en de geëigende middelen om dit te adresseren»4, en hebben hierover de volgende vragen:

  • Is dit een normatieve (er zou geen verschil van mening hierover mogen bestaan) of een empirische (er is hierover feitelijk niet of nauwelijks verschil van mening) stelling? Is het niet juist zo dat hier voortdurend verschillen van inzicht over bestaan, zelfs als het soms zo is dat bepaalde opinies/ inschattingen dominant zijn?

  • Zijn de initiatiefnemers het met de leden van de SP-fractie eens dat zelfs als objectieve methoden zouden bestaan om het dreigingsniveau, of de geëigende middelen die te adresseren, vast te stellen, deze inschattingen in werkelijkheid ook altijd beïnvloed worden door politieke overwegingen?

  • Erkennen de initiatiefnemers dat bijvoorbeeld ten aanzien van de aard van de dreiging na 9/11, en ten aanzien van de vraag welke middelen ingezet dienden te worden om die dreiging te adresseren, de Amerikaanse regering onder president G.W. Bush, een hele andere «inschatting» maakte dan bijvoorbeeld de Duitse en Franse regeringen van destijds? En erkennen de initiatiefnemers dat ook ten aanzien van de huidige Russische dreiging er ook onder deskundigen belangrijke verschillen van inzicht bestaan?

De initiatiefnemers schrijven voorts in antwoord op de vragen van de leden van de SP-fractie over wat in hun ogen de relevantie is van het feit dat alleen al het Europese deel van de NAVO een veelvoud aan defensie uitgeeft dan Rusland dat «[w]aar de vergelijking van Defensie-uitgaven geen rekening mee houdt, is verschil dat China en Rusland beide een krijgsmacht onderhouden en de NAVO-landen 32 en dat met verschillende personeelskosten, materieelkosten, kosten voor vastgoed en andere belangrijke kostenposten voor de krijgsmachten».5 Deze leden erkennen dat dit feitelijk juist is – en dat er bij de Europese militaire capaciteiten zeker iets te winnen valt door meer samen te werken en zo fragmentatie tegen te gaan – maar vragen de initiatiefnemers of zij erkennen dat ondanks deze kostenverschillen, de krachtverhoudingen tussen Rusland enerzijds en het Europese deel van de NAVO anderzijds evenzogoed nog in het voordeel van de laatste uitvallen?

De leden van de SP-fractie wijzen erop dat op basis van de Military Database 2025 van het Internationaal Instituut voor Strategische Studies (IISS), het Europese deel van de NAVO niet alleen (meer dan) drie keer zoveel aan defensie uitgeeft maar ook beschikt over ongeveer 1,5 keer zo veel actieve troepen en over twee tot ruim drie keer relevant militaire land-, lucht- en zeematerieel.6 Zijn de initiatiefnemers het met de leden van de SP-fractie eens dat ook deze cijfers duiden op een militair overwicht van enkel al het Europese deel van de NAVO tegenover Rusland, laat staan de NAVO als geheel? En zo nee, waarom niet? En waarom wordt China hier in één adem met Rusland genoemd? Betekent dit dat de initiatiefnemers een uitbreiding van het NAVO-verdragsgebied richting de zogenaamde Indo-Pacific voorzien of wenselijk zouden vinden?

De leden van de SP-fractie merken in dit verband voorts op dat de initiatiefnemers in hun beantwoording spreken van bedreigingen van de NAVO die uitgaan van «autocratieën» en zouden graag willen weten welke autocratieën dat dan zijn volgens hen. De beantwoording spreekt in dit verband ook van «oorlogen die zij [sic] met agressie beginnen op ons continent».7 Wie zijn hier «zij», zo vragen deze leden? En zijn de initiatiefnemers het met hen eens zijn dat de NAVO zich zou moeten beperken tot het zich verweren tegen die machten die een directe bedreiging (kunnen) vormen voor het NAVO-grondgebied (verdragsgebied)?

In antwoord op de vragen van de leden van de SP-fractie met betrekking tot de mogelijke inperking van het materiele budgetrecht stellen de initiatiefnemers dat «de Kamer reeds andere financiële verplichtingen meerjarig aan [gaat] en staat toe dat de regering dat doet».8 Kunnen de initiatiefnemers een aantal voorbeelden geven van dergelijke verplichtingen, verplichtingen die boven de bevoegdheden van de begrotingswetgever uitgaan? En klopt het dat er momenteel voor geen enkele andere substantiële begrotingspost een wettelijk vastgelegd minimumpercentage van het BBP geldt en dat in die zin de in dit wetsvoorstel voorgestelde verankering nog zonder precedent is?

Ten slotte hebben de leden van de SP-fractie in het licht van actuele ontwikkelingen nog enkele vragen over de verwijzing naar de zogenaamde NAVO-norm van minimaal twee procent van het BBP als basis van dit wetsvoorstel (zoals vervat in artikel 2). Vinden de initiatiefnemers deze norm van twee procent een goede norm omdat het nu eenmaal de NAVO-norm is, of vinden zij dit ook intrinsiek een goede en redelijke (minimum) norm? En zo ja, vinden zij dat nog steeds? In hoeverre is voor hen wat de NAVO nodig of adequaat acht leidend voor hen? En zo ja, wat zou dan een verhoging van de bestaande norm, zoals nu verwacht wordt als uitkomst van de aanstaande NAVO-top in Den Haag, volgens de initiatiefnemers betekenen voor dit wetsvoorstel, en met name voor het in artikel 2 genoemde percentage? En wat zou volgens de initiatiefnemers nog de betekenis en waarde van dit wetsvoorstel zijn als de NAVO uit elkaar valt, doordat bijvoorbeeld de VS onder de regering Trump zich eruit terugtrekken of omdat juist het Europese deel eruit stapt?

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingshulp zien met belangstelling uit naar de nota naar aanleiding het tweede verslag en ontvangen deze graag binnen vier weken na vaststelling van dit tweede verslag.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingshulp, Petersen

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingshulp, Van Luijk


X Noot
1

Samenstelling:

Oplaat (BBB), Croll (BBB), Marquart Scholtz (BBB), Goossen (BBB), Van Gasteren (BBB), Karimi (GroenLinks-PvdA), Roovers (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Petersen (VVD) (voorzitter), Vogels (VVD), Van Ballekom (VVD), Van Toorenburg (CDA), Prins (CDA), Belhirch (D66), Moonen (D66), Van Strien (PVV), Koffeman (PvdD), Van Bijsterveld (JA21), Van Apeldoorn (SP), Huizinga-Heringa (CU) (1e ondervoorzitter), Dessing (FVD) (2e ondervoorzitter), De Vries (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)

X Noot
2

Kamerstukken I, 2024–2025, 36 353, C.

X Noot
3

Idem, blz. 8.

X Noot
4

Idem, blz. 10.

X Noot
5

Idem, blz. 10–11.

X Noot
6

Zie hiervoor de met hulp van de The Hague Center for Strategic Studies voor de NOS ontwikkelde vergelijkingstool: NOS, «Schaduwoorlog in volle gang, maar Russische invasie van NAVO-land «onwaarschijnlijk»», 29 maart 2025, https://nos.nl/artikel/2561513-schaduwoorlog-in-volle-gang-maar-russische-invasie-van-navo-land-onwaarschijnlijk.

X Noot
7

Kamerstukken I, 2024–2025, 36 353, C, blz. 11.

X Noot
8

Idem, blz. 13.

Naar boven